ECLI:NL:RBAMS:2023:1258

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
13.246702.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht; verkrachting en ontucht met minderjarige; deels voorwaardelijke jeugddetentie en niet-ontvankelijkheid benadeelde partij

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting en ontucht met een minderjarige, geboren in 2008. De feiten vonden plaats op 28 augustus 2022 te Lelystad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 200 dagen, waarvan 40 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een licht verstandelijke beperking en ADHD. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een gevaar vormt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen en dat behandeling noodzakelijk is. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze te laat was ingediend, wat in strijd was met een eerlijk proces. De rechtbank heeft tevens de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen gelast en de proeftijd verlengd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.246702.22
Parketnummers vorderingen: 13.112477.21 en 1332055121
Datum uitspraak: 1 maart 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2007,
wonende op het adres [adres] ,
thans gedetineerd te: [plaats detentie]

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.L.A. Ter Veer en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Bouwman, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [medewerkster Raad] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mevrouw [medewerkster WSS 1] en mevrouw [medewerkster WSS 2] , namens de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: WSS) en door de tante van verdachte naar voren is gebracht.
De benadeelde partij [slachtoffer] is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar zus, moeder, tante en mr. L. Noordanus, advocaat te Lelystad.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 28 augustus 2022 te Lelystad verkrachting van [slachtoffer] ;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 28 augustus 2022 te Lelystad ontucht met [slachtoffer] .
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De officier van justitieheeft geconcludeerd dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen en dat sprake is van eendaadse samenloop.
De raadsman van verdachteheeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Gelet op de aangifte, het zedenonderzoek, de DNA-resultaten en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank de ten laste gelegde verkrachting en ontucht wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt dat sprake is van eendaadse samenloop tussen de feiten.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 28 augustus 2022 te Lelystad, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] (13 jaar) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte,
-een mes aan voornoemde [slachtoffer] getoond en
-voornoemde [slachtoffer] proberen te vloeren en
-tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat ze haar kleren moest uittrekken en dat hij haar dood zou maken en ging neersteken, ook als ze het zou doorvertellen, en zij hem moest pijpen en
-de kleding van voornoemde [slachtoffer] uitgetrokken en
-een hand op de mond van voornoemde [slachtoffer] gehouden en
-voornoemde [slachtoffer] gedwongen zijn penis in haar mond te nemen en
- de handen om de keel van voornoemde [slachtoffer] gebracht en de keel van voornoemde [slachtoffer] dichtgeknepen en
-de benen van voornoemde [slachtoffer] uit elkaar geduwd
EN
heeft hij, verdachte, zijn penis in de vagina en anus en mond van voornoemde [slachtoffer] gebracht en heen en weer bewogen en heeft hij, verdachte, zijn tong in de vagina van voornoemde [slachtoffer] gebracht, zulks terwijl hij, verdachte, voornoemde handelingen heeft gefilmd;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 28 augustus 2022 te Lelystad, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2008, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten zijn penis in de vagina en anus en mond van
voornoemde [slachtoffer] heeft gebracht en heen en weer bewogen en zijn, verdachtes, tong in de vagina van voornoemde [slachtoffer] heeft gebracht;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitieheeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 200 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 40 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en onder de voorwaarden zoals geadviseerd door de hulpverlening.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht en de begeleiding dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
De raadsman van verdachteheeft verzocht aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de hulpverlening.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting en ontucht met zijn destijds dertienjarige nichtje. Verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit en persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Gezien het feit dat verdachte en het slachtoffer familie van elkaar zijn en zij zich in de woning van hun oma bevonden, had het slachtoffer zich veilig moeten voelen. Verkrachting is een zeer ernstig feit, dat bij het slachtoffer naast pijn en angst ook ernstige en vaak langdurige psychische problemen kan veroorzaken, zoals ook blijkt uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 november 2022 waaruit blijkt dat verdachte twee keer eerder is veroordeeld door de kinderrechter te Amsterdam tot deels voorwaardelijke werkstraffen en een leerstraf in verband met straatroven, een mishandeling en wapenbezit.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • Psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt door mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog, op 13 januari 2023;
  • rapport van de Raad opgemaakt op 13 februari 2023.
De
psycholoogkomt tot de volgende conclusie.
Het totaal IQ van verdachte is 65 (95% betrouwbaarheidsinterval, 6 1-73), een score op licht verstandelijk beperkt niveau.
Verdachte is al lang in beeld bij de hulpverlening. Het probleemgedrag dat verdachte laat zien kan verklaard worden uit een onveilige hechting, complexe traumatisering en een licht verstandelijke beperking.
