Op 22 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Italië op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 30 juni 2022, en het EAB was uitgevaardigd door de rechtbank van Brescia op 28 maart 2022. De opgeëiste persoon, geboren in Albanië in 1982, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de openbare zitting op 15 september 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd hij bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. G. Akaröz.
De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van de officier van justitie beoordeeld, waarbij de raadsvrouw aanvoerde dat de procedure niet correct was gevolgd. De rechtbank oordeelde echter dat de opgeëiste persoon op 30 juni 2022 op de juiste wijze was aangehouden en dat er geen gronden waren om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank heeft ook de inhoud van het EAB beoordeeld en vastgesteld dat het voldoende informatie bevatte over de strafbare feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, inclusief de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij een georganiseerde drugshandel.
Daarnaast heeft de rechtbank de detentieomstandigheden in Italië onderzocht en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestond voor een onmenselijke behandeling van de opgeëiste persoon bij overlevering. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen en dat er geen weigeringsgronden waren. De overlevering werd toegestaan, en de rechtbank heeft de beslissing op 22 september 2022 uitgesproken, waarbij werd opgemerkt dat er geen gewoon rechtsmiddel openstond tegen deze uitspraak.