ECLI:NL:RBAMS:2022:8047

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
C/13/714613 / HA ZA 22-191
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens schending van afnameverplichting en overname van werknemer in het kader van een uitzendovereenkomst

In deze zaak vordert IBC Europe B.V. dat Cai Chen B.V. wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 44.569,12, vermeerderd met wettelijke handelsrente. De vordering is gebaseerd op de stelling dat Cai Chen niet heeft voldaan aan de verplichting om receptionisten van IBC Europe in te lenen voor haar hotel, alsook de verplichting om een specifieke werknemer, [naam 4], over te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat IBC Europe en Cai Chen in 2010 een overeenkomst hebben gesloten voor het uitlenen van receptionisten. IBC Europe stelt dat Cai Chen deze verplichtingen niet is nagekomen, wat heeft geleid tot schade. Cai Chen betwist echter dat er een afnameverplichting bestond en stelt dat de overeenkomst niet verplichtte tot het inlenen van personeel, maar dat dit afhankelijk was van de behoefte van Cai Chen. De rechtbank oordeelt dat IBC Europe niet heeft aangetoond dat er een verplichting tot afname bestond en wijst de vordering af. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat Cai Chen niet verplicht was om [naam 4] over te nemen, omdat deze werknemer het aanbod van Cai Chen niet heeft aanvaard. De rechtbank wijst de vorderingen van IBC Europe af en veroordeelt haar in de proceskosten van Cai Chen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/714613 / HA ZA 22-191
Vonnis van 2 november 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IBC EUROPE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. S.K. Tuithof te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CAI CHEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. R. van Viersen te Utrecht.
Partijen zullen hierna IBC Europe en Cai Chen genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 januari 2022, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties, en
  • het tussenvonnis van 25 mei 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald, en
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 september 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
IBC Europe exploiteert een uitzend- en uitleenbureau en handelt mede onder de naam Recolo. Cai Chen exploiteert een hotel genaamd Heart of Amsterdam aan de Oudezijds Achterburgwal 118-120 te Amsterdam.
2.2.
Op 19 februari 2010 sloten IBC Europe en Cai Chen een overeenkomst (hierna: de overeenkomst) die zag op het uitlenen van receptionisten door IBC Europe aan Cai Chen ten behoeve van haar hotel. De overeenkomst luidde voor zover van belang als volgt:
Recolo outsourcing agreement
(…)
Article A: SERVCES
1.
Recolo horeca uitzendbureau will deliver suitable and reliable staff with good references.
(…)
Article E: AGREED SERVICES
1.
Recolo will supply all night and day receptionists.
2.
The reception shifts are always 8 hours.
3.
The hotel manager is the only person that does not work through Recolo allowed to cover reception shifts.
4.
Recolo will provide all employees for breakfast.
Article F: PAYMENT OF THE STAFF
Every month, the client will check and sign an hour form of each employee with the total amount of hours that the employees have worked during the month.
For single assignments, it will be done right after finishing each assignment.
1.
The hour form will be controlled and signed by the manager twice a month: each 23rd of the month and on the last day of the month.
2.
De client will pay for each hour that Recolo staff has been working in the hotel.
2.3.
Op 8 maart 2020 stuurde [naam 1] (hierna: [naam 1] ) per e-mail namens IBC Europe aan [naam 2] (hierna: [naam 2] ) van Cai Chen voor zover van belang het volgende:
Dank voor het gesprek op 3 maart. Ik heb gisteren tevens je hierop volgende mail ontvangen waarop ik nog een aantal aanvullende punten heb die tevens besproken zijn.
(…)
- Alle werknemers blijven in dienst bij Recolo, met uitzondering van [naam 3] en [naam 4] , en diensten voor receptie worden door Recolo geleverd.
Aanvullend op de door jou benoemde punten:
(…)
- [naam 5] zou zowel [naam 4] en [naam 3] benaderen met het aanbod om in dienst te treden bij Heart of Amsterdam. Is dit inmiddels gebeurd, dan vernemen wij dit graag zodat we hen kunnen verzoeken de overeenkomst met Recolo Hospitality op te zeggen. Zoals besproken wordt Heart of Amsterdam de opvolgend werkgever en zal hen een contract voor onbepaalde tijd worden aangeboden.
2.4.
Per e-mail van 9 maart 2020 reageerde [naam 2] voor zover van belang als volgt:
Cai Chen neemt [naam 4] na haar zwangerschap over, [naam 4] heeft aangegeven dat zij per 1 september wil beginnen.
