ECLI:NL:RBAMS:2022:946

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
13/751696-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de voorwaarden voor het uitvaardigen van een Europees aanhoudingsbevel door de Griekse autoriteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 februari 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Parket van het Hof van Hoger Beroep in Larisa, Griekenland. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft een persoon die wordt verdacht van strafbare feiten in Griekenland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het proces heeft meerdere zittingen gekend, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanwezig waren. Tijdens de zittingen zijn er vragen gerezen over de evenredigheid van het EAB en of deze door een Griekse rechter is getoetst. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen de beslissing van de officier van justitie om het EAB uit te vaardigen, en dat de evenredigheid niet door een rechter is beoordeeld. Dit leidt tot de conclusie dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. De rechtbank heeft het geschorste bevel tot overleveringsdetentie opgeheven en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751696-17 (EAB II)
RK nummer: 17/5500
Datum uitspraak: 17 februari 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 29 augustus 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 april 2017 door het Parket van het Hof van Hoger Beroep van Larisa (Griekenland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Griekenland) op [geboortedag] 1966,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 11 december 2018
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 11 december 2018. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.M. Hof, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Griekse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft de gevangenneming bevolen en met onmiddellijke ingang geschorst.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om de IND te bevragen of de opgeëiste persoon zijn verblijfsrecht zou verliezen naar aanleiding van de feiten waarvoor overlevering wordt gevraagd.
Zitting 4 juni 2019
De behandeling van de vordering is, met toestemming van partijen, in gewijzigde samenstelling voortgezet op de openbare zitting van 4 juni 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw en door een tolk in de Griekse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en direct tussenuitspraak gedaan, waarbij het onderzoek is heropend en voor onbepaalde tijd is geschorst om de officier van justitie in gelegenheid te stellen de in de tussenuitspraak gestelde vragen betreffende de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
Zitting 19 maart 2021
De behandeling van de vordering is, met toestemming van partijen, in gewijzigde samenstelling voortgezet op de openbare zitting van 19 maart 2021. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw en door een tolk in de Griekse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting bij tussenuitspraak van 31 maart 2021 heropend en voor onbepaalde tijd geschorst, om de officier van justitie in gelegenheid te stellen de in de tussenuitspraak gestelde vragen betreffende de procedureregels over de evenredigheidstoets van EAB’s voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Zitting 3 februari 2022
De behandeling van de vordering is, met toestemming van partijen, in gewijzigde samenstelling voortgezet op de openbare zitting van 3 februari 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw en door een tolk in de Griekse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Griekse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van drie arrestatiebevelen:
Arrestatiebevel nr. 1/7-1-2014 van de Onderzoeksrechter A Kamer – Rechtbank van Eerste Aanleg van Larisa.
Arrestatiebevel nr. 27/2-6-2015 van de Onderzoeksrechter van de C Kamer – Rechtbank van Eerste Aanleg van Larisa.
Arrestatiebevel nr. 2/21-1-2016 van de Onderzoeksrechter van de B Kamer – Rechtbank van Eerste Aanleg van Larisa.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Grieks recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Rechterlijke toetsing voorwaarden uitvaardigen EAB

