ECLI:NL:RBAMS:2022:6723

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
13-124943-22 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging van ex-partner met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 18 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een 49-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 66 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, wegens belaging van zijn ex-partner. De belaging vond plaats van oktober 2021 tot mei 2022, waarbij de verdachte herhaaldelijk bij de woning van de ex-partner verscheen, haar veelvuldig belde en dreigende berichten stuurde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de ex-partner, wat leidde tot een ernstige verstoring van haar leven. De verdachte, die eerder al veroordeeld was voor vergelijkbare feiten, werd verminderd toerekeningsvatbaar geacht vanwege psychische problemen en middelengebruik. De rechtbank legde naast de gevangenisstraf ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling en een contactverbod met de ex-partner. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zich moet houden aan de voorwaarden om herhaling van strafbare feiten te voorkomen. De proeftijd van de voorwaardelijke veroordeling werd met een jaar verlengd, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. De uitspraak is gedaan in het kader van de behandeling van strafzaken door de meervoudige kamer van de rechtbank.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer vordering tul: 13.061282.21
Parketnummer: 13.124943.22
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-124943-22 (Promis)
Parketnummer vordering tul: 13-061282-21
Datum uitspraak: 18 november 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
nu gedetineerd in: [naam] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.D. Braber, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.T. van Vulpen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 11 oktober 2021 tot en met 18 mei 2022 te Amstelveen en/of Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan belaging van [slachtoffer] .
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
Bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft — onder verwijzing naar het schriftelijk requisitoir —
gerekwireerd tot bewezenverklaring en heeft hiertoe de relevante bewijsmiddelen
opgesomd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Op basis van het dossier kan een veel kleiner aantal handelingen worden vastgesteld dan aan verdachte is tenlastegelegd. Daarnaast delen verdachte en aangeefster het co-ouderschap over hun zoon en was het, gelet op de afspraken die over de omgang met hun zoon zijn gemaakt, in veel gevallen noodzakelijk voor verdachte om contact te zoeken met aangeefster. Gelet op alle omstandigheden kan het handelen van verdachte daarom niet als wederrechtelijk worden aangemerkt.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Aangifte en meldingen
Verdachte is op 11 oktober 2021 uit [naam kliniek] kliniek ontslagen, waar hij in het kader van een eerdere veroordeling van belaging van aangeefster werd behandeld. Op 28 april 2022 heeft aangeefster [slachtoffer] tegen verdachte aangifte gedaan van belaging. Zij heeft verklaard dat sinds verdachte uit de kliniek is ontslagen, hij bij haar huis langskomt. Dit is meermalen gebeurd, zowel overdag als ’s nachts en soms meerdere malen per dag. Ook stuurt verdachte aangeefster veelvuldig Whatsapp-berichten en belt hij haar. Dit gebeurt zowel overdag als ’s nachts. Indien aangeefster niet reageert, stuurt verdachte Whatsapp-berichten naar hun zoon. In meerdere berichten en telefoongesprekken is de toon van verdachte dreigend. Zo zou verdachte op 28 maart 2022 tijdens een telefoongesprek met aangeefster hebben gezegd: “Ik kan niet slapen, gedachtes stoppen niet. Het is beter als jij en [naam 1] dood zijn dan stopt het tenminste en dan maak ik mijzelf ook af.” Aangeefster heeft verklaard dat verdachte ook meerdere keren melding heeft gemaakt bij de politie dat aangeefster haar zoon zou mishandelen, waardoor de politie een aantal keren bij aangeefster aan de deur is geweest.
Steunbewijs bij aangifte
De rechtbank overweegt dat de verklaring van aangeefster deels wordt ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen van historie, waarin politiemutaties zijn opgenomen van een aantal keren dat verdachte bij aangeefster aan de deur is gekomen. Op 14 april 2022 is er melding gedaan van een man die op het adres van aangeefster en haar zoontje meerdere keren voor de deur zou hebben gestaan. Politieagenten hebben verdachte toen in de omgeving van de woning van aangeefster aangetroffen. Verdachte bleek onder invloed van drugs te zijn geweest en had een mes bij zich. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij inderdaad op een aantal momenten bij aangeefster langs is gegaan, omdat hij zich zorgen maakte over zijn zoon. Aangeefster zou op die momenten niet hebben gereageerd op zijn berichten en oproepen. Verdachte heeft verklaard dat dit ook wel ’s nachts gebeurde en dat hij dan op de deur en het slaapkamerraam klopte en riep.
