ECLI:NL:RBAMS:2022:7702

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
13/228368-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborgen voor detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 december 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Roemenië was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1984 en thans gedetineerd in Nederland, werd aangeklaagd voor zware mishandeling en had een vrijheidsstraf van 1 jaar en 6 maanden opgelegd gekregen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld in verschillende zittingen, waarbij de raadsvrouw van de opgeëiste persoon geen inhoudelijk verweer voerde, gezien zijn wens om terug te keren naar Roemenië.

De rechtbank heeft de garanties van de Roemeense autoriteiten ten aanzien van de detentieomstandigheden beoordeeld. Ondanks de algemene zorgen over de detentieomstandigheden in Roemenië, concludeerde de rechtbank dat de verstrekte garanties voldoende waren om het reële gevaar op onmenselijke of vernederende behandeling weg te nemen. De rechtbank oordeelde dat er geen weigeringsgronden waren op basis van de Overleveringswet (OLW) en dat de overlevering diende te worden toegestaan. De beslissing werd genomen in overeenstemming met de relevante wetsbepalingen, waaronder artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2, 5, 7 en 12 van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/228368-22
RK nummer: 22/4289
Datum uitspraak: 20 december 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 23 september 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op
1 september 2022 door
the Court of Law Filiasi(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1984,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieplaats 1] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is voor het eerst behandeld op de openbare zitting van 15 november 2022, maar is toen aangehouden op verzoek van de raadsvrouw.
De vordering is vervolgens behandeld op de openbare zitting van 6 december 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J. Buchel, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Roemeense taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Referte

De raadsvrouw heeft aangeven dat zij, gelet op de uitdrukkelijke wens van de opgeëiste persoon om zo snel mogelijk terug te gaan naar Roemenië, geen inhoudelijk verweer voert.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
sentence of the Court of Law Filiasimet
sentence no. 82/17.06.2022en
file no. 126/230/2020, onherroepelijk sinds 19 juli 2022
by non-appeal.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
4.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
4.1.1.
De rechtbank dient te toetsen of de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen ten aanzien van het proces dat heeft geleid tot het onder 4 genoemde vonnis van 17 juni 2022.
4.1.2.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat:
1. het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en;
2. de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
4.1.3.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 10 november 2022 het volgende verklaard:
“In view of your request of 08 November 2022, we inform you that the named [opgeëiste persoon] is granted the unconditional guarantee to request a retrial or lodge an appeal against the judgment no. 82/17.06.2022 rendered by the Court of Law Filiaşi in case no. 126/230/2020, which became final by non-appeal on 19.07.2022, which was the basis for the issuance of the European Arrest Warrant No. 4 of 1 September 2022, in accordance with the provisions of Article 466 of the Romanian Code of Criminal Procedure, as well as Articles 409, 410 of the Code of Criminal Procedure, provisions which we have already communicated to you in our previous letter and which also specify the procedural timeframes within which these requests may be made by the defendant.”
4.1.4.
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de bovenstaande garantie voldoende is.
4.1.5.
De rechtbank is van oordeel dat de onder 4.1.3 genoemde garantie niet toereikend is, omdat deze garantie gelet op het bepaalde in artikel 466 van the Code of Criminal Procedure in Romania en de omstandigheid dat de Roemeense autoriteiten hebben aangegeven dat de opgeëiste persoon
“was aware of the trial”geen onvoorwaardelijk recht op verzet inhoudt. De rechtbank verwijst in dit kader naar rechtsoverweging 3.1 van een van haar eerdere uitspraken van 19 april 2022. [1]
4.1.6.
De rechtbank stelt daarnaast vast dat er geen sprake is van een van de omstandigheden als bedoeld in artikel 12, sub a tot en met c, OLW. Gelet daarop is de rechtbank bevoegd de overlevering op grond van artikel 12 OLW te weigeren.
4.1.7.
Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 31 oktober 2022 blijkt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de behandeling van zijn zaak in eerste aanleg en dat hij daarbij aanwezig wilde zijn. Vanwege zijn detentie in Nederland was aanwezigheid bij de behandeling echter feitelijk onmogelijk. Verzoeken om de opgeëiste persoon tijdelijk naar Roemenië over te brengen of om hem via een videoverbinding te laten verschijnen zijn door de Nederlandse autoriteiten afgewezen.
4.1.8.
De rechtbank ziet ondanks het bovenstaande toch aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren en volgt hiermee de officier van justitie in zijn subsidiaire standpunt. De rechtbank acht het volgende van belang. Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 31 oktober 2022 blijkt dat het vonnis naar de opgeëiste persoon is gestuurd in de Penitentiaire Inrichting in [plaats 1] . De opgeëiste persoon heeft ter zitting bevestigd dat hij het vonnis in de Penitentiaire Inrichting heeft ontvangen. Niettemin heeft hij tegen dit vonnis geen hoger beroep ingesteld. Weliswaar heeft hij gesteld dat dit hem ondanks telefoontjes naar twee advocaten in Roemenië niet gelukt is, doch dit is een omstandigheid die voor zijn eigen rekening en risico komt zodat het aan hemzelf te wijten is dat hij zijn verdedigingsrechten niet heeft kunnen uitoefenen.
4.1.9.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank af van weigering op grond van artikel 12 OLW.

