ECLI:NL:RBAMS:2022:6785

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
C/13/710466 / HA ZA 21-1033
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van advocaat voor schade na tuchtrechtelijke schorsing

In deze zaak vordert eiseres, een besloten vennootschap, schadevergoeding van haar voormalig advocaat, [gedaagde 5], na een tuchtrechtelijke schorsing van deze advocaat. Eiseres stelt dat de advocaat onzorgvuldig heeft gehandeld door gelden van haar vennootschap, Pandora Assets Inc., over te maken naar een bankrekening in Dubai, zonder haar toestemming. De rechtbank Amsterdam heeft op 16 november 2022 geoordeeld dat de advocaat geen beroepsfout heeft gemaakt. De rechtbank concludeert dat eiseres zelf de opdracht heeft gegeven om de gelden over te maken en dat de advocaat heeft gehandeld conform de gegeven machtiging. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd voor haar stellingen dat de advocaat onzorgvuldig heeft gehandeld. De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de zorgvuldigheid die van een advocaat mag worden verwacht en de noodzaak voor duidelijke communicatie en documentatie in de opdrachtrelatie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/710466 / HA ZA 21-1033
Vonnis van 16 november 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. T. Vink te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2. [ doorgehaald],
3. [ doorgehaald],
4. de stichting
STICHTING [gedaagde 4],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
5.
[gedaagde 5],
wonende te [woonplaats 2] ,
6.
[gedaagde 6],
wonende te [woonplaats 2] ,
7. [ doorgehaald],
8. [ doorgehaald],
gedaagden,
advocaat mr. B.D.W. Martens te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna als volgt worden genoemd:
- [eiseres] (eiseres),
- [gedaagden] (gedaagden sub 1, 4, 5 en 6),
- het advocatenkantoor (gedaagde sub 1),
- de stichting (gedaagde sub 4),
- [gedaagde 6] (gedaagde sub 5),
- [gedaagde 5] (gedaagde sub 6).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in het incident van 23 februari 2022 en de daarin genoemde stukken,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • het tussenvonnis van 4 mei 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
  • de akte overlegging producties van de zijde van [eiseres] van 5 augustus 2022,
  • het bericht van 24 augustus 2022 dat [eiseres] haar vordering intrekt ten aanzien van de gedaagden onder nummers 2, 3, 7 en 8.
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 1 september 2022
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
2.2.
[gedaagde 5] is advocaat bij het advocatenkantoor. Tot 2011 was ook [gedaagde 6] advocaat bij het advocatenkantoor. Zij waren tot respectievelijk 2019 en 2018 bestuurder van de stichting.
2.3.
[eiseres] heeft in het verleden een vennootschap naar Panamees recht opgericht, Pandora Assets Inc. (hierna: Pandora). In de periode 2010 – 2012 is er € 536.150 naar de bankrekening van Pandora overgemaakt.
2.4.
Op 15 november 2014 hebben [eiseres] en [naam 1] (hierna: [naam 1] ), destijds haar schoonzoon, een overeenkomst gesloten waarin - kort gezegd - geld aan [naam 1] is geleend zodat hij zich samen met zijn gezin in Monaco kon vestigen. De overeenkomst bevat verder, voor zover relevant, het volgende:
“Daarvoor is door Partijen overeengekomen:
De Aandelen van Pandora (...) over te dragen aan [ [naam 1] ]. De rekening balans van Pandora (…) bij Julius Baer Bank, per 15 november 2014 groot €500.000,- (…) is beschikbaar voor [ [naam 1] ]. Tevens zijn additioneel de volgende bedragen; €40.000,-- (…), €50.000,-- (…) en €100.000,-- (…) komende van Pandora (…) gestort op de Privé rekening van [ [naam 1] ] bij de Julius Baer Bank te Monaco.
Alle bovenstaande bedragen en aandelen zijn gekenmerkt als tijdelijke leningen en worden derhalve allen binnen een periode van uiterlijk 6 maanden na dagtekening terugbetaald door [ [naam 1] ] aan de lening gevende, te weten [ [eiseres] ].”