De aangifte wordt daarnaast ondersteund door het overzicht van de Whatsapp-berichten dat in het dossier is gevoegd. Hieruit blijkt dat verdachte aangeefster op meerdere dagen veelvuldig berichtte en haar probeerde te contacteren via spraakoproepen. In meerdere gevallen was de toon van verdachte boos of dreigend, zoals op 5 december 2021 (“ WAAR BEN JIJ IN GODSNAAM?”) en op 6 december 2021 (“Ik hoor dat je bezoek hebt, wie zijn dat?”, “Klopt dat of is het nepbericht om mij op te fokken”).
Een verbalisant heeft verklaard dat hij op 13 april 2022 met aangeefster [slachtoffer] sprak en dat zij tijdens dit gesprek zeker 19 keer werd gebeld door verdachte. Verdachte heeft tijdens zijn politieverhoor en ter terechtzitting verklaard dat hij inderdaad berichten naar aangeefster heeft verstuurd en haar heeft gebeld, omdat hij zich dan zorgen maakte om zijn zoon en dacht dat er iets aan de hand was.
In het politieverhoor en ter terechtzitting heeft verdachte over de vermeende uitlating tijdens het telefoongesprek op 28 maart 2022 gezegd dat hij op dat moment onder invloed moet zijn geweest en dat hij erg van de uitlating geschrokken is.
Gelet op het feit dat de aangifte op meerdere punten wordt ondersteund door het procesdossier en de verklaringen van verdachte, ziet de rechtbank geen reden om aan de verklaring van aangeefster te twijfelen. De rechtbank gaat dan ook uit van de verklaringen die door aangeefster zijn afgelegd.
De rechtbank acht alle feitelijke handelingen die aan verdachte ten laste zijn gelegd bewezen. Met zijn handelen heeft verdachte stelselmatig opzettelijk inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster gemaakt.
Wederrechtelijkheid
De verdediging heeft aangevoerd dat, gelet op de afspraak dat de omgang met het kind in het kader van het co-ouderschap in overleg dient te gaan, verdachte in veel gevallen noodzakelijkerwijs contact moest hebben met aangeefster. De verdediging heeft erop gewezen dat de berichten die verdachte heeft verstuurd en de keren dat hij aan de deur bij aangeefster kwam allemaal te maken hadden met zijn zoon. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat deze omstandigheid de wederrechtelijkheid van de gedraging wegneemt.
De rechtbank overweegt als volgt. Omdat zij gezamenlijk het ouderlijk gezag hebben over hun zoon, dienen verdachte en aangeefster inderdaad enige vorm van overleg te hebben over hun zoon. De gedragingen van verdachte gaan echter elke redelijke grens van noodzakelijk ouderlijk overleg voorbij. Verdachte contacteerde aangeefster veelvuldig ‘s nachts, ging ’s nachts bij haar langs en klopte dan op het slaapkamerraam en de deur en stond daar te roepen. Ook de intensiteit van het contact en de toonzetting van de berichten van verdachte passen niet bij normaal ouderlijk overleg over de zorg voor een kind. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij op het moment dat hij contact zocht met aangeefster vaak onder invloed van verdovende middelen verkeerde en dan zorgen had over het welzijn van zijn zoon die niet terecht bleken maar een uitvloeisel van waanideeën. De rechtbank is op deze gronden van oordeel dat het gezamenlijke ouderlijke gezag de tenlastegelegde handelingen niet kan rechtvaardigen.
Oogmerk
Verdachte heeft met zijn handelen aangeefster en zijn zoon willen dwingen contact met hem op te nemen. Verdachte heeft aangeefster gedwongen te dulden dat er contact tussen hen plaatsvond, ook middenin de nacht. Ook heeft verdachte aangeefster willen dwingen om afspraken omtrent het bezoeken van zijn zoon niet af te zeggen. Verder heeft verdachte, door zich op meerdere momenten in berichten en tijdens telefoongesprekken dreigend uit te laten, aangeefster vrees aan willen jagen.
