4.3Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft hiertegen aangevoerd, onder verwijzing naar de arresten XD, YC en ZBvan het HvJ, dat het onderhavige EAB voldoet aan de vereisten zoals gesteld in die arresten. Het aan het EAB ten grondslag liggende nationale aanhoudingsbevel is afkomstig van een rechtbank, namelijk:
the First Instance Court of Thessaloniki, ratified by the president of the Court of Appeal of Thessaloniki.
Voorts blijkt uit informatie die in 2019 in twee andere Griekse overleveringszaken is verstrekt dat er in Griekenland geen sprake is van een aanwijzingsbevoegdheid.
In de eerste zaak is door het
EJN Contact Point for Greecegesteld:
“
Responding to your fax dated 19-06-2019 regarding the independence of Greek Prosecutors, please find attached a compilation of replies (Greece) included compiled by Eurojust with the assistance of the national authorities.”
De genoemde compilatie bevatte de volgende tekst.
“
Articles 87 of the Greek Constitution and 24 of the Law 1756/1988 guarantee a genuinely independent status for the Judiciary.
According to art. 24 par. 4c of Law 1756/1988:
“Prosecutors in the execution of their duties and the expression of their views act independently, abiding by the law and their own consciousness” and they are never exposed to the risk of being subject to any subject matter directions or instructions by the executive.
We underline, that, according to domestic legislation the recommendations issued by the hierarchical superior prosecutors must not be linked to the substance of the relevant criminal case, as, according to art. 24 of Law 1756/1988 par. 4a & 5:
The Prosecution is organised as a unified hierarchical structure under the direction of the Prosecutor General (the Head of the Greek prosecutors) but only “… general orders or recommendations in relation to the exercise of the public prosecutors duties can be legally provided by: a) the General Prosecutor to all prosecutors of Greece; b) the Prosecutor to the Appeals PPO and the Prosecutor to the Court of First Instance PPO to all prosecution officials subjected to the jurisdiction of the Prosecutor to the Appeals PPO and the Prosecutor to the Court of First Instance PPO respectively.””
In de tweede zaak hebben de Griekse autoriteiten op 10 september 2019 bij monde van de advocaat-generaal bij het Ressortsparket Larisa informatie verstrekt naar aanleiding van vragen van de rechtbank over de volgende onderwerpen:
Maakt het Griekse openbaar ministerie deel uit van de strafrechtspleging?
Is het openbaar ministerie onderworpen aan aanwijzingen van de uitvoerende macht?
Welke rechtsmiddelen bestaan tegen de beslissing tot uitvaardiging van een EAB?
De informatie behelst het volgende:
“
1) Aangaande de 1e vraag
In overeenstemming met de volgende bepalingen van artikel 32 van het oude Wetboek van Strafvordering, dat van kracht was tot 30-6-2019:
“1. Geen oordeel van het strafhof in een openbare zitting of in een raad en geen beschikking van een onderzoeksrechter is geldig, tenzij de officier van justitie voorafgaand is gehoord.
2. De officier van justitie is verplicht de hoorzitting bij te wonen voor de duur van de procedure.
4. De officier van justitie is altijd verplicht, mondeling of schriftelijk, gemotiveerde voorstellen en specifieke verzoeken in te dienen en mag dit niet aan het oordeel van de rechtbank of de onderzoeksrechter overlaten.”
In overeenstemming met de volgende bepalingen van artikel 138 en 139 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, dat van kracht is vanaf 1-7-2019:
“Artikel 138:
1. Voorafgaand aan elke beslissing of beschikking van de rechter die tijdens de procedure in de hoorzitting vastgesteld wordt, nemen de officier van justitie en de aanwezige partijen het woord in overeenstemming met de wetsbepalingen. De uitspraken van de gerechtelijke raad en de beschikkingen van de onderzoeksrechter worden vastgesteld na een schriftelijk voorstel van de officier van justitie, die deze mondeling bepleit wanneer zijn verschijning in de raad door de wet wordt bepaald...
2. De overtreding van het vorige lid impliceert de nietigheid van de beslissing, de uitspraak en de beschikking.
Artikel 139
1. De beslissingen, de strafrechtelijke bevelen en de uitspraken, evenals de beschikkingen van de onderzoeksrechter en van de officier van justitie, moeten specifiek en grondig worden gemotiveerd, terwijl de veroordeling en de verwijzende uitspraak ook het artikelnummer van het strafrecht dat van toepassing is moeten vermelden. Enkel en alleen het herhalen van de bewoordingen van de wet is niet voldoende voor de motivering.
