In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 september 2022 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW) die was ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 8 juni 2022 door de Poolse autoriteiten is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1984, is momenteel gedetineerd in Nederland en wordt beschuldigd van illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 15 september 2022, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren.
De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging overwogen, waaronder de stelling dat de overlevering geweigerd moet worden omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de rechtszaak die tot het vonnis heeft geleid. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de opgeëiste persoon wel degelijk op de hoogte was van de procedure en dat zijn verdedigingsrechten niet zijn geschonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan.
De uitspraak benadrukt ook de zorgen over de rechtsstaat in Polen, maar concludeert dat er geen bewijs is dat de specifieke rechtszaak van de opgeëiste persoon negatief is beïnvloed door de structurele gebreken in de Poolse rechtsorde. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de relevante artikelen van de OLW zijn toegepast.