(…)
De afspraak is nog steeds dat Recolo als uitzendbureau ons variabele personeelsbehoefte kan vervullen. Cai Chen bepaalt de bemanning op de receptie aan de hand van de marktbeweging zoals de cornora-virus die nu gaande is.
2.5.
Per e-mail van diezelfde dag reageerde [naam 1] voor zover van belang als volgt:
Zoals in de overeenkomst (G1) is opgenomen dienen wij als onderneming in te stemmen met de overname van kandidaten. We stemmen in voor overname van [naam 3] en [naam 4] nadat we hun opzegging hebben ontvangen.
2.6.
Per e-mail van diezelfde dag stuurde [naam 5] (hierna: [naam 5] ) namens Cai Chen aan [naam 1] voor zover van belang als volgt:
As we have mentioned in the meeting, we have to cut the cost into a standard level to run a healthy company, we don’t mind to have Recolo to working as support value to outsource personal to reception, but with the current rate and current tourism market circumstance, we are only able to have around 1/3 personal with Recolo, otherwise, it will not work out for a long term.
2.7.
Op 1 juli 2020 stuurde [naam 1] aan [naam 5] per e-mail voor zover van belang het volgende:
It would be good to have a meeting and talk about how to continue although you are only slowly opening your doors. As agreed before Corona, [naam 4] is going to go on contract with Heart of Amsterdam after her pregnancy leave. After her pregnancy leave she will take holidays until 16th of August, so from the 17th you can offer her the contract as discussed in March.
2.8.
Op 2 juli 2020 stuurde [naam 5] aan [naam 1] per e-mail voor zover van belang het volgende:
We will take over [naam 4] after her pregnancy leave as we have agreed on.
2.9.
Op 2 juli 2020 stuurde [naam 1] aan [naam 5] per e-mail voor zover van belang het volgende:
Just before the Corona lockdown we agreed on several points.
(…)
2. [naam 4] would go on contract with Heart of Amsterdam after her pregnancy leave.
2.10.
Op 3 september 2020 stuurde [naam 1] aan [naam 5] per e-mail voor zover van belang het volgende:
[naam 4] will be offered a proposal with improved conditions from the moment she will be recovered from her pregnancy leave.
2.11.
Op 8 september 2020 reageerde [naam 5] aan [naam 1] voor zover van belang als volgt:
We are willing to take over [naam 4] when she is fully recovered to work based on the condition she had before she left for the pregnancy leave, as she received €11,97 gross hourly rate.
2.12.
Cai Chen heeft [naam 4] (hierna: [naam 4] ) uiteindelijk niet overgenomen.
2.13.
Cai Chen heeft de overeenkomst per e-mail van 15 december 2020 opgezegd met ingang van 1 februari 2021.

3.Het geschil

3.1.
IBC Europe vordert dat Cai Chen bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van € 44.569,12, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 39.738,29 vanaf 19 november 2021 tot de dag van algehele voldoening.
3.2.
IBC Europe legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij met Cai Chen is overeengekomen dat Cai Chen receptionisten van IBC Europe zou inlenen om de receptie van haar hotel 24 uur per dag en 365 dagen per jaar te bemannen. Cai Chen is deze afnameverplichting echter niet nagekomen en daardoor heeft IBC Europe schade geleden van € 17.433,57. IBC Europe stelt verder met Cai Chen te zijn overeengekomen dat [naam 4] , destijds werknemer van IBC Europe, door Cai Chen zou worden overgenomen per 1 september 2020. Ook die verplichting is Cai Chen niet nagekomen en daardoor heeft IBC Europe schade geleden van € 22.304,72.
3.3.
Cai Chen betwist primair verplicht te zijn tot afname van receptionisten, aangezien het de afspraak was dat Cai Chen receptionisten kon inlenen bij IBC Europe indien Cai Chen personeel nodig had. Cai Chen voert subsidiair aan dat deze vordering dient te worden gematigd op grond van artikel 6:258 Burgerlijk Wetboek (BW), omdat als gevolg van de Coronapandemie de horeca geruime tijd gedwongen gesloten is geweest en die omstandigheid niet is verdisconteerd in de overeenkomst die partijen sloten. Verder is de berekening van de door IBC Europe gestelde schade niet juist, omdat die berekening ten onrechte uitgaat van een bezetting van 24 uur per dag en een marge van € 3 per uur. Verder is ten onrechte gecorrigeerd voor uren van een andere werknemer en is de NOW-steun die IBC Europe heeft ontvangen niet verdisconteerd in de berekening.
