ECLI:NL:RBAMS:2022:6678

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
C/13/724364 / KG ZA 22-913
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging en blokkering van bankrekeningen van thuiszorgbedrijf en eigenaar wegens fraude

In deze zaak vorderden eisers, een thuiszorgbedrijf en de eigenaar, de ABN AMRO Bank N.V. om de blokkering van hun bankrekeningen op te heffen. De bank had de rekeningen geblokkeerd op basis van vermoedens van fraude, naar aanleiding van verdachte transacties en een aangifte van fraude door ING Bank. De eisers stelden dat er geen sprake was van fraude en dat de blokkering onterecht was. De voorzieningenrechter oordeelde dat ABN AMRO voldoende redenen had om de bankrelatie op te zeggen en de rekeningen te blokkeren. De rechter benadrukte dat de bank een zorgplicht heeft en dat de omstandigheden van het geval meebrachten dat de opzegging niet onaanvaardbaar was. De vorderingen van eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten. De rechter concludeerde dat de registratie van eisers in het Incidentenregister, het Intern Verwijzingsregister en het Extern Verwijzingsregister gerechtvaardigd was, gezien de ernst van de verdenkingen van fraude.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/724364 / KG ZA 22-913 IHJK/MAH
Vonnis in kort geding van 15 november 2022
in de zaak van

1.[eiseres 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
mede in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige zoon [minderjarige],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseressen bij dagvaarding op verkorte termijn van 26 oktober 2022,
advocaten mr. M.A. Poelman en mr. Y. Koudstaal te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. E. Jagt te Amsterdam.
Partijen zullen hierna eisers en ABN AMRO worden genoemd. Eisers zullen hierna afzonderlijk als [eiseres 1] en [eiseres 2] worden aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Bij de zitting op 1 november 2022 waren aanwezig:
- aan de kant van eisers: [eiseres 1] en haar broer, met mr. Poelman en mr. Koudstaal,
- aan de kant van ABN AMRO: [naam 1] en [naam 2] (medewerkers afdeling Fraud Response) met mr. Jagt.
1.2.
Op de zitting hebben eisers de dagvaarding toegelicht. ABN AMRO heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[eiseres 1] is enig aandeelhouder en enig bestuurder van [eiseres 2] . [eiseres 2] , opgericht op 23 september 2020, heeft als activiteiten volgens het Handelsregister:
“Het bieden van zorg en aan zorg gerelateerde diensten, zoals thuiszorg, zowel in tijdelijke als in permanente thuiszorgsituaties, en professionele (thuis)zorg in de vorm van persoonlijke dagelijkse verzorging en verpleegkundige hulp, vierentwintig-uurs(thuis)zorg, ondersteuning en begeleiding, alsmede persoonlijke verzorging in het algemeen en particuliere zorg op maat”.
2.2.
[eiseres 1] heeft sinds 4 juli 2017 een privé-rekening (eindigend op [rekeningnummer 1] ) bij ABN AMRO (hierna: de Privé-rekening). In juli 2018 heeft zij bij ABN AMRO een Jongeren Groeirekening (eindigend op [rekeningnummer 2] ) (hierna: de Jongerenrekening) geopend voor haar minderjarige zoon en in september 2020 een Ondernemersrekening (eindigend op [rekeningnummer 3] ) op naam van [eiseres 2] (hierna: de Ondernemersrekening).
2.3.
[eiseres 2] heeft ook een rekening bij KNAB (hierna: de KNAB-rekening).
2.4.
Op 18 juli 2022 heeft [eiseres 2] met een ernstig zieke client, hierna te noemen: [naam 3] , een zorgovereenkomst gesloten waarin staat:
  • dat aan [naam 3] zeven dagen per week 12-uurs zorg zal worden geleverd tegen een uurtarief van € 58,74, en: “de zorgmomenten zal in eerste instantie zijn van 08:00-20:00 uur, uiteraard is dit bespreekbaar.”
  • dat gefactureerd zal worden per 14 dagen en dat binnen 7 dagen moet worden betaald, en
  • dat de ingangsdatum 18 juli 2022 en de opzegtermijn 4 weken is.
Later is de zorg uitgebreid naar 24-uurszorg.
2.5.
[naam 3] was private banking klant bij ING en had daar een beleggingsrekening en een particuliere rekening (hierna: Bankrekening [naam 3] ). Op naam van zijn BV hield [naam 3] een zakelijke rekening aan bij ABN AMRO (hierna: Bankrekening [naam 3] ).
