In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 juni 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Lomza, Polen. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1969 in Polen, die wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De behandeling van de vordering vond plaats op verschillende zittingen, waarbij de opgeëiste persoon niet aanwezig was. De rechtbank heeft de beslistermijn meerdere keren verlengd in afwachting van uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie over relevante prejudiciële vragen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen individueel reëel gevaar bestaat voor schending van het recht op een eerlijk proces in Polen, ondanks de structurele gebreken in de Poolse rechtsorde. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon zal worden overgeleverd aan de Poolse autoriteiten voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 7 jaar en 6 maanden, waarvan nog 2 jaar en 10 maanden resteert.