2.5.
Op enig moment daarna zijn de aandelen in Pandora aan [naam 1] overgedragen.
2.6.
In februari 2015 is [naam 1] aangehouden wegens verdenkingen van witwassen.
2.7.
Op 29 juni 2015 heeft [eiseres] een eerste bespreking gehad met [gedaagde 5] .
2.8.
Op 13 juli 2015 is onder meer € 532.390,32 overgeboekt van de bankrekening van Pandora naar de derdengeldenrekening van de stichting. Op 14 juli 2015 zijn die gelden bijgeschreven op de derdengeldenrekening.
2.9.
In een brief van [gedaagde 5] van 14 juli 2015 aan [eiseres] , door haar voor akkoord ondertekend, staat onder meer:
“U verzocht mijn bijstand in verband met het niet nakomen van een overeenkomst die u op 15 november 2014 heeft gesloten uw schoonzoon [naam 1] . (…) Door privé problemen, bij u wel bekend, is de heer [naam 1] niet meer in staat om de overeenkomst van 15 november 2014 na te komen. U heeft mij verzocht om ervoor zorg te dragen dat de aandelen welke door u zijn overgedragen aan de heer [naam 1] weer aan u worden terug geleverd althans dat voor deze aandelen weer toonder bewijzen worden afgegeven. Voorts heeft u mij verzocht om te bewerkstelligen dat de door Pandora aangehouden rekening bij de Julius Bär Bank op zo kort mogelijke termijn wordt opgeheven en dat het saldo op een nader door u aangegeven wijze weer aan u ter beschikking wordt gesteld.
Ik heb inmiddels de heer [naam 1] schriftelijk bevestigd dat de overeenkomst van 15 november 2014 wordt ontbonden en dat de rechtsgevolgen van deze overeenkomst worden teruggedraaid.
Zodra het saldo op mijn derdenrekening is gestort zal ik u benaderen over de verdere doorstorting van de gelden. (…)
Ik verzoek u deze brief voor akkoord te ondertekenen en aan mij te retourneren. Door ondertekening van deze brief verklaart u zich ermee akkoord dat een door mij op te stellen declaratie kan worden verrekend met gelden welke door mij namens u worden ontvangen op mijn derdenrekening.”
2.10.
Op een document, gedateerd 15 juli 2015, en met handtekeningen onder de namen ‘ [eiseres] ’ en ‘ [naam 2] ’ (hierna: de machtiging) staat:
“Hierbij machtigen wij, [eiseres] en [naam 2] , wonende te [woonplaats 1] onze advocaat Mr [gedaagde 5] , kantoorhoudende te Amsterdam om de gelden die zijn ontvangen op zijn derdenrekening inzake Pandora Inc over te maken op de volgende rekening, na aftrek van de op 15 juli 2015 besproken kosten:
MNS Commercial Brokers
Accountnumber: (…) [nummer]
IBAN: (…)
Bankname: Abu Dhabi Commercial Bank
Amsterdam 15/7/2015”
2.11.
Op 15 juli 2015 heeft [gedaagde 5] € 11.976,66 overgemaakt van de derdengeldenrekening van de stichting naar de rekening van het advocatenkantoor ter voldoening van zijn declaratie.
2.12.
Op 16 juli 2015 heeft [gedaagde 5] vanaf de derdengeldenrekening van de stichting een bedrag van € 9.214,26 overgemaakt naar de rekening van het advocatenkantoor, om dat bedrag vervolgens vanaf die bankrekening over te maken naar de bankrekening in Dubai (eindigend op [nummer] ) die staat genoemd in voornoemde machtiging. Op dezelfde dag heeft [gedaagde 5] twee keer een bedrag van € 250.000,- overgemaakt vanaf de derdengeldenrekening van de stichting naar diezelfde bankrekening in Dubai. Op de betaalbewijzen van de twee overboekingen van € 250.000,- staat onder meer:
“16-07-2015 EUR -250.000,00
[gedaagde 4] [bankrekeningnummer van de stichting]
Ten name van MNS COMMERCIAL BROKERS
Omschrijving (…) [nummer] (…) PANDORA INC”
2.13.