2.6.
Op 13 september 2022 heeft ABN AMRO per e-mail van ING Bank het verzoek gekregen om in verband met mogelijke fraude (verdachte transacties op 8, 11 en 12 september 2022) de rekeningen van eisers te blokkeren. Dat heeft ABN AMRO dezelfde dag gedaan, zodat er niet meer kon worden overgeboekt of gepind van de rekeningen.
2.7.
Vanaf 13 of 14 september 2022 heeft [eiseres 2] geen zorg meer verleend aan [naam 3] .
2.8.
Op 14 september 2022 heeft ING Bank tegen [eiseres 1] aangifte van fraude gedaan. Ook de familie van [naam 3] heeft aangifte gedaan tegen [eiseres 1] .
2.9.
Bij brief van 15 september 2022 heeft mr. Faas, de (toenmalige) advocaat van eisers, ABN AMRO gesommeerd om binnen 48 uur de blokkades op te heffen.
2.10.
Op 19 september 2022 is [naam 3] overleden als gevolg van zijn ziekte.
2.11.
Bij brief van 4 oktober 2022 heeft ABN AMRO aan [eiseres 1] geschreven
dat haar rekeningen (particulier en/of zakelijk) wegens fraude zijn geblokkeerd, dat deze binnen vier weken worden beëindigd en dat [eiseres 1] wordt geregistreerd in het Incidentenregister (IR), het Intern Verwijzingsregister (IVR) en het Extern Verwijzingsregister (EVR) voor 8 jaar. De fraude zou onder meer bestaan uit het op de Ondernemersrekening ontvangen van diverse bedragen van [naam 3] waaraan geen factuur ten grondslag lag en het ontvangen op de Privérekening op 11 en 12 september 2022 van een totaalbedrag van € 100.000,00 van [naam 3] met als omschrijving "leven redden" en "dank".
2.12.
Omstreeks 5 oktober 2022 is ook de KNAB-rekening geblokkeerd.
2.13.
Op 11 oktober 2022 heeft ABN AMRO mr. Faas per brief geantwoord het dossier opnieuw te hebben beoordeeld, maar haar standpunt te handhaven.
2.14.
Hiertegen hebben eisers bij brief van 18 oktober 2022 van hun huidige advocaat gemotiveerd bezwaar gemaakt en ABN AMRO wederom gesommeerd om de blokkades op te heffen. Daar heeft ABN AMRO bij brief van 25 oktober 2022 afwijzend op gereageerd.
2.15.
ABN AMRO heeft de opzegging opgeschort totdat in dit kort geding uitspraak is gedaan.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen ABN AMRO op straffe van dwangsommen te bevelen om de bankrelaties met eisers te continueren en binnen 24 uur na betekening van dit vonnis:
  • i) zorg te dragen voor deblokkering van de volgende rekeningen:
  • [rekeningnummer 4] (de Ondernemersrekening)
  • [rekeningnummer 5] (de Privérekening)
  • De jongerenrekening van de zoon van [eiseres 1] .
  • ii) te bewerkstelligen dat alle voorheen ten aanzien van deze rekeningen bestaande faciliteiten en de saldi van deze rekeningen met onmiddellijke ingang weer voor eisers beschikbaar zijn, en
  • iii) alle andere maatregelen zoals genoemd in de brieven van ABN AMRO van 4 en 11 oktober 2022 ongedaan te maken, in het bijzonder de persoonsgegevens van eisers te verwijderen uit het Intern Verwijzingsregister, het Extern Verwijzingsregister en het Incidentenregister, alsmede deze verwijderingen schriftelijk aan eisers te bevestigen binnen 24 uren na verwijdering;
en ABN AMRO te veroordelen in de proces- en nakosten.
3.2.
Zij voeren daartoe, samengevat, het volgende aan.
3.3.
Van fraude is geen sprake en ABN AMRO heeft daarvan geen enkel bewijs geleverd. De overschrijvingen naar de ondernemersrekening vloeien voort uit de zorgovereenkomst met [naam 3] . In de periode 18 juli t/m 25 september 2022 is voor zorgwerkzaamheden een totaalbedrag ad € 102.299,23 gefactureerd. Nadat de zorgovereenkomst werd opgezegd is een factuur verzonden die zag op de contractueel overeengekomen opzegtermijn, ten bedrage van € 39.473,28. Deze vergoeding over de opzegtermijn is verschuldigd vanaf de datum van opzegging. [naam 3] is op 13 september 2022 uit zorg gegaan. Deze datum geldt aldus als datum van opzegging. Volgens de zorgovereenkomst geldt een opzegtermijn van vier weken, derhalve tot 13 oktober 2022. In totaal is dus een bedrag ad (102.299,23 + 39.473,28 =) € 141.772,23 gefactureerd.