3.4.
Ook betwist Cai Chen primair verplicht te zijn tot overname van [naam 4] . Cai Chen heeft namelijk altijd aangegeven dat deze overname afhankelijk was van opzegging door [naam 4] bij IBC Europe van haar arbeidsovereenkomst en het aanvaarden door [naam 4] van een aanbod van Cai Chen. [naam 4] heeft echter het aanbod van Cai Chen niet aanvaard en pas veel later – los van een eventuele overstap naar Cai Chen – opgezegd bij IBC Europe. Subsidiair is ook deze berekening van de schade niet verifieerbaar en niet juist, omdat daarin niet is verdisconteerd dat IBC Europe NOW-steun heeft ontvangen voor [naam 4] en dat [naam 4] ook na 1 september 2020 nog heeft gewerkt voor IBC Europe. Verder heeft IBC Europe geen betalingsbewijzen overgelegd.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Inleiding

4.1.
IBC Europe vordert vergoeding van de schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van schending door Cai Chen van enerzijds de verplichting om receptionisten af te nemen en anderzijds de verplichting [naam 4] over te nemen.
4.2.
Op grond van artikel 6:74 BW verplicht iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend. De rechtbank zal daarom hierna beoordelen in hoeverre Cai Chen is tekortgekomen in de nakoming van de gestelde verbintenissen.
Afnameverplichting?
4.3.
Tussen partijen is in geschil in hoeverre de overeenkomst Cai Chen verplicht tot afname van receptionisten. De overeenkomst moet dus worden uitgelegd. Op IBC Europe rust de stelplicht en de bewijslast van de door haar voorgestane uitleg van de overeenkomst, zodat het aan haar is om daartoe relevante feiten en omstandigheden te stellen.
4.4.
De vraag hoe de verhouding van partijen is geregeld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (ECLI:NL:HR:1981:AG4158). Bij deze uitlegging komt betekenis toe aan alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
4.5.
IBC Europe heeft in dat verband aangevoerd dat de afnameverplichting volgt uit de aard van de overeenkomst, aangezien - blijkens de titel van de overeenkomst - sprake is van een
outsourcing agreement. Dat sprake is van een verplichting volgt volgens IBC Europe verder uit de onder E.1 van de overeenkomst opgenomen zinsnede (zie 2.2). Bovendien heeft Cai Chen, zo betoogt IBC Europe, sinds het sluiten van de overeenkomst 24 uur per dag en 365 dagen per jaar zonder uitzondering receptionisten ingeleend van IBC Europe.
4.6.
Cai Chen betwist dat een afnameverplichting is overeengekomen. In artikel E.1 van de overeenkomst is volgens haar geen afnameverplichting opgenomen. Partijen hebben met die bepaling beoogd af te spreken dat Cai Chen de mogelijkheid heeft om te allen tijde dag- en of nachtreceptionisten in te lenen van IBC Europe. Het is ook niet correct dat Cai Chen 365 dagen per jaar receptionisten inleende. IBC Europe heeft niet consequent facturen gestuurd aan Cai Chen, terwijl dat wel logisch zou zijn in het geval van een afnameverplichting. Uit de op 9 maart 2020 gestuurde e-mail die onder 2.4 is weergegeven, volgt dat partijen zijn overeengekomen dat IBC Europe zou voorzien in de variabele personeelsbehoefte van Cai Chen, aldus steeds Cai Chen.
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank is de gestelde afnameverplichting niet komen vast te staan. Artikel E.1 van de overeenkomst bepaalt weliswaar dat IBC Europe Cai Chen zal voorzien van alle nacht- en dagreceptionisten, maar daaruit volgt niet zonder meer of en zo ja, voor hoeveel uren, Cai Chen verplicht is om receptionisten in te lenen van IBC Europe. De stelling van IBC Europe dat sprake is van een
outsourcing agreementis in dat verband onvoldoende, omdat uitbesteding naar haar aard ook gedeeltelijk kan zijn.
4.8.