2. Zonder uitzondering is een motivering vereist bij alle beslissingen, uitspraken en beschikkingen, ongeacht of dit nu speciaal door de wet verplicht is of dat ze definitief of bij wege van tussenvordering zijn of dat de vaststelling ervan overgelaten wordt aan het onderscheidende, vrije of ongecontroleerde oordeel van de rechter die ze heeft uitgevaardigd.”
Uit deze bepalingen blijkt duidelijk dat de deelname van de Officier van Justitie aan de strafrechtspraak door de Griekse wetgeving als verplicht is vastgesteld met gemotiveerde voorstellen en beschikkingen die, in het geval dat hij dit nalaat, zelfs rechterlijke uitspraken ongeldig maken.
Aangaande de 2e vraag
De Officieren van Justitie, gebaseerd op artikel 87 van de Griekse Grondwet, artikel 27 van de oude (tot 30-6-2019) en nieuwe (vanaf 1-7-2019) Wetboek van Strafvordering en artikel 24 van het Wetboek van de Organisatie voor Rechtbanken en Gerechtsfunctionarissen (Wet 1756/1988), hebben functionele en persoonlijke onafhankelijkheid en zijn bij de uitoefening van hun taken alleen onderworpen aan de Grondwet en de wetten van de staat en niet aan de uitvoerende macht.
Aangaande de 3e vraag
In de bepalingen van de artikelen 4-8 van de Wet 3251/2014, die de voorwaarden en de procedure voor het uitvaardigen van een Europees Arrestatiebevel regelt, is er geen mogelijkheid om in beroep te gaan tegen het Europees Arrestatiebevel.
Daarbij geldt echter het volgende:
A) Als de tenlastelegging een arrestatiebevel van de onderzoeksrechter (die een Rechter is) betreft, de Raad voor de rechterlijke macht die alleen uit Rechters bestaat en, in uitzonderlijke gevallen, de president van het Gerechtshof (ook raadsheer), en nadat de Officier van Justitie van de Arrondissementsrechtbank of de advocaat-generaal gehoord is, besluit de geldigheid van het arrestatiebevel te handhaven of in te trekken (ongeacht of de Europese versie is bijgevoegd) (artikelen 315 lid 2 en 308 A lid 4 van het oude Wetboek van Strafvordering en respectievelijk ook artikelen 315 lid 2 en 309 lid 4 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering).
In het Europees Arrestatiebevel met nummer 59/2017 en bij sub (b) staan de relevante gerechtelijke handelingen vermeld die de arrestatiebevelen van de Onderzoeksrechter bevestigen.
B) Zelfs als een Griekse rechterlijke beslissing onherroepelijk en dus uitvoerbaar is geworden omdat de termijn voor het instellen van hoger beroep is verstreken, zoals in het geval van Europees arrestatiebevel met nummer 36/2019 met de beslissing voor titel van tenuitvoerlegging met nummer 16787.18.6.2018 van de uit drie leden bestaande Arrondissementsrechtbank van Larisa, heeft de veroordeelde - gezochte persoon het recht om een beroep te laat in te stellen bij de bevoegde rechtbank in overeenstemming met artikel 474 lid 2 van het oude Wetboek van Strafvordering en ook artikel 474 lid 4 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering met als reden overmacht of onoverkomelijke belemmering die hebben geleid tot het verlaat indienen (op basis van de algemene procedure-principe: “Niemand is gehouden tot het onmogelijke") en als de Rechtbank hen gerechtvaardigd acht, gelast deze de voortgang van de procedure door de zaak in tweede aanleg te onderzoeken. Daarentegen, als het Hof de aangedragen redenen niet aanvaardt en het hoger beroep wegens de late aard van de actie niet-ontvankelijk verklaart, heeft de veroordeelde het recht om hiertegen in beroep te gaan bij de Hoge Raad op grond van artikel 476 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering.
Het zoeken naar een veroordeelde persoon in overeenstemming met de procedure van het Europees Arrestatiebevel is geen procedureel obstakel voor de veroordeelde - gezochte persoon die zijn hierboven beschreven rechten wil uitoefenen.”