De laatste twee facturen (nrs. [fact.nr. 1] en [fact.nr. 2] ) zijn niet voldaan door [naam 3] en bovendien overlappen zij elkaar deels (voor de periode 13 t/m 25 september). [eiseres 2] heeft geen inzicht meer in haar Ondernemersrekening. Zij is dus niet in staat precies te reconstrueren wat door [naam 3] op welk tijdstip is overgeschreven. Wel weet [eiseres 2] dat zij, gedurende de periode waarin zorg werd verleend aan [naam 3] , meerdere malen bedragen heeft voorgeschoten, bijvoorbeeld voor vliegtickets naar [plaats] . [naam 3] heeft deze bedragen vervolgens overgemaakt aan [eiseres 2] .
Ook heeft [naam 3] eens een extra overschrijving van +/- € 36.000,00 gedaan aan [eiseres 2] , ten behoeve van een medische behandeling in [plaats] . [eiseres 2] heeft destijds met de zus van [naam 3] en zijn vrienden besproken dat dit bedrag abusievelijk (rechtstreeks) is overgemaakt aan [eiseres 2] , waarna door hen gezamenlijk is besloten dat [eiseres 2] het bedrag voorlopig onder zich zou houden. Overigens is deze behandeling uiteindelijk niet doorgegaan en zal deze betaling uiteraard in de nog op te stellen eindafrekening worden meegenomen.
3.4.
ABN AMRO voert verweer, dat op het volgende neerkomt. Op basis van het transactieverkeer en de fraudemelding door ING heeft ABN AMRO zeer sterke vermoedens van betrokkenheid van eisers bij fraude, die de blokkering, de opzegging en de registratie in het IR, IVR en EVR rechtvaardigen. ABN AMRO onderbouwt dit als volgt. Vanaf de opening (september 2020) van de Ondernemersrekening zijn daarvan zo nu en dan betalingen verricht die lijken te zien op facturen voor verleende thuiszorg. Het gaat doorgaans om enkele honderden en soms om enkele duizenden euro’s. Van april tot en met oktober 2022 vinden slechts onregelmatig summiere salarisbetalingen plaats. Gedurende de periode dat eisers thuiszorg aan de ernstig zieke - en vermogende - [naam 3] verleenden (half juli-half september 2022), zijn vanaf zijn bankrekening enkele honderdduizenden euro’s overgemaakt naar de bankrekeningen van eisers, voor een groot deel zonder dat daar een grondslag voor bestond.
3.5.
Ter zitting heeft mr. Jagt verklaard dat ABN AMRO mede op grond van de door ING gedane aangifte (die ABN AMRO stelt te hebben ingezien, maar niet in het geding mag brengen) uitgaat van de volgende feiten. Nadat ING in september 2022 werd gebeld door een ‘medewerker van de thuiszorg’ om de daglimieten van de bankrekeningen van [naam 3] te verhogen, heeft ING onderzoek gedaan. Daaruit bleek dat er op 11 september 2022, om 9:31 uur, van de beleggingsrekening van [naam 3] bij ING € 700.000,00 is opgenomen en op Bankrekening [naam 3] is bijgeschreven. 1,5 uur later is er een poging gedaan om via de ING Mobiel Bankieren App € 700.000,00 over te maken van de Bankrekening [naam 3] naar de Privé-rekening met als naam begunstigde ‘donatie’ en als omschrijving ‘donatie leven redden.’ Vanwege de daglimiet op de app is die overboeking niet gelukt. Een paar minuten later is via de app geprobeerd die limiet te verhogen, zonder succes. Vervolgens is ING gebeld door een ‘medewerker van de thuiszorg’ om de betaallimiet te verhogen. Daarna is
€ 50.000,00 overgeboekt van de Bankrekening [naam 3] naar de Privé-rekening met als naam begunstigde ‘donatie’ en als omschrijving ‘leven redden.’