Over de wijze waarop de overeenkomst is uitgevoerd, verschillen partijen van mening. Volgens IBC Europe heeft zij altijd alle receptionisten aan Cai Chen geleverd. Volgens Cai Chen leverde IBC Europe al naar gelang de flexibele personeelsbehoefte van Cai Chen. Gelet op de betwisting door Cai Chen van de manier waarop de overeenkomst is uitgevoerd had het op de weg van IBC Europe gelegen om haar standpunt nader te onderbouwen, bijvoorbeeld aan de hand van urenoverzichten over de afgelopen jaren. Dat heeft zij echter nagelaten. Daardoor is niet vast komen te staan dat IBC Europe altijd alle receptionisten aan Cai Chen leverde.
4.9.
IBC Europe mocht in de gegeven omstandigheden uit de onder E.1 opgenomen zinsnede dus redelijkerwijs niet begrijpen dat Cai Chen zich daarmee had gecommitteerd aan een verplichting tot afname. Daardoor kan van een tekortkoming in de nakoming van die verplichting ook geen sprake zijn. De rechtbank zal de vordering van IBC Europe voor zover die ziet op de gestelde afnameverplichting dan ook afwijzen.
Verplichting tot overname [naam 4] ?
4.10.
IBC Europe stelt met Cai Chen te zijn overeengekomen dat zij [naam 4] over zou nemen. Op IBC Europe rust de stelplicht en de bewijslast van die afspraak. IBC Europe heeft in dat verband gesteld dat die afspraak onder meer volgt uit de tussen partijen gewisselde e-mails.
4.11.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn partijen overeengekomen dat Cai Chen [naam 4] over zou nemen van IBC Europe. De uitdrukkelijke bevestiging van Cai Chen van die afspraak volgt uit de e-mails van 9 maart 2020 en 2 juli 2020 (zie 2.4 en 2.8). Cai Chen stelt echter dat zij [naam 4] slechts zou overnemen op voorwaarde dat [naam 4] haar arbeidsovereenkomst met IBC Europe zou opzeggen en het aanbod van Cai Chen zou aanvaarden. De stelplicht en bewijslast van het overeenkomen van deze voorwaarde rust op Cai Chen (ECLI:NL:HR:2016:2228). In dat verband voert Cai Chen aan dat het simpelweg niet mogelijk is om een werknemer zonder instemming over te dragen. Verder zijn op 9 maart 2020, 3 september 2020 en 8 september 2020 namens Cai Chen ook e-mails gestuurd aan IBC Europe waaruit die voorwaarde volgt (zie 2.5, 2.10 en 2.11).
4.12.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn partijen bij de afspraak dat Cai Chen [naam 4] over zou nemen de opschortende voorwaarde overeengekomen dat zij haar arbeidsovereenkomst met IBC Europe zou opzeggen en een aanbod van Cai Chen zou accepteren. In de e-mail van [naam 1] aan [naam 2] van 9 maart 2020 staat namelijk uitdrukkelijk dat hij instemt met overname van [naam 4] nadat haar opzegging is ontvangen. Dat deze voorwaarde in latere e-mails niet met zoveel woorden is herhaald, maakt nog niet dat partijen zijn afgeweken van de eerdere afspraken. Bovendien is het in beginsel ook niet mogelijk om een werknemer over te dragen zonder instemming van de desbetreffende werknemer zelf. IBC Europe mocht dus niet van Cai Chen verwachten dat zij [naam 4] over zou nemen als [naam 4] daar zelf niet mee akkoord was.
4.13.
Tussen partijen staat vast dat [naam 4] het aanbod van Cai Chen niet heeft aanvaard. Dat betekent dat aan de opschortende voorwaarde niet is voldaan en dat Cai Chen niet verplicht was [naam 4] over te nemen. Cai Chen is dus niet tekortgeschoten in de nakoming van die verplichting. De rechtbank zal de vordering van IBC Europe voor zover die ziet op schadevergoeding in verband met het niet overnemen van [naam 4] dan ook afwijzen.
Proceskosten
4.14.
Bij deze uitkomst van de procedure wordt IBC Europe als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Cai Chen. De kosten aan de zijde van Cai Chen worden begroot op:
griffierecht € 2.837
salaris advocaat
€ 2.228(2 punten x tarief € 1.114)
totaal € 5.065
4.15.
De nakosten worden toegewezen op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt IBC Europe in de proceskosten, aan de zijde van Cai Chen tot op heden begroot op € 5.065, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening, en
5.3.
veroordeelt IBC Europe in de na dit vonnis aan de zijde van Cai Chen ontstane nakosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en IBC Europe niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de bedoelde aanschrijving tot de dag der algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L. op 't Hoog en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2022.