Al het voorgaande overwegend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
Bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen
dat verdachte
in de periode van 11 oktober 2021 tot en met 18 mei 2022 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- (ook in de nachtelijke uren) meerdere malen langs te komen bij en zich op te houden in de omgeving van de woning van voornoemde [slachtoffer] , hetgeen in de periode oktober 2021 tot en met april 2022 heeft geleid tot in ieder geval 10 politiemutaties en
- in bepaalde periodes (van vroeg in de ochtend tot midden in de nacht) veelvuldig Whatsapp-berichten te sturen aan voornoemde [slachtoffer] en
- wanneer hij, verdachte, geen reactie krijgt van voornoemde [slachtoffer] , veelvuldig berichten te sturen aan de gezamenlijke zoon van verdachte en voornoemde [slachtoffer] en
- in bepaalde periodes (van vroeg in de ochtend tot midden in de nacht) voornoemde [slachtoffer] herhaaldelijk te bellen en
- zich op dreigende toon uit te laten jegens [slachtoffer] via Whatsapp-berichten en telefoongesprekken,

met het oogmerk voornoemde [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro Justitia rapportages (psycholoog en
psychiater) van 21 september 2022. Hieruit volgt dat bij verdachte sprake is van een stoornis in het gebruik van een amfetamineachtig middel en dat er sprake is van een andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Uit de rapportages volgt dat de stoornissen van invloed zijn geweest op het handelen van verdachte ten tijde van het feit. De rapporteurs adviseren het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Daarnaast adviseren zij dat verdachte klinisch en ambulant wordt behandeld voor zijn middelengebruik en dat hij medicatie toegediend krijgt, nu abstinentie van middelen en medicatiegebruik belangrijke factoren zijn om psychotische ontregeling en herhaling te voorkomen.
De rechtbank neemt de conclusies en de adviezen van de deskundigen over. De verdachte wordt verminderd toerekeningsvatbaar geacht ten aanzien van het bewezenverklaarde feit.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 66 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Deze voorwaarden houden in: een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugsverbod, een contactverbod met [slachtoffer] , een locatieverbod voor de woning van [slachtoffer] en de school van de zoon van verdachte en aangeefster, een locatiegebod voor de verblijfplaats van verdachte, meewerken aan een dagbestedingstraject, meewerken aan schuldhulpverlening, meewerken aan middelencontrole en elektronische monitoringmiddelen. Op 3 november 2022 is er vanuit de [naam kliniek] bericht gekomen dat verdachte vanaf 9 november 2022 opgenomen kan worden. De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er, gelet op de duur van het voorarrest en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, geen ruimte is voor een voorwaardelijk strafdeel. Zij heeft verzocht om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform het voorarrest op te leggen. De raadsvrouw heeft voorgesteld om aan de bijzondere voorwaarden in de TUL-zaak de door de reclassering geadviseerde voorwaarden toe te voegen en eventueel de proeftijd te verlengen.
Voorts heeft de raadsvrouw verzocht de voorlopige hechtenis te schorsen met ingang van
9 november 2022, zodat verdachte kan worden opgenomen in de [naam kliniek] .
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner gedurende een periode van ruim 7 maanden. In die periode heeft hij het slachtoffer lastiggevallen door haar veelvuldig berichten te sturen, te bellen en middenin de nacht bij haar huis langs te komen, waar hij dan op de ramen en deur stond te kloppen en te roepen. Door zo te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op het leven van aangeefster en haar privacy geschonden. Zijn handelen heeft niet enkel grote impact gehad op het leven van aangeefster, maar ook op het leven van de zoon van verdachte en aangeefster. De rechtbank rekent verdachte dit aan. De rechtbank weegt in de strafmaat voorts mee dat uit het procesdossier, de deskundigenrapportages en de houding van verdachte ter terechtzitting naar voren komt dat verdachte weinig inzicht toont in zijn eigen aandeel in de feiten en het daaraan mede ten grondslag liggende middelengebruik.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 12 juli 2022. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor belaging van aangeefster. Er is toen aan verdachte een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden opgelegd. Een van de bijzondere voorwaarden was dat verdachte zich liet opnemen in zorginstelling [naam kliniek] . Uit het procesdossier is gebleken dat verdachte vrijwel direct na zijn ontslag uit die instelling opnieuw begon met het lastigvallen van aangeefster. Dit vond bovendien plaats binnen de proeftijd van de voorwaardelijke veroordeling.