Een dag later, op 12 september 2022, is opnieuw geprobeerd om € 500.000,00 over te maken naar de Privé-rekening met als naam begunstigde ‘donatie’. Dat is niet gelukt, waarna € 50.000,00 is overgeboekt van de Bankrekening [naam 3] naar de Privé-rekening met als naam begunstigde ‘donatie’ en als omschrijving ‘dank’. Die middag zijn twee ING-medewerkers op bezoek bij [naam 3] geweest om te verifiëren of hij de bewuste transacties zelf heeft uitgevoerd. Ze troffen een thuiszorgmedewerker (niet [eiseres 1] ) aan en een ernstig zieke [naam 3] , die op de medewerkers een afwezige en verwarde indruk maakte. Zij constateerden dat [naam 3] niet in staat leek te zijn om zelfstandig gebruik te maken van de app en dat hij moeite had met het bedienen van de afstandsbediening van de tv. De antwoorden die [naam 3] gaf op de vragen van de medewerkers, zoals weergegeven in de aangifte, bevestigden hun vermoeden dat [naam 3] de transacties niet zelf heeft uitgevoerd, althans dat hij is beïnvloed om de betreffende overboekingen te verrichten zonder besef van het werkelijke doel ervan.
ING heeft daarop ABN AMRO verzocht de rekeningen van eisers te blokkeren. Door de blokkade van de rekeningen heeft ABN AMRO € 168.014,97 veilig gesteld. Daarvan heeft zij op verzoek van ING Bank € 93.350,59 overgemaakt naar de bankrekening van de erven van [naam 3] en het resterende bedrag op een zogenaamde tussenrekening geparkeerd hangende het onderzoek.
ING heeft aangifte gedaan tegen [eiseres 1] en deze aangifte gedeeld met ABN AMRO, op basis waarvan ABN AMRO vervolgens onderzoek heeft gedaan. Uit dat onderzoek is het volgende gebleken. In de periode 2 augustus tot en met 12 september 2022 (de Periode) zijn veel (13) overboekingen gedaan van de Bankrekening [naam 3] en de Bankrekening [naam 3] naar de Privé-rekening, de Ondernemersrekening en de KNAB-rekening, voor in totaal € 249.083,97. Aan het merendeel van deze transacties ligt - blijkens de omschrijvingen - geen factuur ten grondslag. Van de € 20.000,00 die op 8 september 2022 ten laste van Bankrekening [naam 3] is geboekt naar de Ondernemersrekening, met omschrijving ‘dank’, hebben eisers de volgende dag een auto gekocht.
Daarnaast zijn er op 22 juli, 2 en 23 augustus 2022 bedragen van telkens ruim €19.000,00 (totaal € 58.735,26) overgemaakt van de Bankrekening [naam 3] naar de Ondernemersrekening, waarbij wel factuurnummers (eindigend op 45, 46 en nogmaals 46) zijn vermeld. De bedragen zijn voor een groot deel vervolgens overgeboekt naar de Jongerenrekening, de Privé-rekening of de KNAB-rekening.
Nadat op 11 en 12 september 2022 telkens € 50.000,00 (met omschrijving ‘leven redden’ respectievelijk ‘dank’) was binnen gekomen op de Privé-rekening, zijn daarvan in totaal nog duizenden euro’s overgemaakt naar onder meer de Jongerenrekening, het CJIB en andere onbekende derden. Dit zijn geen automatische incasso’s, zoals eisers stellen. Ook duiden de transacties niet op het voorschieten van bedragen voor [naam 3] . Evenmin zijn er in de Periode transacties zichtbaar die verband zouden kunnen houden met de medische behandeling in [plaats] , anders dan de betaling op 2 augustus 2022 van € 35.343,34 met omschrijving ‘engeland [ [naam 3] ] ziekenhuis’ en de betaling op 30 augustus 2022 van € 416,00 met omschrijving ‘Tikkie Vliegticket’. [eiseres 1] stelt dat zij van plan was het teveel betaalde terug te boeken, maar van dat voornemen is niets gebleken en het is ook niet uitgevoerd. Tenslotte heeft KNAB aan ABN AMRO bericht dat het geld dat vanaf Bankrekening [naam 3] door [naam 3] is overgemaakt (€ 36.000,00 op 10 september 2022 met omschrijving ‘dankbaar’) niet meer op de KNAB-rekening staat. Aldus steeds ABN AMRO.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eisers stellen dat zij niet betrokken zijn bij fraude en dat daarom de opzegging van de bankrelatie, de blokkering en de registraties onterecht zijn en ongedaan moeten worden gemaakt. ABN AMRO stelt daar tegenover dat de feiten ernstig zijn en voldoende vaststaan, zodat ABN AMRO op grond van artikel 35 ABV bevoegd en op grond van artikel 5 lid 3 Wwft zelfs verplicht is tot opzegging van de bankrelatie, en dat deze feiten ook de blokkering en de registraties rechtvaardigen.
