ECLI:NL:RBAMS:2022:8155

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
13/255757-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Belgisch Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot opgeëiste persoon

Op 28 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout, België. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1994, die wordt verdacht van informaticacriminaliteit. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld op een openbare zitting op 14 december 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M. Diependaal, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door haar raadsman, mr. R. Malewicz.

De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak over de overlevering met 30 dagen verlengd. De identiteit van de opgeëiste persoon is bevestigd, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de Belgische autoriteiten een garantie hebben gegeven voor de terugkeer naar Nederland na een eventuele veroordeling. De raadsman heeft echter zorgen geuit over de detentieomstandigheden in België, verwijzend naar een rapport van het Europees Comité ter voorkoming van foltering (CPT), dat wijst op overbevolking en onvoldoende zorg in Belgische gevangenissen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke behandeling, de eerder gegeven detentiegarantie nog steeds geldig is. De rechtbank heeft de beslissing over de overlevering aangehouden en zal de zaak opnieuw behandelen binnen een termijn van 60 dagen. De rechtbank heeft ook de gevangenhouding van de opgeëiste persoon met 60 dagen verlengd. De zaak zal opnieuw op zitting worden gepland, waarbij de rechtbank de mogelijkheid van wijziging in de omstandigheden zal onderzoeken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/255757-22
RK nummer: 22/4550
Datum uitspraak: 28 december 2022
TUSSEN-
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 oktober 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 mei 2022 door het Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 december 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door haar raadsman, mr. R. Malewicz, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [1]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel tot aanhouding bij verstek dat is uitgevaardigd door Onderzoeksrechter K. Helsen van de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout (België) van 27 mei 2022 (referentienummer: 2022/059).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 11, te weten:
informaticacriminaliteit
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Haar overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo zij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, zij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Het Parket van de procureur des Konings Antwerpen, afdeling Turnhout (België) heeft op 30 november 2022 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar NEDERLAND van de door u over te leveren stateloos onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar NEDERLAND zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Detentieomstandigheden in België

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft verzocht om de zaak aan te houden en verwijst daarbij naar het recent uitgebrachte rapport van het Europees Comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (hierna: CPT) van 29 november 2022. In dit CPT-rapport worden opnieuw zorgen geuit over de detentieomstandigheden, waarin ook specifiek Antwerpen wordt genoemd, de omgeving van waaruit dit EAB is uitgevaardigd. Het CPT-rapport spreekt specifiek over de zorgen over overbevolking en
understaffing,dat nog steeds een groot probleem is. Een ander nieuw probleem is dat de detentie begint te lijken op isolatie. Gedetineerden verblijven 23 uur per dag op hun cel en er zijn niet voldoende activiteiten buiten de cel, waaronder arbeid. Het CPT-rapport stelt ook dat de onderbezetting in detentie-instellingen er toe leidt dat de toegang tot de medische dienst onder een acceptabel niveau zakt. Dit geldt ook voor de toegang tot medische data. Als er stakingen zijn onder het personeel in Belgische detentie-instellingen, wordt niet meer aan de garanties voldaan om aan een bepaalde basis te voldoen in het kader van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Het CPT-rapport roept op om hier nogmaals aandacht aan te besteden. De situatie is onmiddellijk in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), wanneer wordt gekeken naar het