In de maanden daarna is onderzoek gedaan naar de gedragingen van [gedaagde 5] door de deken. Bij beslissing van 17 december 2018 heeft de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam [gedaagde 5] onvoorwaardelijk geschorst voor de duur van 24 weken. In de beslissing is opgenomen, voor zover relevant:
“6 MAATREGEL
6.1
Er is sprake van ernstige overtredingen van de voor verweerder als advocaat geldende regels. Verweerder heeft het algemeen belang geschonden door hem als advocaat toekomende privileges te misbruiken. De raad rekent verweerder een en ander zwaar aan. In de gegevens omstandigheden acht de raad de maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van 24 weken passend en geboden. (…)”
2.14.
Bij brief van 6 maart 2020 heeft de toenmalige advocaat van [eiseres] [gedaagde 5] aansprakelijk gesteld voor de door haar en haar echtgenoot geleden schade in verband met (onder meer) het ontvangen en overboeken van gelden naar voornoemde bankrekening in Dubai.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert– samengevat – dat bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a.
primairvoor recht wordt verklaard dat [gedaagden] hoofdelijk, dan wel ieder voor zich, onrechtmatig hebben gehandeld in de nakoming van de opdracht jegens [eiseres] en verplicht is de schade te vergoeden die [eiseres] heeft geleden, op te maken bij staat,
b.
subsidiairvoor recht wordt verklaard dat [gedaagden] hoofdelijk, dan wel ieder voor zicht, jegens [eiseres] toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van haar verplichtingen en in verzuim is, waardoor [gedaagden] verplicht zijn de schade te vergoeden die [eiseres] heeft geleden, op de maken bij staat,
c.
meer subsidiair[gedaagden] worden veroordeeld in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] stelt daartoe dat [gedaagde 5] in zijn hoedanigheid van advocaat aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade, omdat hij niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat mag worden verwacht. [eiseres] heeft daardoor schade geleden van in ieder geval € 536.390,32, omdat zij niet de beschikking heeft gekregen over het geld dat van de bankrekening van Pandora via de derdengeldenrekening van de stichting door [gedaagde 5] is overgemaakt naar de bankrekening in Dubai eindigend op [nummer] (zie 2.10, hierna: de bankrekening in Dubai). [eiseres] maakt [gedaagde 5] de volgende verwijten. [eiseres] wilde de aan [naam 1] uitgeleende gelden weer tot haar eigen beschikking krijgen. Daarvoor hadden simpelweg de aandelen in Pandora terug over kunnen worden gedragen van [naam 1] aan [eiseres] . Het is onduidelijk waarom [gedaagde 5] heeft geadviseerd om de gelden van Pandora via de derdengeldenrekening naar een bankrekening in Dubai over te maken en waarom [gedaagde 5] de overeenkomst met [naam 1] heeft ontbonden. [eiseres] wilde deze gelden inkeren bij de Belastingdienst. Het advies van [gedaagde 5] om de gelden in plaats daarvan naar Dubai over te boeken was onethisch en fiscaal ongunstig. [gedaagde 5] had de gelden vanaf de derdengeldenrekening ook niet mogen overmaken naar MNS Commercial Brokers, aangezien dit een derde is. [gedaagde 5] heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de rechthebbende van de bankrekening in Dubai. Daarnaast had [gedaagde 5] een tegenstrijdig belang, omdat hij ook als advocaat voor [naam 1] optrad. Verder heeft [eiseres] geen toestemming gegeven om zijn declaraties te verrekenen met de gelden op de derdengeldenrekening. Ten slotte heeft [gedaagde 5] zich onvoldoende ingespannen om de gelden op de bankrekening in Dubai terug te krijgen en zo de schade van [eiseres] te beperken. Het advocatenkantoor, de stichting en de bestuurders van de stichting zijn gedagvaard op grond van bestuurdersaansprakelijkheid. Hen valt een persoonlijk ernstig verwijt te maken, omdat zij ervoor hebben gezorgd dat er geen verzekering is afgesloten voor de verweten gedragingen, en omdat zij actief hebben bijgedragen aan de verweten gedragingen dan wel onvoldoende toezicht hebben gehouden op de handelswijze van [gedaagde 5] .
