In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 december 2022 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Circuit Court in Olsztyn, Polen, op 14 juni 2017. De opgeëiste persoon, geboren in 1994 in Polen, was niet aanwezig tijdens de zitting op 8 december 2022, maar zijn raadsvrouw was wel aanwezig, zij het niet gemachtigd. De rechtbank constateerde dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, wat betekende dat er geen grondslag meer was voor gevangenhouding.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Het EAB vermeldt dat er twee aanhoudingsbevelen zijn en dat de overlevering wordt verzocht in verband met een strafrechtelijk onderzoek naar vermoedelijke strafbare feiten volgens Pools recht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, oplichting zijn, en dat er voldaan is aan de eisen van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW.
Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat er in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het recht op een eerlijk proces, maar dat de opgeëiste persoon geen bewijs heeft geleverd dat dit gevaar een concrete invloed zal hebben op zijn strafzaak. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.