In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de wijziging van het AOW-pensioen van eiser, die in België woont. Eiser had in 2019 een AOW-pensioen aangevraagd en ontving aanvankelijk een uitkering op basis van de norm voor gehuwden. Echter, na een wijzigingsformulier in 2021, waarin eiser aangaf duurzaam gescheiden te leven van zijn ex-echtgenote, heeft de Sociale Verzekeringsbank het pensioen per 1 maart 2021 aangepast naar de norm voor alleenstaanden. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser tot maart 2021 financiële bijdragen heeft geleverd aan het levensonderhoud van zijn ex-echtgenote en regelmatig contact met haar had. De rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden niet ondubbelzinnig aantonen dat eiser duurzaam gescheiden leefde vóór maart 2021. De rechtbank baseerde haar oordeel op de definitie van duurzaam gescheiden leven volgens de wet en de rechtspraak, waarbij ook de feitelijke situatie en onderlinge zorg tussen partijen in overweging zijn genomen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de wijziging van het AOW-pensioen per 1 maart 2021 terecht was en dat het beroep van eiser ongegrond is verklaard. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten of vergoeding van griffierecht. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.