ECLI:NL:RBAMS:2023:1061

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
13.309.625-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot Roemeense justitiële autoriteit

Op 22 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de 2e District Court of Bucharest op 25 oktober 2022. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB in behandeling genomen. De opgeëiste persoon, geboren in 1964 en gedetineerd in een penitentiaire inrichting, was niet verschenen op de eerdere zitting van 7 februari 2023 vanwege een onverwachte verplaatsing naar een andere inrichting. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 22 februari 2023 voortgezet, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk.

De rechtbank heeft de beslistermijn voor de overlevering vastgesteld op basis van de voorlopige aanhouding van de opgeëiste persoon op 26 november 2022. De rechtbank overweegt dat de signalering in SIS II dezelfde gevolgen heeft als een EAB, en dat de beslistermijn moet worden berekend vanaf de voorlopige aanhouding. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de detentieomstandigheden in Roemenië zijn beoordeeld en voldoende garanties zijn gegeven door de Roemeense autoriteiten.

De rechtbank concludeert dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon na overlevering, en dat de overlevering kan plaatsvinden voor het feit zoals omschreven in het EAB. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, en tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.309.625-22
RK nummer: 22/5150
Datum uitspraak: 22 februari 2023
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 oktober 2022 door
the 2nd District Court of Bucharestin Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[Opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [naam PI] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB zou op de zitting van 7 februari 2023 plaatsvinden. Ter zitting was aanwezig mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, mr. E. Kolokatsi, advocaat te Amersfoort, waren echter niet verschenen omdat zij de zitting niet hadden kunnen voorbereiden. De reden hiervoor was dat de opgeëiste persoon onverwachts naar een ander penitentiaire inrichting was verplaatst, waardoor de afspraak die was gemaakt om de zitting voor te bereiden geen doorgang kon vinden. Gelet daarop heeft de rechtbank het voorafgaand aan de zitting door de raadsvrouw ingediende aanhoudingsverzoek ingewilligd en het onderzoek ter zitting tot 22 februari 2023 geschorst.
De behandeling van het EAB heeft vervolgens plaatsgevonden op de zitting van 22 februari 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijnraadsvrouw en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Aanvang beslistermijn ex artikel 22 OLW

Ter zitting is door de rechtbank ambtshalve de aanvang van de beslistermijn aan de orde gesteld en hebben de raadsvrouw en de officier van justitie zich hierover uitgelaten.
De raadsvrouw heeft zich, zakelijk weergegeven, op het standpunt gesteld dat de aanvang van de beslistermijn start op het moment dat de opgeëiste persoon voorlopig is aangehouden, waardoor de beslistermijn al is verstreken.
De officier van justitie heeft, kort gezegd, onder verwijzing naar de relevante wetsartikelen in de Overleveringswet bepleit dat de beslistermijn start op het moment dat de opgeëiste persoon wordt aangehouden ingevolge artikel 21 OLW.
De opgeëiste persoon is op 26 november 2022 voorlopig aangehouden. Op 29 november 2022 heeft de rechter-commissaris de bewaring bevolen. De vertaling van het EAB is op 6 december 2022 ontvangen en vervolgens is op 16 december 2022 de voorlopige aanhouding omgezet in een aanhouding.
Ingevolge artikel 22, eerste lid, OLW vangt de beslistermijn aan op het moment van de aanhouding als bedoeld in artikel 21 OLW.
De rechtbank overweegt dat uit artikel 27 jo. 31 van het Besluit SIS II (Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007) volgt dat een in SIS II opgenomen signalering, waarbij een kopie van het originele EAB is gevoegd, dezelfde gevolgen heeft als een krachtens het Kaderbesluit 2002/584/JBZ uitgevaardigd EAB. Ook in dit geval was de signalering van de opgeëiste persoon in SIS II opgenomen, met daarbij gevoegd het originele EAB. Zolang echter geen Nederlandse of Engelse vertaling van het EAB is ontvangen, is niet voldaan aan artikel 2, vierde lid, OLW, zodat de opgeëiste persoon niet kan worden aangehouden op grond van artikel 21, eerste lid, OLW.
De rechtbank is echter van oordeel dat, nu de signalering dezelfde gevolgen heeft als een EAB, de beslistermijn - en de daarmee samenhangende termijn van vrijheidsbeneming - moet worden berekend vanaf het moment van de voorlopige aanhouding. Indien immers zou worden uitgegaan van de datum van omzetting van de voorlopige aanhouding in een aanhouding overeenkomstig artikel 21, derde lid, zou de beslistermijn en dientengevolge de termijn van overleveringsdetentie afhankelijk zijn van een min of meer toevallige omstandigheid (de snelheid van aanlevering van een vertaling). Dit acht de rechtbank niet alleen in strijd met artikel 31 Besluit SIS II, dat de gevolgen van een signalering als bedoeld in die bepaling niet afhankelijk maakt van de aanwezigheid van een vertaling, maar ook oneigenlijk en onwenselijk.
Nu SIS II in de plaats is getreden van SIS brengt een Unierechtconforme uitleg van artikel 4, eerste en vierde lid, OLW mee dat bij een voorlopige aanhouding op basis van een signalering in SIS II zoals bedoeld in artikel 31 Besluit SIS II de rechtbank uiterlijk zestig dagen na die voorlopige aanhouding uitspraak moet doen, behoudens verlenging van die termijn overeenkomstig artikel 22 OLW.
Het vorenstaande heeft naar het oordeel van de rechtbank tot gevolg dat in deze zaak de beslistermijn van 90 dagen op 23 februari 2023 verstrijkt.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
Court resolution handed down by Judecatoria Sectorului 2 Bucuresti (2nd District Court of Bucharest) on 14.09.2022, final by the resolution no. 634/23.09.2022 of Bucharest Court - Criminal Division I, based on which it was issued the pre-trial arrest warrant no. 114 of 14.09.2022. By the Pre-Trial Arrest Warrant No. 114 of 14.09.2022, the pre-trial arrest was ordered for a period of 30 days from the date of execution of the Pre-Trial Arrest Warrant
met zaaknummer 23085/300/2022.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Roemeens recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

5.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een strafbaar feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op het feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen.

