Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Westminster Magistrates’ Court(Verenigd Koninkrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
EU – VK Justitie en Veiligheid (hierna: Uitvoeringswet) jo. artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Referte
4.Toetsingskader
rechtbank: als bedoeld in het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie) door een staat zijn uitgevaardigd, indien de gezochte persoon niet voor het eind van de overgangsperiode met het oog op de tenuitvoerlegging ervan is aangehouden.
5.Grondslag en inhoud van het AB
the Westminster Magistrates’ Courtvan december 2018.
6.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
7. De garantie als bedoeld in artikel 604, aanhef en onder b HSO jo. artikel 5 Uitvoeringswet jo. artikel 6, eerste lid, OLW
Secretary of Stateheeft op 26 september 2022 door tussenkomst van de
UK Central Authorityde volgende garantie gegeven:
served in default of payment of any financial penalty.
8.Detentieomstandigheden in het Verenigd Koninkrijk
a London Prison. Dit betekent dat het vastgestelde reële gevaar dat gedetineerden in de penitentiaire inrichting HMP Bedford lopen om te worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, niet in de weg staat aan de overlevering van de opgeëiste persoon en dat de rechtbank in deze zaak (alleen) de detentieomstandigheden in de penitentiaire inrichting(en) in Londen dient te onderzoeken.
9.Levenslange gevangenisstraf (artikel 604, aanhef en onder a, HSO)
10.Slotsom
11.Toepasselijke wetsartikelen
12.Beslissing
[naam opgeëiste persoon]aan
the Westminster Magistrates’ Court(Verenigd Koninkrijk) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het AB.