Het EAB is uitgevaardigd door het Parket van het Hof van Hoger Beroep in Larisa. De nationale aanhoudingsbevelen zijn uitgevaardigd door een rechter.
In een tussenuitspraak van 27 mei 2020, waarin eveneens sprake was van een door een officier van justitie uitgevaardigd EAB, heeft de rechtbank geoordeeld dat het Griekse openbaar ministerie kan worden aangemerkt als uitvaardigende rechterlijke autoriteit in de zin van artikel 6, eerste lid, Kaderbesluit EAB en dus als uitvaardigende justitiële autoriteit in de zin van de OLW. [1]
In de onderhavige zaak heeft de rechtbank op basis van de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 9 januari 2020 kunnen opmaken dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen het uitvaardigen van een EAB, zoals reeds geoordeeld in de tussenuitspraak van 31 maart 2021. Dat liet echter – ondanks het meermaals bevragen van de Griekse justitiële autoriteit – de vraag open of op enig ander moment de voorwaarden voor de uitvaardiging van dat EAB, en met name de evenredigheid ervan, door een rechter zijn getoetst dan wel kunnen worden getoetst, zodat in de tussenuitspraak van 31 maart 2021 de volgende vraag is geformuleerd:
Gelden er in Griekenland wettelijke procedureregels die bepalen dat, nu geen beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie om een Europees aanhoudingsbevel uit te vaardigen, de voorwaarden voor het uitvaardigen van dit EAB, en met name de evenredigheid ervan, door een rechter worden getoetst?
Naar aanleiding van deze vraag is door de
Hellenic Republic Public Prosecutor’s Office of the Larissa Court of Appealper brief van 11 mei 2021 onder meer de volgende informatie verstrekt:
The public prosecutor of the Court of Appeal, who, as mentioned above,
is the competent judicial authority for issuing a European arrest warrant if their
district has territorial jurisdiction to try the offence for which the arrest and
surrender of the person concerned are requested, shall check, in accordance with
the law, the conditions necessary for issuing the EAW and, in particular, whether
it is justified in accordance with the principle of proportionality. In the present
case, European arrest warrant No 59/28.4.2017 (EAW) was lawfully issued by
the public prosecutor of the Court of Appeal of Larissa on the basis of the above
national arrest warrants issued and kept in force by judges, in accordance with
the procedural safeguards required by Greek law (CJEU, 13 January 2021, C-
414/20, PPU MM, CJEU, 1 June 2016, C-241/15, Bob-Dogi). Furthermore, the
public prosecutor of the Court of Appeal of Larissa, as the only competent judicial
authority, issued the EAW in question taking into account, in accordance with the
principle of moral proof (Article 177 of the Code of Criminal Procedure) all the
evidence and the seriousness of the acts attributed to the person sought, the
alleged continued commission by him of tax offences for a period of more than
4 years, with considerable financial loss for the State, the international transfer of a substantial amount of money to three other countries through the financial
sector, with the aim of hiding and concealing the person's income, and for tax
evasion. Moreover, without an identified residence in Greece, there was the
inevitable consequence that criminal proceedings against him were suspended
in three serious cases. The issuing of an EAW under these criteria does not, in
our opinion, incur any breach of the principle of proportionality in view of the
seriousness of the offences attributed to the person sought, together with the
sufficient period of time that has elapsed since they were committed, and his
irrevocable referral to the competent courts in order to be tried for these offences,
as well as his continuing status of having absconded.
In view of the above, when our department was informed, pursuant to the
letter ref. 1020/26834/15-α of 31 January 2017 from the Trikala Security
Department, that the person sought is a permanent resident in the town of
[woonplaats] , in the Netherlands, at a specific address, it was deemed necessary
and fully in accordance with the principle of proportionality to issue an EAW, with
a view to securing his arrest and bringing him before the relevant Greek courts.
Therefore, it is concluded from the above that the public prosecutor of the
Court of Appeal of Larissa, as competent judicial authority for the issuing of the
EAW, reviewed the proportionality of issuing the European arrest warrant
No 59/28.4.2017, while the above related national arrest warrants, on which this
is based, were reviewed based on the principle of proportionality by judges, both
at the issuing, as well as at their retention as enforceable at previous procedural
stages.
Door het Internationaal Rechtshulpcentrum Amsterdam (IRC) is hierop de volgende vraag gesteld aan de Griekse uitvaardigende justitiële autoriteit:
In another Greek surrender case, concerning a EAW issued by a public prosecutor of the Public Prosecutor’s Office of the Court of Appeal of Evia, the issuing authority informed us that, before the issuing of the EAW, a judge sent a letter to the public prosecutor, in which the judge considered that the issuing of a EAW would be proportionate and requested the public prosecutor to issue a EAW.
Do I understand correctly that in the case of [de opgeëiste persoon] , no such letter has been sent by a judge?
Op deze vraag is per brief van 30 juni 2021 het volgende geantwoord:
Following your above e-mail, via which we are informed of the document of the
Public Prosecutor's Office of Amsterdam, the Netherlands, with reference number
2017026794 dated 24-6-2021, in which a question is raised regarding the execution of the European Arrest Warrant (EAW) of the Prosecutor of the Court of Appeals of Larissa with No. 59/28-4-2017, against the above mentioned in subject Greek citizen [de opgeëiste persoon] , born on [geboortedag] 1966 in [geboorteplaats] , we refer to our previous document dated 11-3-2021 and addressed to the competent Authorities of the Netherlands, in which we analyze the exclusive competence of the Appellate Prosecutor as a Judicial Authority for the issuance of a European Arrest Warrant (EAW), without the need for prior instruction or request or letter from a Judge.
In addition, as we have repeatedly pointed out, the above-mentioned European
Arrest Warrant with No. 59/28-4-2017 was issued by the Appellate Prosecutor of Larissa, in the context of his jurisdiction and institutional independence, in appropriate proportion to the gravity and criminal value of the defendant's actions, in conjunction with his ongoing fugitiveness.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB, nu er geen evenredigheidstoets heeft plaatsgevonden door een rechter met betrekking tot het uitvaardigen van het EAB.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. Er heeft geen proportionaliteitstoets plaatsgevonden door een rechter. De zaak is daarmee vergelijkbaar met de uitspraak van de rechtbank van 23 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:731, waarin zich een dergelijke situatie voordeed.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering tot het in behandeling nemen van dit EAB.
De rechtbank concludeert, op basis van de aanvullende informatie van de Griekse autoriteiten, dat de evenredigheid van het EAB niet getoetst is door een Griekse rechter, noch dat deze toets dient plaats te vinden door een Griekse rechter. Daarmee is niet voldaan aan het vereiste van de mogelijkheid om de beslissing van de officier van justitie om een EAB uit te vaardigen, voorwerp te laten uitmaken van een beroep in rechte dat volledig voldoet aan de door een effectieve rechterlijke bescherming gestelde eisen.

5.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van dit EAB.
HEFT OPhet – geschorste – bevel overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 februari 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam 27 mei 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:2758.