factsheetover artikel 3 van het EVRM. Met name het 23 uur per dag op cel verblijven en het gebrek aan activiteiten, kan een schending opleveren van artikel 3 EVRM. Daarentegen hebben we een algemene detentiegarantie ontvangen van de Belgische autoriteiten. Uit de jurisprudentie blijkt dat deze detentiegarantie nog altijd geldig is. Die garantie is echter afgegeven voor de situatie dat er te weinig celruimte beschikbaar is. Nu speelt ook de nieuwe omstandigheid dat sprake is van isolatie door onderbezetting. Dit is een nieuwe schending, dus is er een nieuwe detentiegarantie nodig. De andere garantie ondervangt alleen twee andere aspecten, waarbij niet het nieuwe CPT-rapport in acht is genomen. De raadsman heeft ter onderbouwing van zijn standpunt een stuk overgelegd waarbij wordt verwezen naar een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Muršić vs. Kroatië, waarin wordt vastgesteld dat 23 uur per dag in een cel zitten niet voldoet aan de basisvoorzieningen. De raadsman heeft daarom verzocht om aanhouding van het onderzoek in het licht van artikel 11 OLW voor het verkrijgen van een nieuwe detentiegarantie, die tevens ziet op de tijd die wordt gespendeerd buiten de cel, waarborgt dat de opgeëiste persoon niet 23 uur per dag opgesloten in de cel verblijft en ingaat op het gebrek aan dagbesteding.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft daartegen aangevoerd dat er geen reden is om de zaak aan te houden, omdat in het nieuwe CPT-rapport niets staat wat de rechtbank niet al wist, namelijk dat er zorgen zijn over de detentieomstandigheden. Het CPT-rapport is gepubliceerd op 29 november 2022, maar het bezoek waar het rapport op ziet vond plaats in december 2021. Hierna is er nog op andere manieren aandacht gevraagd voor de situatie in Belgische detentie-instellingen. In een andere zaak met als uitspraakdatum september, is een rapport naar voren gebracht van juni 2022 van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen, waarbij ook werd gemeld dat er zorgen zijn over de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft, ondanks dat zij bekend was met deze informatie, vastgesteld dat er nog steeds een reëel gevaar bestaat op onmenselijke behandeling, maar geoordeeld dat zij nog steeds uitgaat van de geboden zekerheid in de algemene detentiegarantie. [2] Deze algemene detentiegarantie is nog steeds geldig en volstaat om het individuele reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling weg te nemen. De overlevering kan worden toegestaan.
Oordeel van de rechtbank
6.1
Eerder heeft de rechtbank geoordeeld dat in België weliswaar een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van grondslapers, waardoor de minimale persoonlijke ruimte van 3 m2 in een meerpersoonscel niet meer is gewaarborgd, maar dat de algemene detentie-garantie van 9 september 2021, afkomstig van de Directeur-generaal bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, toereikend is om het voornoemde reële gevaar weg te nemen.
6.2
De rechtbank heeft inmiddels kennis genomen van het recent uitgebrachte rapport van het Europees Comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (hierna: CPT) van c naar aanleiding van bezoeken aan Belgische detentie-instellingen in de periode van 2 tot 9 november 2021 en de reactie van de Belgische regering van 29 november 2022 daarop.
De rechtbank heeft onder meer acht geslagen op de volgende passages uit het uitsluitend in de Franse taal opgestelde CPT-rapport:
10. Comme il ressort de ce qui précède, toutes les prisons visitées étaient suroccupées à des degrés divers (entre 107% pour la prison de St-Gilles et 203% pour la prison d’Ypres), certaines à tel point qu'il n'y avait pas assez de lits pour tous les détenus (voir paragraphe 18 ci-dessous). En effet, la surpopulation restait un problème majeur (et de longue date) affectant l'ensemble du système pénitentiaire belge, avec un taux d'occupation moyen de 106% en Wallonie et en Région Bruxelles-Capitale et de 120% en Flandre. La population carcérale, après une baisse temporaire à environ 9 400 au début de la pandémie de Covid-19, s'élevait à environ 10 800 au moment de la visite et le Directeur Général de l'Administration pénitentiaire a exprimé l'opinion qu'elle atteindrait 11 000 d'ici la fin de 2021.
13. En revanche, la violence entre personnes détenues était un problème récurrent dans les établissements visités, comme l'ont également reconnu les directions et certains membres du personnel. Ce problème était clairement lié à la surpopulation (en particulier les conflits entre codétenus dans les cellules où il y avait plus de prisonniers que de lits) et aux manques d’effectifs et à la présence insuffisante du personnel (en particulier dans le cas de confrontations physiques entre détenus dans les grandes cours d'exercice extérieures).
