Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Public Prosecutor to the Judicial Court of Lille(Frankrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
arrest warrantuitgevaardigd door
the Judicial Court of Lille(Frankrijk) op 29 juni 2022 (
investigation number: JIRSAC/22/1).
4.Bevoegdheid van de Public Prosecutor of the Judicial Court of Lille
Svishtov Regional Prosecutor’s Officeheeft het HvJ EU geoordeeld dat uit zijn rechtspraak over effectieve rechterlijke bescherming volgt dat de opgeëiste persoon tegen wie een vervolgings-EAB is uitgevaardigd, vóór zijn overlevering aan de uitvaardigende lidstaat een effectieve rechterlijke bescherming moet kunnen genieten op ten minste één van de twee in die rechtspraak vereiste beschermingsniveaus, hetgeen betekent dat hetzij het EAB hetzij de nationale rechterlijke beslissing waarop het EAB is gebaseerd, kan worden onderworpen aan rechterlijke toetsing, voordat het EAB ten uitvoer wordt gelegd . [1] De rechtbank stelt vast dat het EAB, waarin om de overlevering van de opgeëiste persoon is gevraagd, is gebaseerd op een rechterlijk bevel tot voorlopige hechtenis, waardoor aan dit vereiste is voldaan (zie het arrest
Svishtov Regional Prosecutor’s Office, punten 51-52). Bovendien kan een vordering tot nietigverklaring nog worden ingesteld nadat de opgeëiste persoon daadwerkelijk is overgeleverd (zie rechtsoverweging 69 van het arrest JR en YC). Ook indien wordt aangenomen dat de Franse advocaat pas de beschikking kan krijgen over het strafdossier nadat de opgeëiste persoon is overgeleverd en dat de beschikking over het strafdossier noodzakelijk is voor het instellen van een vordering tot nietigverklaring van het EAB, is gelet op de hiervoor genoemde rechtspraak voldaan aan het vereiste van effectieve rechterlijke bescherming. [2]
5.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW
Tribunal judiciaire de Lille(Frankrijk) heeft op 3 augustus 2022 de volgende garantie gegeven:
7.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW
- het onderzoek is in Frankrijk aangevangen;
- de bewijsmiddelen bevinden zich in Frankrijk;
- de medeverdachten worden vervolgd in Frankrijk;
- het Nederlandse Openbaar Ministerie is niet voornemens om de opgeëiste persoon voor deze strafbare feiten te vervolgen.
8.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden
juridictions interrégionales spécialiséesvan Lille is het volgende te lezen:
overcrowdingen er is vastgesteld dat sprake is van schending van mensenrechten. Nu het Openbaar Ministerie in Lille zich met de zaak heeft beziggehouden, is het niet vergezocht om te vermoeden dat de opgeëiste persoon in die gevangenis terecht zal kunnen komen. De opgeëiste persoon loopt daarom nog steeds een reëel gevaar om aan een onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 4 van het Handvest te worden onderworpen, nu de detentiegarantie niet is gegeven. Subsidiair verzoekt de raadsman om de behandeling van het overleveringsverzoek aan te houden om nader onderzoek te doen naar de detentieomstandigheden in Lille en om een waarborg te krijgen van de juiste Franse autoriteit dat de opgeëiste persoon niet in een dergelijke detentie-instelling terecht zal komen.
9.Slotsom
10.Toepasselijke wetsartikelen
11.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan
the Public Prosecutor to the Judicial Court of Lille(Frankrijk) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.