3.3.
[gedaagden] voeren verweer tegen de vordering. [eiseres] is niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat zij zelf opdracht heeft gegeven aan [gedaagde 5] om de gelden over te maken naar de bankrekening in Dubai en daarmee buiten het zicht van de Belastingdienst te houden. Dat is een transactie met een ongeoorloofde oorzaak wat betekent dat een rechter daaraan geen legitieme titel behoort te geven door een oordeel te vellen over het handelen van [gedaagde 5] in verband daarmee. [eiseres] werd bovendien bijgestaan door een eigen financieel adviseur (Van Lienden) en heeft zelf de opdracht gegeven tot overboeking. [eiseres] heeft verder niet voldaan aan haar klachtplicht. Zij heeft [gedaagde 5] pas ruim zes jaar na de opdrachtbevestiging aansprakelijk gesteld. Verder betwist [gedaagde 5] zijn vermeende aansprakelijkheid, de gestelde schade van [eiseres] en het causaal verband tussen de verweten gedragingen en de vermeende schade. Voorts voert [gedaagde 5] een eigen schuld verweer. De andere gedaagden betwisten dat zij onrechtmatig hebben gehandeld jegens [eiseres] . Zij hadden niets te maken met de uitvoering van de overeenkomst van opdracht tussen [eiseres] en [gedaagde 5] . De vorderingen tegen de stichting en haar bestuurders zijn verjaard en stuiten ook af op wat de Hoge Raad heeft geoordeeld in het arrest van 19 juni 2020. [1]
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak staat centraal of [gedaagde 5] een beroepsfout heeft gemaakt in zijn hoedanigheid als advocaat van [eiseres] .
tussen wie is een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen?
4.2.
Om de vorderingen te kunnen beoordelen moet eerst vast komen te staan tussen wie er een overeenkomst van opdracht is gesloten. Bovenaan de brief van 14 juli 2015 (zie 2.9, hierna: de opdrachtbevestiging) staat het logo van het advocatenkantoor, maar in de opdrachtbevestiging wordt niet gerefereerd aan de rechtspersoon van het advocatenkantoor (een besloten vennootschap (B.V.) of anderszins). De inhoud van de opdrachtbevestiging gaat over wat [eiseres] aan [gedaagde 5] in zijn hoedanigheid als advocaat heeft verzocht en wat [gedaagde 5] in dat verband voor [eiseres] gaat doen (‘U verzocht mijn bijstand in verband met…’). De brief is ondertekend door [gedaagde 5] , opnieuw zonder enige verwijzing naar een rechtspersoon, en [eiseres] . De conclusie is dat [eiseres] een overeenkomst van opdracht heeft gesloten met de natuurlijke persoon [gedaagde 5] in zijn hoedanigheid als advocaat. Er zijn geen omstandigheden gebleken die dat anders maken.
is sprake van een beroepsfout?
het beoordelingskader
4.3.
Ter beoordeling staat of [gedaagde 5] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht, oftewel of sprake is van een beroepsfout. Artikel 7:401 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht moet nemen. Volgens vaste rechtspraak wordt daarbij tot uitgangspunt genomen dat een advocaat als beroepsbeoefenaar de zorgvuldigheid heeft te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Of er voldoende zorgvuldigheid is betracht, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. [2]
4.4.
[gedaagde 5] is met een schorsing van 24 weken stevig veroordeeld door de Raad van Discipline van Amsterdam. In de beslissing staat dat sprake is van ernstige overtredingen die [gedaagde 5] zwaar worden aangerekend (zie 2.13).
4.5.
Deze tuchtuitspraak kan een rol spelen bij de beoordeling van de vraag of [gedaagde 5] civielrechtelijk aansprakelijk is tegenover [eiseres] . Maar, anders dan [eiseres] stelt, betekent dat niet dat civielrechtelijke aansprakelijkheid daarmee vast staat. Het tuchtrecht en het civiele recht hebben immers een ander doel. Het doel van het tuchtrecht is vooral het bevorderen van een goede wijze van beroepsuitoefening in het algemeen belang, terwijl in een aansprakelijkheidsprocedure (zoals onderhavige) eiser opkomt voor zijn eigen belang, gebruik makend van het civiele recht. Dat maakt dat voor de beoordeling van een tuchtklacht andere maatstaven gelden dan voor de beoordeling van civiele aansprakelijkheid. Anders gezegd: of iemand een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden is een andere vraag dan of iemand civielrechtelijk aansprakelijk is. Ten slotte gelden in het tuchtrecht niet de bewijsregels die, mede ter bescherming van een aangesproken partij, in het civiele recht gelden.
4.6.
In hoeverre [gedaagde 5] tegenover [eiseres] de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht, zal hierna worden beoordeeld.
de advisering
4.7.
Het voornaamste verwijt van [eiseres] jegens [gedaagde 5] is dat hij haar slecht heeft geadviseerd. Dat standpunt kan haar niet baten en daartoe geldt het volgende.
4.8.
Bij de totstandkoming van de overeenkomst tussen [eiseres] en [naam 1] in november 2014 was [gedaagde 5] niet betrokken. [eiseres] heeft [gedaagde 5] eind juni 2015 benaderd. [gedaagde 5] heeft onbetwist aangevoerd dat [eiseres] tijdens een eerder gesprek in Monaco met haar echtgenoot, haar dochter, [naam 1] en een aantal (financieel) adviseurs had bedacht welke opdracht zij aan [gedaagde 5] zou geven. Klaarblijkelijk was de strategie om de gelden van Pandora (die [eiseres] beschikbaar had gesteld aan [naam 1] ) veilig te stellen op een bankrekening in Dubai via een derdengeldenrekening al bedacht voordat [gedaagde 5] werd benaderd. [eiseres] heeft weliswaar gesteld dat [gedaagde 5] haar nadien over deze strategie heeft geadviseerd, maar dit heeft [gedaagde 5] betwist en [eiseres] heeft dit niet verder onderbouwd, zodat dit niet vast staat.
4.9.
[eiseres] suggereert verder dat [gedaagde 5] haar had moeten adviseren alleen de aandelenoverdracht terug te draaien, en dat de gelden op de bankrekening van Pandora hadden kunnen blijven staan. Ook die stelling miskent dat [eiseres] [gedaagde 5] niet heeft benaderd voor advies, maar dat zij [gedaagde 5] een duidelijke opdracht heeft gegeven die is vastgelegd in de opdrachtbevestiging. Dat [gedaagde 5] daarbij een tegenstrijdig belang had omdat hij ook de belangen zou hebben behartigd van [naam 1] , heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd gelet op de betwisting van die stelling door [gedaagde 5] . Het uitgangspunt bij de opdracht van [eiseres] aan [gedaagde 5] was dat voorkomen moest worden dat de gelden van Pandora zouden worden geblokkeerd, zoals [eiseres] ook zelf heeft verklaard tijdens de mondelinge behandeling. Dat [eiseres] wilde inkeren bij de Belastingdienst en dat [gedaagde 5] tegen haar wil in heeft geadviseerd om de gelden naar een bankrekening in Dubai over te maken, strookt niet met de opdrachtbevestiging en voornoemd uitgangspunt, en blijkt verder ook nergens uit. Uit de opdrachtbevestiging blijkt dat de gelden op de bankrekening van Pandora eerst op de derdengeldenrekening moesten worden gestort, waarna [eiseres] [gedaagde 5] zou instrueren over doorstorting (‘Zodra het saldo op mijn derdenrekening is gestort zal ik u benaderen over de verdere doorstorting van de gelden’). [gedaagde 5] heeft verder onbetwist aangevoerd dat een en ander snel moest gebeuren.
