In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, geboren in Suriname, die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie, witwassen van opbrengsten van misdrijven, informaticacriminaliteit en oplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. Dit is van belang voor de overlevering, omdat de rechtbank moet beoordelen of de opgeëiste persoon in Nederland zijn straf kan ondergaan indien hij in België wordt veroordeeld.
De rechtbank heeft de garantie van de Belgische autoriteiten beoordeeld, die waarborgt dat de opgeëiste persoon na zijn veroordeling in België naar Nederland zal terugkeren om zijn straf daar uit te zitten. De rechtbank heeft ook gekeken naar de detentieomstandigheden in België en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat op onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon in de Belgische detentie. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat aan alle eisen van de Overleveringswet (OLW) is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon, die zich gerefereerd heeft aan het oordeel van de rechtbank.