6.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Standpunt van de verdediging

Zakelijk weergegeven heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd.
Blijkens door de opgeëiste persoon overgelegde informatie lijdt hij aan een hartkwaal. Niet is gebleken dat de opgeëiste persoon in Roemeense penitentiaire inrichtingen hiervoor adequate medische zorg zal kunnen krijgen. Dit wordt onderbouwd door het rapport van
the Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishmentvan april 2022 waaruit, kort gezegd, blijkt dat de gezondheidszorg in penitentiaire inrichtingen in Roemenië te wensen overlaat. Gelet daarop is het gevaar dat de opgeëiste persoon na overlevering aan Roemenië, ondanks de verstrekte garantie, een behandeling ten deel valt die in strijd is met artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (
hierna: Handvest), niet weggenomen. Om die reden wordt verzocht om de behandeling van het overleveringsverzoek aan te houden voor het stellen van nadere vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de, voor de opgeëiste persoon in het licht van zijn klachten benodigde, beschikbare gezondheidszorg in de inrichtingen waarin hij volgens de detentiegarantie mogelijk zal worden geplaatst.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gegeven detentiegarantie het algemene gevaar voor de opgeëiste persoon wegneemt. De medische informatie die is overgelegd dateert uit 2013 en bovendien bestaat in Roemeense penitentiaire inrichtingen de mogelijkheid om gezondheidszorg te krijgen.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd over de gezondheidsproblemen van de opgeëiste persoon, overweegt de rechtbank het volgende.
De onderbouwing van de gezondheidsproblemen is in het Roemeens opgesteld en dateert uit 2013. Alhoewel de rechtbank niet twijfelt aan het feit dat de opgeëiste persoon toen problemen aan zijn hart heeft gehad, is niet onderbouwd in hoeverre de opgeëiste persoon voor deze klachten thans nog medische behandelingen ondergaat of moet ondergaan. Gelet daarop komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van de vraag of er een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden met gezondheidsklachten in Roemeense penitentiaire inrichtingen het gevaar lopen om te worden onderworpen aan een onmenselijke behandeling wegens het uitblijven van adequate medische zorg.
Ten aanzien van de verstrekte garantie overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat uit de algemene detentieomstandigheden in Roemenië een reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel
4 Handvest voortvloeit voor personen die in een Roemeense penitentiaire instelling worden gedetineerd, met name vanwege de overbevolking in de penitentiaire instellingen. [4]
In het licht van het wederzijdse vertrouwen dat tussen de lidstaten moet bestaan en gelet op met name de termijnen die de uitvoerende rechterlijke autoriteiten krachtens artikel 17 van het Kaderbesluit zijn opgelegd voor de vaststelling van de definitieve beslissing tot uitvoering van een EAB, is de uitvoerende rechterlijke autoriteit enkel verplicht de detentieomstandigheden te onderzoeken in de penitentiaire inrichtingen waar, volgens de informatie waarover zij beschikt, deze persoon volgens een concreet voornemen zal worden gedetineerd, mede op tijdelijke of voorlopige basis. [5]
Nu sprake is van een vervolgings-EAB, staat niet vast of de opgeëiste persoon wordt veroordeeld en, zo ja, tot welke straf en in welk detentieregime hij terecht zal komen. Dit zijn onzekere toekomstige gebeurtenissen. Daarom kan niet van een concreet voornemen worden gesproken wanneer het gaat om plaatsing in een detentie-instelling na een eventuele veroordeling. De rechtbank zal daarom toetsen of de detentiegarantie afdoende is voor de detentie-instelling waar de opgeëiste persoon tijdens zijn voorlopige hechtenis hoogstwaarschijnlijk zal worden gedetineerd, namelijk
Bucureşti-Rahova Prison.
In de brief van 2 februari 2023 van
the Prison Chief Commissioner, Dan ALCHIN
General Manager of the National Administration of Prisons,staat het volgende:
Therefore, if [Opgeëiste persoon] is transferred to Romania and kept in the prison system in order to execute the remand warrant during the trial, he will most probably be kept in the Bucharest-Rahova Prison, in order to appear before the court at the hearings established by the judicial bodies of Bucharest, for which summonses were issued in his name.
(…)
Considering the perspective of implementing the measures included in the “Action Plan for the period 2020 - 2025, prepared in order to implement the pilot decision [naam 1] and others against Romania, as well as the decisions delivered in the group of cases [naam 2] against Romania”, as well as the number of prisoners under the National Prison Administration, following the criminal policies adopted by the Romanian State, the National Prison Administration guarantees the provision of a minimum personal space of 3 sq. m throughout the entire period of execution of the sentence, including the bed and related furniture, and excluding the space intended for sanitary facilities.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [6] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door de garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor het toestaan van de overlevering.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[Opgeëiste persoon]aan
the 2nd District Court of Bucharest(Roemenië) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 februari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie onder andere: rechtbank Amsterdam, 2 mei 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2629 en rechtbank Amsterdam, 27 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:463.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 87.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.