In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, op 11 mei 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1993 en met de Nederlandse nationaliteit, wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie, witwassen, informaticacriminaliteit en oplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft de garantie beoordeeld die door de Belgische autoriteiten is gegeven, dat de opgeëiste persoon na een eventuele veroordeling in België terug zal keren naar Nederland om zijn straf daar uit te zitten. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België in overweging genomen, waarbij eerder is vastgesteld dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling in bepaalde Belgische detentie-instellingen. De rechtbank concludeert dat de algemene detentiegarantie van de Belgische autoriteiten voldoende is om dit risico te mitigeren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan, zodat hij kan worden overgedragen aan de Belgische autoriteiten voor de strafbare feiten zoals omschreven in het EAB.