4.10.
De slotsom is dat [gedaagde 5] niet onzorgvuldig tegenover [eiseres] gehandeld heeft ten aanzien van de gestelde advisering.
de uitvoering
4.11.
Voor het overige zien de verwijten van [eiseres] op de wijze waarop [gedaagde 5] de opdracht heeft uitgevoerd. Ook die verwijten leiden niet tot de conclusie dat [gedaagde 5] onzorgvuldig tegenover [eiseres] heeft gehandeld. Daartoe geldt het volgende.
4.12.
[eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat zij de machtiging niet heeft ondertekend zodat [gedaagde 5] de instructie miste om het geld over te maken. De machtiging (zie 2.10) is het document waarin [gedaagde 5] is gemachtigd om de gelden die op de derdengeldenrekening van de stichting waren ontvangen inzake Pandora naar een bankrekening in Dubai over te maken. De stelling van [eiseres] betekent dat de handtekening die onder haar naam op het document staat, vervalst is.
4.13.
Dit standpunt heeft [eiseres] pas voor het eerst ingenomen tijdens de mondelinge behandeling. Dit standpunt staat haaks op hetgeen zij aanvankelijk in de dagvaarding heeft gesteld, namelijk dat ze de machtiging wel heeft ondertekend (onder het kopje ‘feiten en omstandigheden’, randnummer 18 van de dagvaarding). [eiseres] heeft nagelaten haar nieuwe, afwijkende stelling nader te onderbouwen, bijvoorbeeld met een handtekeningenonderzoek van een deskundige. De vergelijking met de handtekening op een kopie van een recent paspoort is verre van voldoende in dit verband. Dit nieuwe standpunt is bovendien ongeloofwaardig, omdat [eiseres] ter zitting ook heeft verklaard dat haar is geadviseerd om de gelden naar Dubai over te maken zodat ze niet zouden worden geblokkeerd, en dat ze steeds heeft geprobeerd te voorkomen dat de gelden zouden worden geblokkeerd. Het voorgaande betekent dat dit nieuwe standpunt van [eiseres] niet wordt gevolgd en de rechtbank ervan uitgaat dat [eiseres] de machtiging van 15 juli 2015 heeft ondertekend en daarmee dat [gedaagde 5] ervan uit mocht gaat dat [eiseres] met de machtiging een instructie had gegeven het geld over te maken.
4.14.
[eiseres] stelt verder dat [gedaagde 5] het geld niet had mogen overmaken naar de bankrekening in Dubai, omdat deze bankrekening op naam van een derde staat (MNS Commercial Brokers) en niet op naam van [eiseres] .
4.15.
Op grond van Verordening op de Advocatuur moet de advocaat die gelden heeft ontvangen op zijn derdengeldenrekening erop toezien dat deze gelden worden overgemaakt naar de rechthebbende zodra de gelegenheid zich daartoe voordoet. Deze regel geeft ook uitdrukking aan de zorgplicht van de advocaat jegens zijn opdrachtgever. Zoals uit het beoordelingskader blijkt (zie 4.3), hangt het van de omstandigheden van het geval af of de advocaat voldoende zorgvuldigheid heeft betracht in een concreet geval.
4.16.
In dit geval heeft [gedaagde 5] de gelden vanaf de derdengeldenrekening van de stichting doorgestort naar een rekening op naam van MNS Commercial Brokers onder vermelding van onder meer ‘PANDORA INC’ (zie 2.12). Ondanks debat op dit punt ter zitting is niet duidelijk geworden of hiermee betaald is
aanMNS Commercial Brokers of
aanPandora. Vast staat dat [eiseres] en [gedaagde 5] in de opdrachtbevestiging (van 14 juli 2015) hebben afgesproken dat Van Gassel het saldo op een nader door [eiseres] aan te geven wijze weer aan haar ter beschikking zal stellen. De door [eiseres] afgegeven machtiging is van één dag later, 15 juli 2015. De inhoud van de machtiging is duidelijk (‘Hierbij machtigen wij, [ [eiseres] ] en [naam 2] , (…) onze advocaat [ [gedaagde 5] ], (…) om de gelden die zijn ontvangen op zijn derdengeldenrekening inzake Pandora Inc over te maken op de volgende rekening (…)).
