16. Bij de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding gaat het erom of dat beding, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort (artikel 3 lid 1 van de richtlijn). Hierbij moeten alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst worden meegewogen en alle andere bedingen van de overeenkomst, rekening houdend met de aard van de goederen of diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft, in aanmerking worden genomen. Daarbij moet worden uitgegaan van de datum waarop de kredietovereenkomst is gesloten. Irrelevant voor deze toets is dus de feitelijke toepassing en uitvoering van de bedingen, of een achteraf gegeven uitleg. Verder moet rekening worden gehouden met de toepasselijke regels van het nationale recht wanneer partijen geen regeling zouden hebben getroffen.
16. Het gaat aldus om de vraag of het rentebeding en het wijzigingsbeding het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen kunnen verstoren, ook al zou de verstoring alleen onder bepaalde omstandigheden tot uiting kunnen komen of zouden de bedingen in andere omstandigheden zelfs ten goede kunnen komen aan de consument.
16. Het gebrek aan transparantie van een beding betekent niet noodzakelijkerwijs dat het beding ook oneerlijk is. Wel is het gebrek aan transparantie, zoals hiervoor is overwogen, een indicator van oneerlijkheid die meeweegt bij de beoordeling.
16. Vooropgesteld wordt dat de in het rentebeding vermelde percentages niet meer dan momentweergaves zijn, die wanneer Interbank dat wil kunnen worden gewijzigd, gelet op het woordje ‘thans’. Nu er in de algemene voorwaarden een wijzigingsbeding staat, houdt dat beding verband met het rentebeding.
16. Als wordt gekeken naar de toepasselijke regels van het nationale recht die zouden hebben gegolden als partijen geen rentebeding en geen wijzigingsbeding zouden zijn overeengekomen, dan had Interbank uitsluitend wettelijke rente over het krediet in rekening mogen brengen. De wettelijke rente ter hoogte van hooguit enkele procenten op jaarbasis is aanzienlijk lager dan de overeengekomen kredietvergoeding, terwijl wijzigingen uitsluitend zouden zijn toegelaten bij wederzijdse instemming, of onder zeer bijzondere omstandigheden met een beroep op onvoorziene omstandigheden of de aanvullende of beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. De getroffen regeling tussen partijen, waarbij Interbank de vrije hand heeft in het eenzijdig wijzigen van de kredietvergoeding, met als enige beperking de krachtens de wet gestelde maxima (waarover hierna meer), is in dat opzicht dus aanzienlijk nadeliger voor de consument dan een regeling krachtens het nationale recht. Ook dit is een indicator van oneerlijkheid die meeweegt bij de beoordeling.
16. Met het wijzigingsbeding heeft Interbank zichzelf een bevoegdheid toegekend om zonder geldige grond, zonder opgaaf van redenen en ook zonder voorafgaande aankondiging de kredietvergoeding en daarmee dus hoogte van de betalingsverplichting van haar wederpartij op ieder moment eenzijdig aan te passen. De reden voor en de wijze van wijziging van de kredietvergoeding zijn niet transparant gespecificeerd, zodat de consument niet op basis van duidelijke en begrijpelijke criteria eventuele wijzigingen van de kredietvergoeding kan voorzien. Dat brengt een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen partijen teweeg, ten nadele van [eisers]
16. Anders dan Interbank betoogt, wordt de onevenwichtigheid niet gecompenseerd door de bevoegdheid van [eisers] de kredietovereenkomst te beëindigen bij een wijziging van de kredietvergoeding, alleen al omdat geen voorafgaande mededeling van een voorgenomen aanpassing van het tarief met vermelding van de gronden is overeengekomen, zodat er vanuit moet worden gegaan dat wijzigingen direct van kracht zijn. Gevolg daarvan is dat de consument geen redelijke bedenktijd heeft om te beslissen de kredietovereenkomst al dan niet voort te zetten. Evenmin heeft de consument de mogelijkheid om de kredietovereenkomst op te zeggen voordat de gewijzigde kredietvergoeding wordt doorberekend. Bovendien heerst er op de betrokken markt concurrentie en kunnen marktomstandigheden zodanig wijzigen dat het niet altijd haalbaar is om het krediet bij een andere kredietverstrekker onder te brengen, dan wel daarna nog te kunnen dragen. Ook zijn er tijd en niet te verwaarlozen kosten gemoeid bij het veranderen van een kredietverstrekker. Gelet op één en ander is voorzienbaar dat [eisers] niet onder alle omstandigheden daadwerkelijk gebruik kunnen maken van hun opzeggingsbevoegdheid, waardoor deze niet reëel is. Een reële opzeggingsbevoegdheid is echter wel vereist om onder de uitzondering van artikel 2 onder b van de bijlage van de richtlijn te vallen. In dit kader wordt verwezen naar overweging 54 van het RWE-arrest van het Europese Hof van Justitie, ECLI:EU:C:2013:180.
16. Interbank verwijst nog naar het arrest van het Hof Amsterdam (zie overweging 5). Het hof komt in dat arrest tot de conclusie dat de bedingen niet oneerlijk zijn, omdat (i) uit de bedingen volgt dat het dwingendrechtelijke maximum van de kredietvergoeding als bepaald in het Besluit Kredietvergoeding niet mag worden overschreden, waardoor de consument is beschermd en (ii) de contractanten de kredietovereenkomst op elk moment zonder boete of vergoeding verschuldigd te worden konden beëindigen. De kantonrechter volgt het hof niet in deze conclusie.