Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 maart 2022,
- de akte overlegging producties 1 tot en met 8 van [eiseres] ,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 11,
- het tussenvonnis van 1 juni 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 25 augustus 2022,
- de akte uitlating deskundigenbericht, tevens eisvermindering van [eiseres] met producties 9 en 10,
- de akte uitlating deskundigenbericht van [gedaagden] met producties 12 en 13,
- de antwoordakte na eiswijziging van [gedaagden]
2.De feiten
3.Het geschil
Ico > +10
dB c.q. Ln, T, A < 49dB(hierna slechts aangeduid als:
Ico > +10
dB), althans de voor dit soort woningen gebruikelijke geluidsnorm,
Ico > +10
dB, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere week dat [gedaagden] hieraan niet voldoet,
Ico > +10
dB,
Ico > +10
dBDat volgt uit het rapport van het geluidBuro. Voor zover deze stelling niet slaagt, verzoekt [eiseres] benoeming van een deskundige die onderzoekt of de vloer van [gedaagden] voldoet aan de te hanteren geluidsnorm van
Ico > +10
dBen welke aanvullende geluidsisolerende maatregelen door [gedaagden] moeten worden getroffen zodat de vloer voldoet aan deze norm.
4.De beoordeling
Ico > +10
dBde geluidsnorm is waaraan de vloer van [gedaagden] moet voldoen, omdat het een algemeen gangbare objectieve geluidsnorm is. [gedaagden] betwist dat
Ico > +10
dBals geluidsnorm moet gelden, omdat die norm hoger ligt dan de geluidsnorm die volgens haar geldt voor nieuwbouwwoningen van
Ico > +5
dB. Zij meent dat van haar niet kan worden gevergd dat zij een vloerconstructie van een oud pand uit 1901 in de staat brengt die nu van nieuwbouwwoningen wordt verlangd. De fysieke gesteldheid van het pand laat dat niet toe. Volgens [gedaagden] is er ook een andere oorzaak van de gestelde hinder, namelijk de gemeenschappelijke houten balkenconstructie in het pand. Vanwege die constructie kan nou eenmaal minder geluidsisolatie door [gedaagden] worden gerealiseerd en dat ligt buiten haar privégedeelte en verantwoordelijkheid. Daarom moet een lagere geluidsnorm worden gehanteerd, aldus steeds [gedaagden]
Ico > +10
dB, zoals [eiseres] aanvoert, kan niet worden aangenomen. Deze bedoeling blijkt niet uit de letterlijke tekst van de bepaling. Indien destijds beoogd was aansluiting te zoeken bij deze norm, dan had dat in de tekst van de bepaling opgenomen moeten worden. Er is ook geen grond om aan te nemen, en dat volgt ook niet uit de rechtspraak waarnaar [eiseres] heeft verwezen [4] , dat er een algemeen geldende norm van +10dB is die onder alle omstandigheden van toepassing is en geldt voor alle gesplitste woningen, ongeacht het bouwjaar. De vraag in welke geluidweringsklassen de vloer valt, is wel een omstandigheid die meeweegt bij de beantwoording van de vraag of sprake is van onredelijke of onrechtmatige hinder.
- welke normen er bestaan voor de isolerende waarde van vloeren en geluidoverlast in appartementen zoals die van [eiseres] en [gedaagden] ,
- wat de geluidsisolatiewaarde is die moet worden toegekend aan de vloer en het plafond tussen de appartementen van [eiseres] en [gedaagden] ,
- wat de invloed is van de houten balkenconstructie op de geluidsisolatiewaarde,
- of er verbeteringen in de geluidsisolatie mogelijk zijn, aan welke maatregelen [gedaagden] en [eiseres] dan moeten denken en wat dat aan geluidsisolatie zou opleveren.
5.De beslissing
- de deskundige dient
- de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen,
- partijen kunnen desgewenst binnen twee weken na dagtekening van de brief van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting,
- indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag,
- indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
binnen één weekna de datum van deze beslissing,
4 oktober 2023,