ECLI:NL:RBAMS:2022:7016

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
13/752332-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Roemenië

Op 25 augustus 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Tribunalul Buzau in Roemenië. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 14 juni 2022 en betreft strafbare feiten die de opgeëiste persoon zou hebben gepleegd in de periode van 2010 tot 2016, waaronder deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met de seksuele uitbuiting van jonge vrouwen in Roemenië, Spanje en Duitsland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de argumenten van de verdediging en de officier van justitie gewogen. De verdediging voerde aan dat de overlevering gedeeltelijk moest worden geweigerd voor feiten gepleegd vóór 9 september 2014, maar de rechtbank oordeelde dat het EAB voldoende informatie bevatte om de overlevering te rechtvaardigen.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld. Eerdere uitspraken van de rechtbank wezen op een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in Roemeense gevangenissen. Echter, de Roemeense autoriteiten gaven garanties over de detentieomstandigheden, waaronder een minimum van 3 vierkante meter persoonlijke ruimte voor de opgeëiste persoon. De rechtbank concludeerde dat deze garanties voldoende waren om het risico op schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie te mitigeren. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering en dat deze moest worden toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752332-21
RK nummer: 22/3103
Datum uitspraak: 25 augustus 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 14 juni 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 26 november 2021 door de
Tribunalul Buzau(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1965,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 11 augustus 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. Römer, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
pre-trial detention warrant(referentie: no. 50 UP) en een
hearing report no. 72, beide uitgevaardigd op 11 oktober 2021 door de
Tribunal Buzau. Vermeld is tevens dat deze beslissing onherroepelijk werd bij de
hearing reportvan de
Ploişsti Court of Appealvan 27 oktober 2021 (referentie: 2754/114/2021).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Roemeens recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Genoegzaamheid
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de overlevering partieel moet worden geweigerd voor de feiten gepleegd in de periode vóór 9 september 2014. Een feitelijke omschrijving van de rol van de opgeëiste persoon in die periode ontbreekt – hij zat toen gedetineerd en kan dus ook geen strafbare feiten hebben gepleegd – zodat het EAB voor zover het de periode tussen 2010 en 2014 betreft niet aan de vereisten van genoegzaamheid voldoet. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de behandeling aan te houden, zodat er nadere vragen kunnen worden gesteld over de rol van de opgeëiste persoon voor 9 september 2014.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat is voldaan aan de vereisten van genoegzaamheid. De rol van de opgeëiste persoon is in het EAB omschreven, zodat duidelijk is waarvoor de overlevering wordt verzocht.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
In de onderhavige zaak geldt het volgende.
Uit onderdeel E) van het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon ervan wordt verdacht dat hij in de periode van 2010 tot 2016 – kort gezegd – deelnam aan een criminele organisatie die zich bezighield met de seksuele uitbuiting van jonge vrouwen in Roemenië, Spanje en Duitsland. De opgeëiste persoon zou daarin een coördinerende rol hebben gehad. In het A-formulier wordt zijn rol omschreven als dader. Daarmee is duidelijk waarvoor de overlevering wordt gevraagd en is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de hiervoor genoemde eisen, zodat het specialiteitsbeginsel is gewaarborgd. Of en hoe de opgeëiste persoon in de periode van 2010 tot 2014 strafbare feiten heeft gepleegd is een bewijskwestie waarvan de beoordeling aan de Roemeense autoriteiten is, en doet aan het bovenstaande niet af.
De rechtbank verwerpt het verweer en ziet geen aanleiding om nadere vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te stellen.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 1, te weten:
Deelneming aan een criminele organisatie.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Roemenië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Roemeense detentieomstandigheden

De rechtbank heeft in eerdere zaken al geoordeeld dat, vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, waaronder met name de overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). [1]
Het meest recente rapport van
the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(hierna: de CPT) van 14 april 2022 naar aanleiding van een bezoek aan penitentiaire inrichtingen in Roemenië van 10 tot 21 mei 2021 (CPT/Inf (2022)06) brengt geen verandering in het eerder door de rechtbank aangenomen algemene gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling zoals hiervoor genoemd.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft, in antwoord op vragen gesteld door het IRC, op 26 en 27 juli 2022 de volgende garanties gegeven:
In the event the person concerned will be surrendered to the Romanian authorities, he will be held in the custody of the Remand and Provisional Arrest Centre subordinated to the lalomita County Police Inspectorate […]. While being held in the custody of this centre, the person concerned shall be housed in a 4.6 square meter room, which includes a single bed and furniture. […] The holding room is provided with a separate bed for each individual, as well as a mattress and necessary bedding […]. The room is provided with natural ventilation and light […] Persons held in custody have permanent access to running water and sanitary items to satisfy their physiological needs, each detention room being provided with a sanitary facility […].
[…]
in order to execute the preventive arrest warrant during the trial,he will most likely be placed in custody in the Focsani Penitentiary[…]. All detention rooms are equipped with the furniture necessary for the occupants thereof to have meals, TV stand, shelves for storing dishes and personal food. Also, in all the detention rooms there are metal beds, so that each person deprived of liberty is provided with an individual bed, equipped with the appropriate bedding equipment, blanket, pillow, bed linen, mattress.
[…]
If the inmate will be definitely sentenced to a prison sentence, […]he will most likely be kept in custody in theMargineni Penitentiairy.[…]Detention rooms in the Margineni Penitentiary are equipped with individual beds, mattresses and bed linen, and with the necessary furniture […] detainees have permanent access to running water and sanitary ware for them to satisfy their physiological needs.
Bovendien wordt in deze brief nog medegedeeld:
“[…] the National Administration of Penitentiaries guarantees the provision of a minimum individual space of 3 square meters for the entire period of serving the punishment, including the bed and the related furniture,without including the space of the bathroom.”
Standpunten
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon een gevaar loopt op onmenselijke of vernederende behandeling in de Roemeense detentiecentra. In de afgegeven garanties wordt geen informatie gegeven over de grootte van de cel na een onherroepelijke veroordeling van de opgeëiste persoon en of hij een persoonlijke cel zal krijgen. Bovendien zijn ook de overige omstandigheden in de Roemeense detentiecentra ondermaats.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat in de afgegeven detentiegarantie wordt gegarandeerd dat de opgeëiste persoon 3m2 celruimte krijgt, ongeacht het detentiecentrum waar hij zal worden gedetineerd.
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garanties. Hiermee is – specifiek voor de opgeëiste persoon – gegarandeerd dat hij in de detentie instellingen in Roemenië waar hij naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd (de
Remand and Provisional Arrest Centre subordinated to the lalomita County Police Inspectorate,de
Focsani Penitentiaryen na veroordeling de
Margineni Penitentiairy) niet het gevaar loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 4 van het Handvest. Er wordt gegarandeerd dat de opgeëiste persoon de beschikking zal hebben over een persoonlijke ruimte van minimaal 3m2 – ook als dit een celruimte voor meerdere personen betreft – de sanitaire voorzieningen daarbij niet inbegrepen. Daarmee is het gevaar voor schending van artikel 4 van het Handvest voor de opgeëiste persoon naar het oordeel van de rechtbank weggenomen.
De detentieomstandigheden staan aldus niet aan de overlevering in de weg en de rechtbank verwerpt het verweer.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Tribunalul Buzau(Roemenië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.M.L.A.T. Doll en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 25 augustus 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.o.a. rechtbank Amsterdam 5 april 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:1995) en rechtbank Amsterdam 28 april 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:2630).