Naast de hiervoor in rubriek 7 aangehaalde Pro Justitia rapportages, heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van 27 oktober 2022. De reclassering heeft geadviseerd om bij een veroordeling aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugsverbod, een contactverbod met [slachtoffer] , een locatieverbod voor de woning van [slachtoffer] en de school van de zoon van verdachte en aangeefster, een locatiegebod voor de verblijfplaats van verdachte, meewerken aan een dagbestedingstraject, meewerken aan schuldhulpverlening, meewerken aan middelencontrole en elektronische monitoringmiddelen. De reclasseringsrapportage is opgesteld door mevrouw N. Tuijn. Zij is ter terechtzitting van 4 november 2022 als deskundige gehoord. De deskundige heeft aangegeven dat zij het voor het inperken van het recidiverisico van groot belang acht dat er gedurende de proeftijd steeds een toezichtkader zal blijven bestaan en dat er – anders dan bij de tenuitvoerlegging van de bijzondere voorwaarden die tot zijn verblijf in [naam kliniek] leidden - een directe, zorgvuldig begeleide, overgang plaats zal vinden tussen de klinische opname en de ambulante behandeling, om te voorkomen dat een terugval in het middelengebruik zal plaatsvinden. De deskundige heeft ook aangegeven dat verdachte vanaf 9 november 2022 terecht kan in de [naam kliniek] .
De straf
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 66 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaar passend en geboden. De rechtbank legt daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd aan verdachte op.
De rechtbank beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn, omdat de rechtbank van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich opnieuw strafbaar althans belastend zal gedragen jegens aangeefster. De rechtbank grondt dat oordeel op de adviezen van deskundigen over het herhalingsgevaar.

9.Verlenging proeftijd voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 12 juli 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13-061282-21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 9 juli 2021 van de meervoudige strafkamer te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 107 dagen met aftrek van het voorarrest, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 3 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
Een tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf zou de bijzondere voorwaarden die de rechtbank aan verdachte oplegt, in het bijzonder de opname in de [naam kliniek] , doorkruisen. De rechtbank acht het echter wel van belang dat verdachte een consequentie ondervindt van het feit dat hij gedurende zijn proeftijd zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf met één jaar te verlengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikelen 14a, 14b, 14c en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
belaging
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
240 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
66 dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 3 jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Veroordeelde meldt zich volgens reeds lopende afspraken bij Reclassering Inforsa op het adres Vlaardingenlaan 5 te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
  • Veroordeelde verblijft in de [naam kliniek] . De opname duurt een jaar, vanaf de datum van opname d.d. 9 november 2022, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
  • Veroordeelde laat zich behandelen door Inforsa FACT of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
  • Veroordeelde verblijft in een nader te bepalen instelling of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Tijdens de klinische opname wordt een woonprofiel opgesteld waaruit blijkt of begeleid wonen geïndiceerd is. Een startdatum is dan ook nog niet bekend. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
  • Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
  • Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met mevrouw [slachtoffer] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
  • Veroordeelde bevindt zich niet in de buurt van de woning van mevrouw [slachtoffer] en bij de school van hun zoon, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
  • Veroordeelde heeft zinvolle dagbesteding of ander werk en werkt mee aan een traject voor de totstandkoming ervan.
  • Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn/haar financiën en schulden.
  • Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van ICE/cocaïne om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
  • Veroordeelde bevindt zich niet in een straal van 5 kilometer rond het adres van mevrouw [slachtoffer] en de school van zijn zoon (
  • Veroordeelde is op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van maximaal 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat maximaal 2 uur. In de weekenden heeft veroordeelde een aaneengesloten blok van maximaal 4 uur per dag vrij te besteden. Veroordeelde werkt mee aan Elektronische Monitoring op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [adres] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de Elektronische Monitoring nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Verlengt de bij vonnis van 9 juli 2021 met parketnummer 13-061282-21 bepaalde proeftijd met 1 jaar.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Thomas, voorzitter,
mrs. J.W.H.G. Loyson en M.F.A.M. Smeets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Willeboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 november 2022.