ECLI:NL:RBAMS:2022:8129

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
13/221076-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van een Belgisch Europees Aanhoudingsbevel met aandacht voor detentieomstandigheden en evenredigheidsverweer

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 november 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Belgische autoriteiten. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1994, die de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in België beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende garanties zijn dat de opgeëiste persoon na veroordeling in België zal terugkeren naar Nederland om zijn straf daar uit te zitten. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België onderzocht en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling, mits de opgeëiste persoon in een cel wordt geplaatst die voldoet aan de normen van de Europese Raad. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft verzocht om de overlevering te weigeren, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de evenredigheid van het EAB is getoetst door de uitvaardigende autoriteit en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die een weigering rechtvaardigen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, omdat aan de eisen van de Overleveringswet is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/221076-22
RK nummer: 22/4114
Datum uitspraak: 8 november 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 september 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 juni 2022 door de
Onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Mechelen(België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres], [plaats]
opgegeven verblijfadres: [verblijfadres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 25 oktober 2022.
Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie
mr. C.L.E. Mcgivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een op 8 juni 2022 door de
Onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Mechelenbij verstek uitgevaardigd bevel tot aanhouding.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 11 en 20, te weten:
Informaticacriminaliteit
Oplichting
Uit het EAB volgt dat op de feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Haar overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo zij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, zij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Procureur de Koningste Antwerpen heeft op 12 oktober 2022 de volgende garantie gegeven:
“Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar NEDERLAND van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon].
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar NEDERLAND zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 22 juni 2021 [1] is de rechtbank in een andere zaak tot het oordeel gekomen dat er in België een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van grondslapers, waardoor de minimale persoonlijke ruimte van 3 m2 in een meerpersoonscel niet meer is gewaarborgd, alsmede waar sprake is van niet-afgeschermde toiletten in meerpersoonscellen. De detentie-instellingen waar hiervan sprake is, zijn: Antwerpen, Gent, Brugge, Oudenaarde, Hasselt, Dendermonde en Mechelen.
De rechtbank stelt vast dat er bij brief van 9 september 2021, afkomstig van de Directeur-generaal bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, een algemene detentiegarantie is gegeven:
Als algemene regel, kunnen in België de volgende algemene waarborgen gegeven worden bij een overlevering in het kader van de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel:
- De overgeleverde persoon zal in een cel worden opgesloten waarvan de oppervlakte en de inrichting beantwoordt aan de normen van het CPT van de Europese Raad (minimum 3m2). Dit zowel wanneer hij alleen verblijft in een cel als wanneer hij een daarvoor aangepaste en grotere cel deelt met een andere persoon.
- De sanitaire blokken, doorgaans voorzien van een wasbak en toilet, zijn afgescheiden van de rest van de cel door een muur of door een scherm. Soms is er ook een douche voorzien. In dat geval is het sanitair complex afgescheiden van de rest van de cel.
Eerder in deze brief is ten aanzien van gevangenissen waar gedetineerden op een extra matras slapen, ofwel waar de ‘grondslapers-problematiek’ zich voordoet, over de celruimte en de sanitaire blokken de volgende opmerking gemaakt:
Bovendien garanderen wij dat in de gevangenissen waarin dit fenomeen zich voordoet, er zal op toegezien worden dat de overgeleverden niet zullen worden opgesloten in een dergelijke afdeling zodat de overgeleverde personen ten minste over 3 m2 personal space beschikken exclusief de sanitaire blokken.
In de uitspraak van 7 oktober 2021 [2] heeft de rechtbank overwogen dat de hiervoor genoemde brief van de Belgische autoriteiten van 9 september 2021 in elke overleveringszaak geldig is, zoals de Belgische autoriteiten in bedoelde brief hebben bevestigd, en dat het om die reden niet noodzakelijk is dat voor elke individuele opgeëiste persoon een detentiegarantie wordt opgevraagd.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [3] De rechtbank is van oordeel dat het reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling dat zij ten aanzien van voornoemde penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. De detentieomstandigheden staan dan ook niet aan overlevering in de weg.

7.Evenredigheid

Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw verzoekt de overlevering te weigeren nu het uitvaardigen van het EAB een te zwaar middel is. De opgeëiste persoon heeft tot nu toe alle medewerking aan het opsporingsonderzoek verleend en zij is in Nederland in het bijzijn van de Belgische politie gehoord door de Nederlandse politie en zij heeft een bekennende verklaring afgelegd.
De terbeschikkingstelling van de opgeëiste persoon aan de Belgische justitie dient gelet hierop geen onderzoeksbelang meer en bovendien heeft het uit het werkproces halen van de opgeëiste persoon vrij dramatische gevolgen voor haar sociale leven.
Standpunt van de officier van justitie
De evenredigheidstoets van het EAB vindt plaats door de uitvaardigende lidstaat en heeft in dit geval ook plaatsgevonden. De overlevering kan dan ook worden toegestaan.
Oordeel van de rechtbank
In lijn met eerdere uitspraken van de rechtbank dient voor de vraag of sprake is van (on)evenredigheid van de overlevering een onderscheid gemaakt te worden tussen de zogenoemde stelselevenredigheid van de Overleveringswet en de evenredigheid in een concreet geval. Het stelsel van de Overleveringswet is, op de voet van het daaraan ten grondslag liggende Kaderbesluit, gebaseerd op het uitgangspunt dat het gebruik van de bevoegdheden tot overlevering, in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, niet verder gaat dan nodig is om de doelstelling van het Kaderbesluit te verwezenlijken. Daarbij is het in beginsel aan de uitvaardigende autoriteit om de evenredigheid van het uitvaardigen van een EAB te toetsen. Gelet hierop kan een beroep op de onevenredigheid van een EAB slechts onder uitzonderlijke omstandigheden slagen. Dergelijke omstandigheden zijn door de raadsvrouw niet aangedragen. Het verweer wordt verworpen.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Mechelen(België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 8 november 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Amsterdam 22 juni 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3243.
2.Rb. Amsterdam 7 oktober 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:5759.
3.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak