ECLI:NL:RBAMS:2022:7040

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
13/185900-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met partiële weigering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 19 januari 2022 door het Circuit Court in Bielsko-Biala, Polen, is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1986 in Polen en momenteel gedetineerd, is beschuldigd van verschillende strafbare feiten volgens Pools recht. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 27 september 2022, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren.

De rechtbank heeft de overlevering voor feit IV, dat betrekking heeft op het niet bijhouden van de boekhouding, geweigerd omdat dit feit in Polen slechts kan worden bestraft met een geldboete, wat niet voldoet aan de eisen van artikel 2, eerste lid, OLW. Voor de overige feiten, I, II, III, V en VI, heeft de rechtbank vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering voor deze feiten toegestaan. De beslissing is genomen in het licht van de structurele gebreken in de Poolse rechtsstaat, maar de rechtbank heeft geen individueel reëel gevaar voor de opgeëiste persoon kunnen vaststellen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/185900-22
RK nummer: 22/3662
Datum uitspraak: 11 oktober 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 25 juli 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 januari 2022 door de
Circuit Court in Bielsko-Biala(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1986, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd [detentieplaats]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 27 september 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon was niet aanwezig. Zijn raadsman, mr. T.G.M. Houben, waarnemer voor
mr. M.A.C. de Bruijn, beiden advocaat te Amsterdam, heeft namens hem het woord gevoerd.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
temporary arrest warrant,uitgevaardigd door de
District Court in Bielsko-Bialaop 13 augustus 2021 (referentie: IX Kp 222/21).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Pools recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering voor feit IV – kort gezegd het niet bijhouden van de boekhouding – niet kan worden toegestaan, omdat dit feit in Polen slechts kan worden bestraft met een geldboete en daarom niet voldoet aan de eisen van artikel 2, eerste lid, OLW.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat overlevering voor dit feit accessoir kan worden toegestaan op grond van artikel 7, vierde lid, OLW.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit IV als volgt.
Uit onderdeel c) van het EAB blijkt dat de maximumstraf voor dit feit in Polen een geldboete is (
a fine of a maximum of 240 daily rates)
.Dat betekent dat overlevering voor dit feit niet kan worden toegestaan – ook niet accessoir, zoals de officier van justitie stelt – omdat daarvoor ingevolge artikel 7, vierde lid, OLW, eveneens strafbaarstelling met een vrijheidsstraf vereist is. De rechtbank zal de overlevering voor feit IV dan ook weigeren.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de overige feiten – feiten I tot en met III en V en VI – waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 8, 20 en 23, te weten:
fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad zoals bedoeld in de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen;
oplichting;
vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten; vervalsing van betaalmiddelen.
Uit het EAB volgt dat op de feiten I, II, III, V en VI naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Artikel 11 OLW: Poolse rechtsstaat

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [1]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [2]

6.Slotsom

Nu ten aanzien van de feiten I, II, III, V en VI waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering voor die feiten te worden toegestaan. Voor feit IV moet de overlevering worden geweigerd.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Circuit Court in Bielsko-Biala(Polen) ten behoeve van het in Polen tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de in het EAB onder e) omschreven feiten I, II, III, V en VI waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]voor het in het EAB onder e) omschreven feit IV, waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 11 oktober 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.. Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
2.. Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (