ECLI:NL:RBAMS:2022:6693

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
13/228325-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met aandacht voor detentieomstandigheden in België

Op 16 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 15 september 2022 en betreft een EAB dat op 6 september 2022 door de Rechtbank van eerste aanleg van Waals Brabant in België is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1997 in België, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en is uit anderen hoofde gedetineerd. Tijdens de openbare zitting op 2 november 2022 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn detentieomstandigheden in België besproken.

De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, waarbij zij stelde dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft ook aandacht besteed aan de detentieomstandigheden in België, waarbij zij opmerkte dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling, maar dat de algemene detentiegarantie van de Belgische autoriteiten voldoende waarborgen biedt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, aangezien aan alle wettelijke vereisten is voldaan. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/228325-22
RK nummer: 22/4200
Datum uitspraak: 16 november 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 15 september 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op
6 september 2022 door de Rechtbank van eerste aanleg van Waals Brabant(België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (België) op [geboortedag] 1997,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 2 november 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J. van Egmond, advocaat te Rotterdam, en door een tolk in de Franse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Belgische nationaliteit heeft.

3.ReferteDe raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen weigeringsgronden aan de overlevering van de opgeëiste persoon in de weg staan en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

4. Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel bij verstek van 6 september 2022 van de rechtbank van eerste aanleg in Waals Brabant.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

5.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1, 6 en 18, te weten (respectievelijk):
deelneming aan een criminele organisatie
illegale handel in wapens, munitie en explosieven
georganiseerde of gewapende diefstal
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

6.Detentieomstandigheden

De rechtbank merkt ambtshalve het volgende op.
Bij uitspraak van 22 juni 2021 [1] heeft de rechtbank geoordeeld dat in België een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van grondslapers. Daardoor is de minimale persoonlijke ruimte van 3 m2 in een meerpersoonscel niet meer gewaarborgd. Dat reële gevaar geldt ook voor situaties waarin sprake is van niet-afgeschermde toiletten in meerpersoonscellen. De detentie-instellingen waar hiervan sprake is, zijn: Antwerpen, Gent, Brugge, Oudenaarde, Hasselt, Dendermonde en Mechelen.
De rechtbank merkt op dat in de onderhavige zaak géén detentiegarantie in het dossier zit om dat algemene reële gevaar weg te nemen. Gelet op het volgende staat dat echter niet aan overlevering in de weg.
In haar uitspraak van 7 oktober 2021 [2] heeft de rechtbank overwogen dat de in die uitspraak genoemde brief van de Belgische autoriteiten van 9 september 2021 in elke overleveringszaak geldig is, zoals de Belgische autoriteiten in de bedoelde brief hebben bevestigd, en dat het om die reden niet noodzakelijk is dat voor elke individuele opgeëiste persoon een detentiegarantie wordt opgevraagd.
In de brief van 9 september 2021 heeft de Directeur-generaal bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, een algemene detentiegarantie voor België gegeven:
“Als algemene regel, kunnen in België de volgende algemene waarborgen gegeven worden bij een overlevering in het kader van de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel:
- De overgeleverde persoon zal in een cel worden opgesloten waarvan de oppervlakte en de inrichting beantwoordt aan de normen van het CPT van de Europese Raad (minimum 3m2). Dit zowel wanneer hij alleen verblijft in een cel als wanneer hij een daarvoor aangepaste en grotere cel deelt met een andere persoon.
- De sanitaire blokken, doorgaans voorzien van een wasbak en toilet, zijn afgescheiden van de rest van de cel door een muur of door een scherm. Soms is er ook een douche voorzien. In dat geval is het sanitair complex afgescheiden van de rest van de cel.
Wij garanderen specifiek dat wat betreft overgeleverde personen deze enkel zullen worden opgesloten in een cel waar het sanitaire blok volledig is afgesloten of dat zij zich alleen in een cel bevinden zodat er geen probleem kan ontstaan met de privacy.”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in de algemene detentiegarantie. De rechtbank is van oordeel dat het reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest, dat zij ten aanzien van voornoemde penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, met de afgegeven algemene detentiegarantie is weggenomen voor de opgeëiste persoon.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
rechtbank van eerste aanleg van Waals Brabant(België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. R. Godthelp, voorzitter,
mrs. M.M.L.A.T. Doll en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 november 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Amsterdam 22 juni 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3243.
2.Rb. Amsterdam 7 oktober 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:5759.