17. Pour ce qui est des conditions matérielles dans les prisons visitées, les cellules étaient dans l'ensemble convenablement équipées (lits simples ou superposés avec literie complète, armoires, étagères, tables ou bureaux, chaises, souvent des réfrigérateurs et des téléviseurs) et suffisamment éclairées et aérées. La plupart d'entre elles disposaient également d'annexes sanitaires; cependant, comme par le passé, dans la grande majorité des cellules, les annexes n'étaient pas cloisonnées ou seulement partiellement (parfois avec des cloisons de fortune en tissu).
En outre, la délégation a relevé l’obsolescence généralisée dans les prisons visitées (notamment dans les prisons de Lantin et de Saint-Gilles, avec des fuites de tuyaux et de robinets, des prises électriques et des sonneries endommagées, etc.). Qui plus est, la propreté laissait souvent à désirer, ce qui était très préoccupant en ce qui concerne les cellules des annexes psychiatriques.
21. Dans l'ensemble, cependant (à l'exception positive de la prison d'Ypres), la grande majorité des détenus, en particulier les prévenus, n'avaient pratiquement aucune activité organisée hors de leur cellule et passaient jusqu'à 23 heures par jour dans leur cellule à regarder la télévision, à écouter la radio, à lire ou à jouer à des jeux d'ordinateur ou de société. Leurs seules autres distractions étaient l'exercice quotidien en plein air (une à deux heures par jour) et les visites occasionnelles à la salle de sport . La surpopulation, la pénurie de personnel pénitentiaire et les grèves n'ont guère contribué à améliorer cette situation.
23. Les dotations et les temps de présence du personnel soignant étaient clairement insuffisants dans les prisons visitées, surtout en ce qui concerne les médecins généralistes.
(…)
Cette situation, ainsi que les fréquentes pénuries de personnel pénitentiaire dues à
l'absentéisme et aux grèves dans les prisons (voir paragraphes 40 et 42 ci-dessous), ont entraîné des
retards dans l'accès aux soins primaires et spécialisés (notamment dentaires et psychiatriques).
40. S’agissant des effectifs du personnel pénitentiaire, la situation est restée difficile dans toutes les prisons visitées (à l'exception de la prison d'Ypres où la situation en matière de personnel était satisfaisante). En raison des nombreux postes vacants et d'un important taux d'absentéisme (principalement dû à des congés de maladie, parfois prolongés), le nombre réel d'agents de surveillance présents dans les zones d'hébergement des détenus au cours d'une même période de travail pouvait être extrêmement faible. Par exemple, il pouvait y avoir seulement 25 membres du personnel de surveillance présents dans n'importe quelle équipe de travail à la prison d'Anvers (population 737), 40 à la prison de St-Gilles (population 899 et jusqu'à 36 à la maison d’arrêt de la prison de Lantin (accueillant 460 prévenus au moment de la visite).
6.3
De rechtbank leidt uit de hiervoor aangehaalde passages uit het CPT-rapport af dat niet alleen sprake is van toenemende overbevolking maar ook van een groot gebrek aan personeel waardoor het geweld tussen gedetineerden toeneemt, gedetineerden (mogelijk) tot 23 uur per dag op hun cel blijven en er vrijwel geen georganiseerde activiteiten buiten hun cel plaatsvinden. Bovendien blijkt uit het rapport dat de benodigde zorg niet wordt geboden terwijl er telkens korte stakingen zijn gedurende welke de eerder afgesproken “guaranteed services” niet geleverd worden.
