ECLI:NL:RBAMS:2022:8145

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
13/169448-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot een Poolse verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 december 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering was ingediend door de officier van justitie op 8 juli 2022 en betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1986 in Polen, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de zaak behandeld in meerdere zittingen, waarbij de opgeëiste persoon niet aanwezig was, maar zijn raadsvrouw wel. Tijdens de zittingen is vastgesteld dat de oproep aan de opgeëiste persoon rechtsgeldig was betekend, ondanks zijn ontkenning van de ontvangst van een adresinstructie van de Poolse autoriteiten.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Het EAB is uitgevaardigd door het Circuit Court of Tarnobrzeg en betreft een vrijheidsstraf van één jaar en vier maanden, waarvan nog één jaar, drie maanden en 28 dagen resteert. De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 OLW, die door de raadsvrouw was ingeroepen, verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon was, omdat hij op de hoogte was van de strafzaak en de procedure. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat aan de wettelijke eisen was voldaan en er geen weigeringsgronden waren.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/169448-22
RK nummer: 22/3461
Datum uitspraak: 13 december 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 juli 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 mei 2022 door
the Circuit Court of Tarnobrzeg, Criminal Division II(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 14 september 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 september 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Wel is zijn raadsvrouw, mr. H.A.F.C. Tack, advocaat te Amsterdam verschenen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voor bepaalde tijd geschorst, omdat de oproeping nietig is.
Zitting 29 september 2022
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 29 september 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. G.P. Sholeh. Als gemachtigd raadsvrouw van de opgeëiste persoon is aanwezig mr. H.A.F.C. Tack, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd geschorst, omdat de oproeping nietig is.
Zitting 29 november 2022
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 29 november 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is niet aanwezig ter zitting. De oproep is aan zijn laatst bekende adres betekend, maar de opgeëiste persoon blijkt daar niet meer te verblijven. De oproep is vervolgens aan het openbaar ministerie betekend. Als gemachtigd raadsvrouw van de opgeëiste persoon is aanwezig mr. H.A.F.C. Tack, advocaat te Amsterdam. Nu de oproep rechtsgeldig is betekend en de aanwezig raadsvrouw door de opgeëiste persoon gemachtigd is voor hem op te treden, heeft de rechtbank de vordering behandeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22, eerste en derde lid, OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor overleveringsdetentie.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgmentvan
the District Court of Stalowa Wola(Polen)
in case file No II K 160/20van
13 November 2020.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en vier maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar, drie maanden en 28 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is en verzoekt de rechtbank om niet af te zien van die weigeringsgrond. Zij heeft hierbij verwezen naar haar pleitnota die zij heeft overgelegd tijdens de zitting van 29 september 2022. De opgeëiste persoon ontkent de verklaring van de Poolse autoriteiten dat hij een instructie heeft gekregen om een wijziging van zijn adres op te geven. Er zit bovendien geen ondertekende adresinstructie in het dossier, terwijl deze in andere zaken wel is meegestuurd. De raadsvrouw heeft daarom primair verzocht om de overlevering te weigeren. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de zaak aan te houden om alsnog dit ondertekende document op te vragen, omdat op dit moment kan niet worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces. Daarnaast merkt de raadsvrouw op dat de opgeëiste persoon – ondanks de rechtsgeldige oproeping door een OM-betekening – waarschijnlijk niet van deze zitting af weet. Het is daarom wenselijk dat de zaak wordt aangehouden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er aanleiding is om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW. Er is geen sprake van een schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon, omdat uit de aanvullende informatie van 30 augustus 2022 blijkt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de feiten waarvan hij werd verdacht alsmede van de omstandigheid dat er een strafrechtelijke procedure tegen hem liep en hij eventuele adreswijzigingen moest opgeven. In eerdere uitspraken heeft uw rechtbank bepaald dat de enkele ontkenning van de opgeëiste persoon geen reden is om aan de informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit te twijfelen. Er is dan ook geen reden om de zaak aan te houden om nadere vragen te stellen. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de overlevering toe te staan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
In de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 30 augustus 2022 staat vermeld dat de opgeëiste persoon tijdens het vooronderzoek een adres heeft opgegeven en dat hij er in persoon op is gewezen dat hij - ingevolge artikel 139 van het Poolse wetboek van strafvordering - eventuele adreswijzigingen moet doorgeven. Hij is daarbij ook gewezen op de gevolgen indien hij dit niet zou doen. De oproeping is op 21 september 2020 verstuurd naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval geen sprake van schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon. Gelet op deze omstandigheden kan worden aangenomen dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de feiten waarvan hij werd verdacht, alsmede dat hij er rekening mee moest houden dat er een vervolging tegen hem zou worden ingesteld en dat hij daarover officiële correspondentie zou ontvangen op het door hem opgegeven adres. Er is daarom geen sprake van een schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon omdat, zo hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. Dat de opgeëiste persoon ontkent deze adresinstructie te hebben gekregen, dan wel dat deze getekende instructie niet door de Poolse autoriteiten is meegestuurd is, gelet op het wederzijdse vertrouwen waarop het systeem van het EAB berust, onvoldoende om aan deze informatie te twijfelen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om dit document alsnog op te vragen. Ook ziet de rechtbank geen reden om de zaak aan te houden, omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte zou zijn van deze zitting. De opgeëiste persoon is in deze overleveringsprocedure verhoord door de officier van justitie, waardoor kan worden vastgesteld dat op de hoogte is dat deze overleveringsprocedure in Nederland tegen hem loopt. Van de opgeëiste persoon kon daarom verwacht worden dat hij stappen ondernam om zichzelf op de hoogte te houden van de procedure, door bijvoorbeeld contact op te nemen met zijn raadsvrouw.
Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.

5.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [1]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [2]

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 8 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
the Circuit Court of Tarnobrzeg, Criminal Division II(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 13 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
2.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (