Op 17 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 20 september 2022 en betreft de tenuitvoerlegging van een in Polen opgelegde straf van 10 maanden gevangenisstraf, opgelegd door het District Court in Pila. De opgeëiste persoon, die geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, werd gedetineerd en heeft ter zitting verklaard dat zijn personalia correct zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat hij op de hoogte was van de strafprocedure in Polen. De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon niet in zijn verdedigingsrechten was geschaad, maar de rechtbank oordeelde dat er geen omstandigheden waren die een weigering van de overlevering rechtvaardigden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de verdenking en dat hij akkoord was gegaan met het strafvoorstel dat leidde tot het Poolse vonnis.
De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij zij ook rekening hield met de structurele gebreken in de Poolse rechtsorde, maar oordeelde dat er geen individueel reëel gevaar was voor schending van het recht op een eerlijk proces. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de uitspraak.