In het onderhavige onderzoek wordt eveneens ADHD geconstateerd. Op het sociale domein loopt verdachte ver achter in zijn ontwikkeling en functioneert hij op kinderlijk niveau. Hij kan zich moeilijk verplaatsen in anderen en zijn mentaliserend vermogen is beperkt. Op het praktische domein functioneert hij nog op een kinderlijk afhankelijk niveau. Dergelijk forse intellectuele beperkingen brengen met zich mee dat hij complexe situaties en de gevolgen van zijn handelen niet goed kan overzien.
Er is bij verdachte sprake van een verstoord verlopen hechting. De hechtingsproblemen in combinatie met zijn beperkte intellectuele problemen brengen met zich mee dat hij zaken niet goed overziet en zich basaal onveilig voelt en anderen dus niet vertrouwt. Hij voelt zich voortdurend tekort schieten en hij kan zich niet goed aanpassen aan situaties, hetgeen zijn gevoelens van minderwaardigheid nog meer doen toenemen. Zijn lage zelfgevoel en beperkte verstandelijke capaciteiten maken hem verhoogd beïnvloedbaar en hij volgt dus al snel anderen. Zijn ADHD brengt met zich mee dat hij zijn toch al impulsieve houding nog forser wordt. De gewetensfunctie is slechts beperkt ontwikkeld en weinig stevig geïntegreerd en hij kan zich moeilijk in anderen verplaatsen. Hij ervaart hierdoor slechts beperkt gevoelens van schuld en spijt. Hij heeft een overlevingshouding aangeleerd, waarbij er sprake is van een egocentrisch perspectief.
DSM 5 classificatie
3 14.01 Aandachtsdeficientie-/hyperactiviteitsstoomis, gecombineerd beeld;
312.81 Normoverscbrijdend-gedragsstoomis, met begin in de kindertijd;
317 Licht verstandelijke beperking
Verdachte is niet goed in staat om opkomende seksuele impulsen te beheersen en in de uitleving ervan is hij egocentrisch en houdt hij geen rekening met de ander, die hij op instrumentele wijze gebruikt voor zijn lustbevrediging. Verdachte moet verstandelijk in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het tenlastegelegde in te kunnen zien. Hij kan echter als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek niet goed in staat worden geacht om zijn wil overeenkomstig voornoemd inzicht geheel in vrijheid te bepalen. Geadviseerd wordt om de tenlastegelegde feiten aan verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
Vooral in de huidige levensfase waarin verdachte zich bevindt spelen seksuele gevoelens een steeds grotere rol en gezien zijn geringe coping met betrekking tot dergelijke gevoelens zijn duidelijk risico’s met betrekking tot het uitleven van zijn seksuele impulsen. Het geheel overziend wordt de kans op herhaling van een seksueel delict als matig verhoogd ingeschat.
Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is behandeling geïndiceerd. De behandeling dient zich te richten op zijn seksueel grensoverschrijdende gedrag, welke is ingebed in bredere psychische problematiek namelijk ADHD, een gedragsstoornis en een licht verstandelijke beperking. Voornoemde psychische problematiek brengt gezien de ernst er van met zich mee dat thuisplaatsing niet meer mogelijk is. Aangewezen is plaatsing in een residentiele jeugdinstelling gericht op jongeren bij wie sprake is van een licht verstandelijke beperking in combinatie met een gedragsstoornis.
Voornoemde plaatsing kan plaatsvinden binnen civielrechtelijk kader, vooral omdat de intellectuele beperkingen op de voorgrond staan. Gezien de verhoogde beïnvloedbaarheid lijkt een plaatsing in een strafrechtelijke setting minder aangewezen, omdat dit een antisociale ontwikkeling mogelijk zou kunnen versterken, vooral in vergelijking met een civielrechtelijke plaatsing.
De
WSSheeft ter zitting verklaard dat er een intake is geweest bij Pluryn en dat de verwachting is dat op korte termijn duidelijk zal worden of verdachte daar geplaatst kan worden. Dit betreft een driemileusvoorziening in een bos met weinig prikkels. Als plan B is het zorgkantoor ingeschakeld. Mocht verdachte niet geplaatst kunnen worden bij Pluryn dan zal hij eerst geplaatst worden op een crisisplek en wordt vanuit daar verder gekeken. Het advies is om verdachte ergens te plaatsen waar hij de hulp krijgt die hij nodig heeft.
Ter zitting heeft
de Raadgepersisteerd bij het ingediende advies. Het is van belang dat verdachte gaat wonen op een plek die bij hem past. Het advies is tevens een contactverbod op te leggen met het slachtoffer.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De rechtbank overweegt dat verdachte inmiddels ruim vijf maanden gedetineerd is en dat de oriëntatiepunten ruimte laten om over te gaan tot het opleggen van een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank acht het echter wenselijk dat verdachte de hulp krijgt die hij nodig heeft. Uit de rapporten van de deskundigen blijkt dat bij verdachte sprake is van ernstige problematiek en kwetsbaarheid, waardoor (een langere) plaatsing in een justitiële jeugdinrichting schadelijk is voor zijn ontwikkeling. De rechtbank acht een plaatsing in een driemileusvoorziening binnen het civiele kader daarom noodzakelijk.
Ter zitting is gebleken dat verdachte (mogelijk) geplaatst zou kunnen worden bij Pluryn. De rechtbank zal daarom een gedeelte van de jeugddetentie in voorwaardelijke vorm opleggen, met daaraan verbonden de voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad, waaronder dat verdachte verblijft bij Pluryn of een soortgelijke instelling en meewerkt aan de hulpverlening die hem daar wordt geboden. Deze bijzondere voorwaarden worden zowel in het belang van verdachte als in het belang van de maatschappij geacht, omdat de oplegging hiervan het recidiverisico doen afnemen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Gelet hierop en gelet op de ernst van de problematiek bij verdachte en de inhoud van het rapport van de psycholoog waaruit blijkt van een matig verhoogde kans op herhaling van een seksueel delict, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 1.170,29 aan materiële schadevergoeding en € 20.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente, almede € 211,20 aan proceskosten.
De raadsvrouw van de benadeelde partijheeft ter zitting de vordering toegelicht en aangevoerd dat de vordering laat is ingediend vanwege technische problemen. Uit het overzichtsarrest van de Hoge Raad komt naar voren dat een vordering tot aan het requisitoir kan worden ingediend en dat zeer terughoudend moet worden omgegaan met het niet-ontvankelijk verklaren van vorderingen van een benadeelde partij.
De officier van justitieheeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij deels toe te wijzen.
De raadsman van verdachteheeft bezwaar gemaakt tegen de vordering en de vordering in zijn algemeenheid inhoudelijk betwist. De raadsman heeft aangevoerd dat een vordering benadeelde partij weliswaar op zitting nog kan worden ingediend, maar dat hij tot op de zitting niet op de hoogte was van de vordering en dat het gevolg van het late indienen is geweest dat hij de vordering benadeelde partij niet heeft kunnen voorbereiden en niet met verdachte heeft kunnen bespreken. De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft zich op 9 december 2022 gesteld en heeft pas de avond voor de zitting de vordering ingediend. Dit is in strijd met een eerlijk proces op basis van artikel 6 EVRM en tevens een onevenredige belasting van het strafproces. Dit zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij met betrekking tot haar vordering.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De rechtbank overweegt dat de Hoge Raad in haar overzichtsarrest (ECLI:NL:HR:2019:793) heeft gesteld dat met de mogelijkheid tot het instellen van een vordering door benadeelde partijen de wetgever heeft beoogd binnen het strafproces te voorzien in – kort gezegd – een eenvoudige en laagdrempelige procedure die ertoe leidt dat personen die schade hebben geleden als gevolg van een strafbaar feit zoveel mogelijk schadeloos worden gesteld. Indien echter de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van de rechter een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, kan de rechter bepalen dat die vordering in het geheel of ten dele niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij haar vordering, of het deel van de vordering dat niet-ontvankelijk is, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen (art. 361, derde lid, Sv).
De aldus voorziene eenvoudige procedure biedt aan de benadeelde partij en de verdachte niet dezelfde processuele waarborgen als een gewone civielrechtelijke procedure, onder meer omdat in de context van de strafrechtelijke procedure ingevolge art. 334 Sv slechts in beperkte mate plaats is voor bewijslevering. Dit bezwaar wordt echter in afdoende mate ondervangen door voornoemd art. 361, derde lid, Sv, welke bepaling mede in het licht van art. 6, eerste lid, EVRM aldus moet worden uitgelegd dat zij de strafrechter tot niet-ontvankelijkverklaring verplicht indien hij niet verzekerd acht dat beide partijen in voldoende mate in de gelegenheid zijn geweest om naar voren te brengen hetgeen zij ter staving van de vordering, onderscheidenlijk tot verweer tegen de vordering kunnen aanvoeren en, voor zover nodig en mogelijk, daarvan bewijs te leveren.
De rechtbank overweegt dat de vordering door de benadeelde partij is ingediend op 14 februari 2023, de dag voorafgaand aan de zitting, om 17:45 uur. Deze vordering is door de rechtbank zelf pas ontvangen in de ochtend voor de zitting en door de raadsman van verdachte zelfs pas gedurende de zitting. De vordering met bijlagen beslaat bijna 200 pagina’s.
Nu de raadsman van verdachte geen tijd heeft gehad om de vordering van de benadeelde partij voor te bereiden, deze niet met verdachte heeft kunnen bespreken en als gevolg daarvan geen onderbouwd standpunt heeft kunnen formuleren ten aanzien van de vordering benadeelde partij, terwijl de vordering ruim 20.000,- bedraagt, acht de rechtbank dat geen sprake is van ‘equality of arms’ en dat deze gang van zaken in strijd is met artikel 6, eerste lid EVRM.
De behandeling van de vordering benadeelde partij levert daarom volgens de rechtbank een onevenredige belasting van het strafproces op, omdat dit zou betekenen dat de strafzaak zou moeten worden aangehouden om de raadsman van verdachte voldoende voorbereidingstijd te gunnen. Vooral nu verdachte nog zeer jong is en gedetineerd is, acht de rechtbank dit zeer onwenselijk. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Ten aanzien van parketnummer 13.112477.21:
Bij de stukken bevindt zich de op 24 november 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13.112477.21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 24 september 2021 van de kinderrechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 20 uren, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De officier van justitieheeft gevorderd de voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer te leggen.
De raadsman van verdachteheeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen, omdat verdachte nog een taakstraf heeft openstaan en dan mogelijk sprake zou zijn van overbelasting. Daarnaast heeft verdachte ook al lange tijd in voorlopige hechtenis verbleven.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten. De rechtbank is van oordeel dat een consequentie moet volgen op het feit dat verdachte opnieuw veroordeeld wordt. De rechtbank verwacht niet dat bij de tenuitvoerlegging van een werkstraf van 20 uren sprake zal zijn van overvraging, vooral nu de Raad ter zitting heeft aangegeven dat verdachte deze taakstraf ook zou kunnen uitvoeren binnen de driemilieusvoorziening.
Ten aanzien van parketnummer 13.320551.21:
Bij de stukken bevindt zich de op 24 november 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13.320551.21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 21 maart 2022 van de kinderrechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 70 uren, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 30 uren niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De officier van justitieheeft gevorderd de voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer te leggen.
De raadsman van verdachteheeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen, omdat verdachte nog een taakstraf heeft openstaan en dan mogelijk sprake zou zijn van overbelasting. Daarnaast heeft verdachte ook al lange tijd in voorlopige hechtenis verbleven.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
De rechtbank ziet echter aanleiding om in plaats van de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel te bevelen de proeftijd te verlengen met één jaar. Van belang is daarbij dat de rechtbank tenuitvoerlegging van de werkstraf van 20 uren, zoals hierboven besproken, zal bevelen. Nu verdachte nog een werkstraf heeft openstaan van 36 uren en ook de hulpverlening opgestart zal moeten worden, acht de rechtbank de kans op overvraging bij toewijzing van beide vorderingen tenuitvoerlegging te groot. De proeftijd zal daarom worden verlengd met een jaar.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 55, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 242 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
verkrachting;
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
200 (tweehonderd) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 47 (zevenenveertig) dagen, van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat veroordeelde zal meewerken aan plaatsing bij Pluryn [locatie] of een soortgelijke instelling en meewerkt aan de behandeling en begeleiding binnen die instelling;
  • dat veroordeelde naar school gaat volgens het rooster;
  • dat veroordeelde meewerkt aan de aanvullende hulpverlening die de jeugdreclassering nodig acht;
  • dat veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2008.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer]niet-ontvankelijk in haar vordering.
Gelastde tenuitvoerlegging van de bij voornoemd vonnis d.d. 24 september 2021 opgelegde voorwaardelijke straf, zijnde een werkstraf voor de duur van 20 (twintig) uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen.
Verlengtde bij vonnis van 21 maart 2022 in de zaak met parketnummer 13.320551.21 bepaalde proeftijd met 1 (één) jaar.
Heftop het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K. Oldekamp-Bakker, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. G.S. Crince le Roy en M. Jeltes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Scherphof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 maart 2023.
[(...)]