Daarnaast blijken de toiletten in de cel vaak niet of niet deugdelijk afgeschermd te zijn, en de gevangenissen verouderd en niet schoon te zijn. In de antwoorden van de Belgische regering op het CPT-rapport van 29 november 2022 laat de Belgische regering in het midden hoe het feitelijk zit met de overbevolking, het personeelsbestand en de verlening van medische en psychiatrische zorg. In de antwoorden wordt volstaan met verwijzingen naar de reeds genomen of nog te nemen maatregelen, maar wordt geen inzicht geboden in de effectiviteit van die maatregelen en de actuele stand van zaken.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de eerdere algemene detentie-garantie, die vooral betrekking heeft op de
personal spacevan 3 m2 - in combinatie met de ‘grondslapersproblematiek’ - en de sanitaire omstandigheden, niet langer toereikend is. De situatie met betrekking tot de grondslapers zal volgens de reactie van de Belgische regering op het CPT-rapport niet voor april 2023 zijn opgelost, terwijl naar nu blijkt de overbevolking is toegenomen, het gebrek aan personeel niet is opgelost en de overige detentie-omstandigheden niet voldoen aan de vereisten. De reactie van de Belgische regering op het CPT-rapport nemen de zorgen niet weg. De rechtbank ziet voorts thans, op basis van de informatie waarover zij nu beschikt, geen aanleiding aan te nemen dat de situatie in de andere, niet door het CPT bezochte gevangenissen in relevante mate afwijkt van de door het CPT beschreven omstandigheden. Het algemene gevaar strekt zich dus uit over alle detentie-instellingen in België, zodat ook om die reden de eerdere algemene detentiegarantie niet langer toereikend is. [3]
De rechtbank merkt hierbij (ten overvloede) op dat de problemen in de Belgische gevangenissen in recente mediaberichten bevestigd worden. Zo heeft de rechtbank kennisgenomen van een artikel uit de Belgische krant De Standaard van 25 november 2022. De kop van het artikel luidt: “
Directeurs komen in opstand tegen toestand in hun gevangenis. ‘
We worden gedwongen mensenrechten te schenden’”.Uit het artikel van De Standaard blijkt dat het aantal gedetineerden in België weer is gestegen tot 11.300 terwijl na een lang conflict met de vakbonden is afgesproken dat het aantal gedetineerden onder de 10.000 diende te blijven. De gevangenisdirecteuren sluiten zich met hun brandbrief aan bij de vakbonden, die wekelijks stakingen organiseren om de toestand aan te klagen.
6.4
Er is dus sprake van een individueel reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon. De mogelijkheid bestaat echter dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling alsnog kan worden uitgesloten. [4]
De rechtbank zal de beslissing over de overlevering daarom aanhouden en tijdens de aanhouding nagaan of een wijziging in de omstandigheden optreedt. De rechtbank stelt de in artikel 11, vierde lid, OLW bedoelde redelijke termijn in deze zaak vast op maximaal 60 dagen. Binnen deze termijn zal de vordering opnieuw op een openbare zitting worden behandeld.
6.5.
Op basis van artikel 22, zesde lid, OLW, verlengt de rechtbank de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW, met 60 dagen, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding met 60 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
6.6.
Wanneer binnen de in rechtsoverweging 6.4. gestelde redelijke termijn geen wijzigingen in de omstandigheden zijn opgetreden, zal aan het verzoek tot overlevering ingevolge artikel 11, eerste lid, OLW, geen gevolg worden gegeven.
6. Evenredigheid en artikel 7 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (family life)
De raadsman heeft verweer gevoerd op de evenredigheid van het EAB en heeft zich op het standpunt gesteld dat overlevering in dit specifieke geval geen gerechtvaardigde inbreuk is op
family life. De raadsman heeft verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden teneinde te laten onderzoeken of er – voor de opgeëiste persoon minder ingrijpende – alternatieven mogelijk zijn door vragen te stellen aan de Belgische autoriteiten.
Gelet op het feit dat de beslissing over de overlevering van de zaak wordt aangehouden op grond van artikel 11 OLW, zal de rechtbank een eventuele beslissing over de evenredigheid van het EAB en over de vraag of in deze zaak overlevering een gerechtvaardigde inbreuk maakt op het recht op ‘
family life’ als gewaarborgd in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het daarmee corresponderende artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de EU (Handvest) ook aanhouden.

7.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting tot een nader te bepalen zittingsdatum en -tijd.
HOUDT AANde beslissing over de overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout (België).
VERLENGTde termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, zesde lid, OLW met zestig dagen, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding met zestig dagen op grond van artikel 27 lid 3 OLW.
BEPAALTdat de vordering opnieuw op zitting moet worden gepland uiterlijk 14 dagen vóór 16 maart 2023, het einde van de verlengde beslistermijn.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan haar raadsman.
Aldus gedaan door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 december 2022.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.Artikel 11, tweede lid, OLW.