4.17.
Onder deze omstandigheden treft [gedaagde 5] geen verwijt door te handelen zoals hij heeft gedaan. Hij kon en mocht ervan uitgaan dat met overboeken van de gelden conform de machtiging de gelden ten goede zouden komen aan [eiseres] , althans dat het uitvoeren van de machtiging haar wens was. Anders dan [eiseres] stelt, hoefde [gedaagde 5] daarom ook geen nader onderzoek te doen naar de rechthebbende van de betreffende bankrekening, ook al was dit misschien onvoldoende duidelijk. Dat dit tuchtrechtelijk een verwijt kan opleveren is als gezegd een andere vraag dan of [gedaagde 5] in zijn opdrachtrelatie met [eiseres] onzorgvuldig heeft gehandeld. Van dat laatste is geen sprake.
4.18.
Tot slot heeft de rechtbank hierbij nog het volgende meegewogen. Vast staat dat [eiseres] over (een deel van) het geld dat op de bankrekening in Dubai is gestort, heeft kunnen beschikken. Dat is gebleken tijdens de mondelinge behandeling, waar [eiseres] heeft verteld dat zij in Dubai, met ‘een meneer die zich heeft voorgesteld als Doc’ naar de Mashreq bank gereden is, daar een rekening heeft geopend op haar eigen naam en waarop vervolgens (het equivalent van) € 200.000 is gestort vanaf de bankrekening bij MNS.
conclusie
4.19.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde 5] niet onzorgvuldig tegenover [eiseres] heeft gehandeld.
4.20.
Aan de overige stellingen van [eiseres] over vermeend onzorgvuldig handelen door [gedaagde 5] , waaronder de onrechtmatige declaraties, komt de rechtbank niet toe. Deze stellingen zijn onvoldoende onderbouwd en leiden niet tot een ander oordeel. De gestelde schade en het causale verband behoeven bij deze stand van zaken geen bespreking. Datzelfde geldt voor de overige verweren die [gedaagde 5] heeft gevoerd.
zijn de overige gedaagden aansprakelijk?
4.21.
Naast [gedaagde 5] zijn ook het advocatenkantoor, de stichting en [gedaagde 6] en [gedaagde 5] als bestuurders van de stichting gedagvaard. Aangezien [eiseres] alleen een opdrachtrelatie had met [gedaagde 5] , bestaat er geen grondslag voor de vordering ten aanzien van het advocatenkantoor. De stichting heeft, gelet op al het voorgaande, niet onrechtmatig gehandeld door mee te werken aan betalingen vanaf de derdengeldenrekening. Dat betekent dat aansprakelijkheid van de bestuurders van de stichting ook niet aan de orde is. Die komt immers pas aan de orde als de stichting aansprakelijk is én zij geen verhaal biedt. Het was in dit geval passender geweest niet ook al de bestuurders van de stichting in deze procedure te betrekken.
de proceskosten
4.22.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden tot op heden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
€ 1.126,00(2,0 punten x tarief € 563,00)
Totaal € 1.793,00
4.23.
[eiseres] zal ook worden veroordeeld in de nakosten. Dit is een forfaitair bedrag dat wordt toegewezen aan de in het gelijk gestelde partij (in dit geval [gedaagden] ), als vergoeding voor advocaatkosten en eventuele betekeningskosten die zij nog maken na het wijzen van dit vonnis.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 1.793,00,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis aan de zijde van [gedaagden] ontstane nakosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan dat betekening van het vonnis nadien heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.S. Kalff, bijgestaan door mr. T. Kok, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2022.

Voetnoten

2.HR 7 maart 2003, ECLI:NL:HR 2003:AF1304 en HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1406