ECLI:NL:RBAMS:2022:6949

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
13/221268-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel (EAB) van België

Op 17 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen, België. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 15 september 2022 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die verdacht wordt van het medeplegen van strafbare feiten in België. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft.

Tijdens de openbare zitting op 3 november 2022 heeft de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. Ö. Saki, aangevoerd dat de overlevering geweigerd moet worden voor een van de feiten, omdat het strafmaximum in België niet voldoet aan de eisen van de Overleveringswet. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het EAB voldoet aan de vereisten van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in België een eerlijke behandeling zal krijgen en dat de detentieomstandigheden voldoen aan de Europese normen.

De rechtbank heeft besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan en heeft tevens bevolen dat het in beslag genomen voorwerp, een iPhone, aan de uitvaardigende justitiële autoriteit moet worden afgegeven. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/221268-22
RK nummer: 22/4189
Datum uitspraak: 17 november 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 15 september 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 augustus 2022 door de onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres [adres],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie te plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 november 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. Ö. Saki, advocaat te Rotterdam.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon
heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een nationaal arrestatiebevel van 30 augustus 2022 uitgevaardigd door de onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen (België).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Het EAB houdt verder een verzoek in om inbeslagname en afgifte van het voorwerp, te weten een iPhone, dat is aangetroffen in het bezit van de opgeëiste persoon.
3.1
Genoegzaamheid
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat ten aanzien van het tweede feit waarvan de opgeëiste persoon wordt verdacht, te weten het medeplegen van binnendringen in het havengebied, het strafmaximum naar Belgisch recht tussen de 8 dagen en 1 jaar gevangenisstraf ligt. Volgens artikel 2 OLW kan een EAB slechts worden afgegeven wegens feiten waarop in de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf staat met een maximum van
ten minste12 maanden. Onder deze omstandigheden voldoet het tweede feit van het EAB volgens de raadsvrouw niet aan de eisen die artikel 2 OLW stelt. De overlevering dient te worden geweigerd ten aanzien van feit 2 van het EAB.
Wat betreft feit 1 van het EAB, alsmede de te nemen beslissing over het inbeslaggenomen goed, refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Op grond van artikel 2, eerste lid, OLW kan een Europees aanhoudingsbevel slechts worden afgegeven voor feiten die door de wet van de uitvaardigende lidstaat strafbaar zijn gesteld en waarop een vrijheidsstraf van ten minste twaalf maanden is gesteld.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het verweer van de raadsvrouw moet worden verworpen nu het strafmaximum van feit 2 van het EAB (tussen de 8 dagen en 1 jaar gevangenisstraf) voldoet aan de eis die artikel 2 OLW hieraan stelt (strafmaximum van twaalf maanden of hoger).

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van feit 1 in het EAB waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit dit strafbare feit heeft aangeduid als feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Dit feit valt op deze lijst onder de nummers 1 en 5, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie
en
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit aanvullende informatie van 26 september 2022 van de uitvaardigende justitiële autoriteit volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het strafbare feit 2 in het EAB niet aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Feit 2 levert naar Nederlands recht op:
Het wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie en/of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De procureur des Konings heeft op 26 september 2022 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon].
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 22 juni 2021 [1] is de rechtbank in een andere zaak tot het oordeel gekomen dat er in België een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van grondslapers, waardoor de minimale persoonlijke ruimte van 3 m2 in een meerpersoonscel niet meer is gewaarborgd, alsmede waar sprake is van niet-afgeschermde toiletten in meerpersoonscellen. De detentie-instellingen waar hiervan sprake is, zijn: Antwerpen, Gent, Brugge, Oudenaarde, Hasselt, Dendermonde en Mechelen.
De rechtbank stelt vast dat er bij brief van 9 september 2021, afkomstig van de Directeur-generaal bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, een algemene detentiegarantie is gegeven:
Als algemene regel, kunnen in België de volgende algemene waarborgen gegeven worden bij een overlevering in het kader van de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel:
- De overgeleverde persoon zal in een cel worden opgesloten waarvan de oppervlakte en de inrichting beantwoordt aan de normen van het CPT van de Europese Raad (minimum 3m2). Dit zowel wanneer hij alleen verblijft in een cel als wanneer hij een daarvoor aangepaste en grotere cel deelt met een andere persoon.
- De sanitaire blokken, doorgaans voorzien van een wasbak en toilet, zijn afgescheiden van de rest van de cel door een muur of door een scherm. Soms is er ook een douche voorzien. In dat geval is het sanitair complex afgescheiden van de rest van de cel.
Eerder in deze brief is ten aanzien van gevangenissen waar gedetineerden op een extra matras slapen, ofwel waar de ‘grondslapers-problematiek’ zich voordoet, over de celruimte en de sanitaire blokken de volgende opmerking gemaakt:
Bovendien garanderen wij dat in de gevangenissen waarin dit fenomeen zich voordoet, er zal op toegezien worden dat de overgeleverden niet zullen worden opgesloten in een dergelijke afdeling zodat de overgeleverde personen ten minste over 3 m2 personal space beschikken exclusief de sanitaire blokken.
In de uitspraak van 7 oktober 2021 [2] heeft de rechtbank overwogen dat de hiervoor genoemde brief van de Belgische autoriteiten van 9 september 2021 in elke overleveringszaak geldig is, zoals de Belgische autoriteiten in bedoelde brief hebben bevestigd, en dat het om die reden niet noodzakelijk is dat voor elke individuele opgeëiste persoon een detentiegarantie wordt opgevraagd.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [3] De rechtbank is van oordeel dat het reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling dat zij ten aanzien van voornoemde penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. De detentieomstandigheden staan dan ook niet aan overlevering in de weg.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.
Daaruit volgt dat de afgifte van het in beslag genomen voorwerp, te weten een iPhone, aan de uitvaardigende justitiële autoriteit kan worden bevolen.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6, 7, 49 en 50 OLW en artikel 138aa Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen (België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEVEELTde afgifte van het in beslag genomen voorwerp, te weten een iPhone, aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Aldus gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Bouwmeester, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 november 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Amsterdam 22 juni 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3243.
2.Rb. Amsterdam 7 oktober 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:5759.
3.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak