Op 14 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan België op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een vrijheidsstraf van 40 maanden, waarvan nog 1.199 dagen resteerden. De opgeëiste persoon, geboren in Letland, was gedetineerd in Nederland en heeft de Letse nationaliteit. Tijdens de openbare zitting op 31 januari 2023 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en zijn raadsman, mr. A.J.M. Bommer, voerde verweer aan tegen de overlevering op basis van de detentieomstandigheden in België.
De verdediging stelde dat er een reëel gevaar bestond voor onmenselijke of vernederende behandeling na overlevering, verwijzend naar eerdere uitspraken van de rechtbank. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat de detentieomstandigheden in België geen belemmering voor de overlevering vormden. De rechtbank oordeelde dat de individuele detentiegarantie die door de Belgische autoriteiten was verstrekt, voldoende waarborgen bood om het risico op onmenselijke behandeling uit te sluiten. De rechtbank baseerde haar oordeel op de garantie dat de opgeëiste persoon in een detentie-instelling zou worden geplaatst die voldoet aan internationale standaarden, inclusief voldoende leefruimte en toegang tot gezondheidszorg.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank besloot de overlevering toe te staan, waarmee de opgeëiste persoon aan het hof van beroep Antwerpen kan worden overgeleverd voor de feiten zoals vermeld in het EAB.