ECLI:NL:RBAMS:2023:1053

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
13/277793-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel van België, detentieomstandigheden en recht op een eerlijk proces

Op 22 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, België. De zaak werd behandeld in het kader van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 2000 en gedetineerd in een Belgische inrichting, in behandeling genomen. Tijdens de zitting op 28 december 2022 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar vertegenwoordigd door zijn raadsman. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en een tussenuitspraak gedaan op 11 januari 2023, waarin werd geconcludeerd dat er een individueel reëel gevaar bestond voor onmenselijke of vernederende behandeling in België, wat in strijd zou zijn met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Na het verkrijgen van garanties van de Belgische autoriteiten over de detentieomstandigheden, heeft de rechtbank op 14 februari 2023 de behandeling voortgezet. De rechtbank heeft de verstrekte garanties beoordeeld en geconcludeerd dat het reële gevaar voor onmenselijke behandeling was weggenomen. De raadsman voerde aan dat de opgeëiste persoon het risico liep op schending van het recht op een eerlijk proces door stakingen in de gevangenis, maar de rechtbank oordeelde dat er geen algemeen reëel gevaar was voor schending van dit recht in België. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/277793-22
RK nummer: 22/4676
Datum uitspraak: 22 februari 2023
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 oktober 2022 door de rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen (België), hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 28 december 2022
Het EAB is behandeld op de zitting van 28 december 2022. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Hij heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn raadsman, mr. E.M. Steller, advocaat in Schiphol.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tussenuitspraak 11 januari 2023
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 11 januari 2023 het onderzoek heropend in verband met de detentieomstandigheden in België. De rechtbank heeft geconcludeerd dat sprake is van een individueel reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest) voor de opgeëiste persoon in detentie in België. Omdat bij wijziging van de omstandigheden dit gevaar alsnog zou kunnen worden uitgesloten, heeft de rechtbank de beslissing over de overlevering aangehouden om op de volgende zitting te onderzoeken of die eventuele wijziging in de omstandigheden zou zijn opgetreden. De rechtbank heeft daartoe een redelijke termijn gesteld van maximaal 60 dagen. [3]
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen om die reden ook met 60 dagen verlengd. [4]
Zitting 14 februari 2023
De behandeling van het EAB is met instemming van de officier van justitie en de raadsman voortgezet op de zitting van 14 februari 2023 in de stand waarin het onderzoek zich bij sluiting op de zitting van 28 december 2022 bevond. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.L.E. Mcgivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Hij heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn raadsman.

2.Tussenuitspraak gedeeltelijk herhaald en ingelast

Wat de rechtbank in de rubrieken 2, 3, 4, 5 en 6 van de tussenuitspraak heeft overwogen over respectievelijk:
  • de identiteit van de opgeëiste persoon;
  • de grondslag en inhoud van het EAB;
  • de genoegzaamheid;
  • de strafbaarheid; feit vermeld op bijlage I bij de OLW, en
  • de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW,
wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd. [5]

3.Artikel 11 van de OLW

3.1
Detentieomstandigheden
Verstrekte garantie
Na de tussenuitspraak heeft het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken - Centrale autoriteit bij brief van
7 februari 2023 de volgende garantie gegeven:
“ Ter beantwoording van het verzoek om een individuele detentiegarantie (…) betreffende de detentieomstandigheden waaraan [opgeëiste persoon] ( [geboortedag] 2000) zal worden onderworpen (…) verstrek ik u de volgende informatie.

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Antwerpen indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.

In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair. De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel inclusief vast meubilair en sanitair is 11m2.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillend dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”

De raadsman stelt zich op het standpunt dat nog elke woensdag door het personeel wordt gestaakt in de gevangenis in Antwerpen en de verstrekte garantie daaraan voorbij gaat. Om die reden is de nu voorliggende garantie nog steeds onvoldoende om het individuele reële gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon in detentie in België weg te nemen. De overlevering moet daarom worden geweigerd.
De officier van justitie vindt dat de recent verstrekte garantie het individuele reële gevaar op onmenselijke of vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon in detentie in België wegneemt. De rechtbank heeft inmiddels in meerdere uitspraken gelijkluidende garanties voldoende bevonden.
Oordeel van de rechtbank
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld op dit moment een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in alle detentie-instellingen in België worden onderworpen aan een onmenselijke behandeling gelet op de detentieomstandigheden(ECLI:NL:RBAMS:2022:7536).
In de tussenuitspraak van 11 januari 2023 in deze zaak heeft de rechtbank geoordeeld dat op dat moment sprake was van een individueel reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon in detentie in België.
Zoals deze rechtbank eerder heeft geoordeeld (zie bijvoorbeeld de uitspraak van
28 december 2022 [6] ) gaat de rechtbank op dit moment uit van de nader geboden zekerheid in de hiervoor weergegeven individuele detentiegarantie. [7] De rechtbank is, gelet op deze garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde reële gevaar op onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden in de zin van artikel 4 van het Handvest hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Dat in de garantie niet met zoveel woorden wordt ingegaan op stakingen door het gevangenispersoneel maakt dit niet anders.
De detentieomstandigheden in België leveren gelet op het voorgaande op dit moment geen beletsel meer op voor overlevering dan wel voor het gevolg geven aan het EAB.
3.2
Eerlijk proces
De raadsman voert verder aan dat door de stakingen in de gevangenis in Antwerpen de opgeëiste persoon het risico loopt niet naar zittingen te worden vervoerd. Hij zou dan geen eerlijk proces krijgen. De overlevering moet ook daarom worden geweigerd.
De officier van justitie vindt dat ten aanzien van België geen sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van het recht op een eerlijk proces.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank begrijpt de raadsman zo dat de opgeëiste persoon na overlevering aan België een reëel gevaar loopt op schending van het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 47 van het Handvest en dat de rechtbank daarom, gelet op artikel 11 van de OLW, geen gevolg aan het EAB moet geven.
Met de officier van justitie stelt de rechtbank vast dat ten aanzien van België op dit moment geen sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van het recht op een eerlijk proces (voor gedetineerde personen). Wat de raadsman heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. De raadsman heeft namelijk geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens overgelegd waaruit een dergelijk algemeen reëel gevaar volgt. Gelet daarop komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van het individuele gevaar voor de opgeëiste persoon van een dergelijke schending.

4.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

5.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 van de OLW.

6.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen (België) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. R. Godthelp en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 februari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie artikel 11 van de OLW.
4.Zie artikel 22, eerste, derde en zesde lid van de OLW.
5.Een afschrift van de tussenuitspraak is aan deze uitspraak gehecht.
7.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.