5.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
zware mishandeling

6.Artikel 11 OLW: Roemeense detentieomstandigheden

6.1.
De rechtbank overweegt dat er in het algemeen gesproken kan worden van een reëel gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling in Roemeense gevangenissen. [2]
6.2.
Uit jurisprudentie van het Hof van Justitie blijkt het volgende:
“De vaststelling dat er vanwege de algemene detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling, kan evenwel op zichzelf niet leiden tot de weigering om een Europees aanhoudingsbevel ten uitvoer te leggen.
Wanneer het bestaan van een dergelijk gevaar eenmaal is vastgesteld, dient immers vervolgens de uitvoerende rechterlijke autoriteit nog concreet en nauwkeurig te beoordelen of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de betrokkene dit gevaar zal lopen vanwege de te verwachten omstandigheden van zijn detentie in de uitvaardigende lidstaat.
Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken die hetzij structureel of fundamenteel zijn, hetzij bepaalde groepen van personen raken, hetzij bepaalde detentiecentra betreffen, en die betrekking hebben op de detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de betrokkene bij overlevering aan de autoriteiten van die lidstaat onmenselijk of vernederend zal worden behandeld.” [3]
6.3.
Door de uitvaardigende justitiële autoriteit zijn op 26 oktober 2022 garanties verstrekt ten aanzien van de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon. De relevante passages uit die garantie luiden als volgt:
“Having regard to your letter in the file no. 126/230/2022 regarding the request of the Dutch authorities on the conditions of detention to be undertaken by the named [opgeëiste persoon] (DOB 07.08.1984, residing in [plaats 2] county, sentenced to a penalty of 1 year and 6 months imprisonment) in the event of his surrender to Romania. we communicate you as follows:
If the prisoner shall be surrendered to the Romanian authorities on Henri Coanda Airport-Bucharest, he shall be initially placed in the [detentieplaats 2] in order to be subject to the quarantine period for a period of 21 days in a room that will ensure him a personal space of minimum 3 m2.
(…)
With regard to ensuring sanitary conditions, hygiene and privacy, we mention the fact that the detention spaces within the [detentieplaats 2] are compartmentalized in such a way that there are separating doors between the detention rooms and the sanitary groups corresponding to each room, and inside the sanitary group each toilet is separated by an individual door.
(…)
After the end of the quarantine period, the National Administration of Penitentiaries determines the penitentiary in which the prisoner is to serve his custodial sentence, taking into account that it must be located as close as possible to the place of residence of the sentenced person, taking into account the enforcement regime.
(…)
Having regard to the length of the sentence, this will most likely serve the custodial sentence initially in the semi-open regime. Furthermore, having regard to his domicile, this will most likely serve the sentence, for the start, in the [detentieplaats 3] .
(…)
… the National Administration of Penitentiaries guarantees the assurance of a minimum personal space of 3 m2 during the entire term of the sentence, including the bed and furniture, without including the space for the sanitary group.”
6.4.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de onder 6.3 genoemde garanties van de uitvaardigende justitiële autoriteit voldoende zijn. Het reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling is met de garanties weggenomen. Het bepaalde in artikel 11 OLW staat aldus niet aan overlevering in de weg.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 302 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Court of Law Filiasi(Roemenië) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en D. Hein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 20 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld rechtbank Amsterdam, 11 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2513, rechtsoverweging 5.
3.Hof van Justitie van de Europese Unie, 5 april 2016, gevoegde zaken C‑404/15 en C‑659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198, punt 91 tot en met 93.