4.2.
De vorderingen van eisers kunnen in kort geding worden toegewezen indien voorshands voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter hun standpunt zal volgen en indien van hen niet kan worden gevergd dat zij de uitslag van een bodemprocedure afwachten.
4.3.
Het spoedeisend belang van eisers volgt uit de aard van de vorderingen.
Opzegging bankrelatie
4.4.
Op grond van artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden (ABV) – die op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing zijn – heeft de bank een contractuele bevoegdheid de relatie met een klant te beëindigen. De opzeggingsbevoegdheid van een bank en haar contractuele vrijheid zijn echter niet onbegrensd. Een opzegging moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van de bancaire zorgplicht op grond waarvan ABN AMRO bij haar dienstverlening zorgvuldigheid in acht moet nemen, waarin ook het belang van betalingsverkeer voor de rekeninghouders wordt meegewogen. Daarbij moet mede worden betrokken dat het voor (rechts)personen van groot belang is dat zij toegang hebben tot het bancaire systeem. De omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een bank van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt. (artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW); zie HR 10 oktober 2014, ECLl:NL:HR:2014:2929). Het ligt op de weg van eisers om dergelijke omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken.
4.5.
Anderzijds hebben eisers op grond van artikel 2 lid 2 ABV de zorgplicht eraan mee te werken dat ABN AMRO aan haar verplichtingen jegens (onder meer) toezichthouders kan voldoen en om geen misbruik van de bankdiensten te (laten) maken, bijvoorbeeld door middel van strafbare feiten of activiteiten die schadelijk zijn voor ABN AMRO of haar reputatie of die de werking en betrouwbaarheid van het financiële stelsel kunnen schaden.
4.6.
[eiseres 1] stelt dat zij pas een week later bekend werd met de giften van 2 x €50.000,00 door [naam 3] aan haar, maar dat zij zich overigens best kan voorstellen dat [naam 3] dankbaar was voor de zeer betrokken en intensieve verzorging door [eiseres 2] , zeker nu hij door zijn familie en vrienden in de steek was gelaten. Hij was vermogend en deed wel vaker ‘gekke dingen’ met zijn geld, aldus [eiseres 1] . Zij wijst ook op de context: [naam 3] betaalde voor de medische behandelingen in Engeland zo’n € 800.000,00.
4.7.
Dat [eiseres 1] geen bemoeienis heeft gehad met de ‘giften’ is naar het oordeel van de voorzieningenrechter ongeloofwaardig, gelet op de volgende omstandigheden, die eisers onvoldoende hebben weersproken:
  • ING werd in september 2022 gebeld door een ‘medewerker van de thuiszorg’ om de daglimieten van de bankrekeningen van [naam 3] te verhogen;
  • De giften van € 50.000,00 zijn vooraf gegaan door mislukte pogingen om een veel grotere bedrag over te hevelen van [naam 3] naar [eiseres 1] (zie onder 3.5). Vervolgens is tweemaal € 50.000,00 – naar de voorzieningenrechter begrijp niet via de app, maar via internetbankieren, waar de daglimiet kennelijk hoger lag – overgeboekt van de Bankrekening [naam 3] naar de Privé-rekening met omschrijvingen die een gift suggereren;
  • direct na binnenkomst van de ‘giften’ zijn voordat de rekeningen van eisers werden geblokkeerd nog duizenden euro’s weggesluisd, terwijl het oorspronkelijke saldo op de Privé-rekening daarvoor ontoereikend was. Dit is niet te rijmen met de stelling van eisers dat zij pas na een week bekend raakten met deze ‘giften’.
  • op grond van de verklaringen van de medewerkers van ING en het feit dat [naam 3] op 19 september 2022 is overleden is het waarschijnlijk dat [naam 3] op 11 en 12 september 2022 niet (meer) in staat was om de ING-app te bedienen;
  • ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat [eiseres 1] zowel op 11 als op 12 september 2022 bij [naam 3] thuis zorg heeft verleend;
  • niet gesteld of gebleken is dat andere medewerkers van [eiseres 2] dan [eiseres 1] de code kenden van de ING-app.
4.8.
Hoewel deze omstandigheden voornamelijk blijken uit een niet overgelegd stuk, te weten de aangifte, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid ervan. Dat [naam 3] op 15 september 2022 bij de wijziging van zijn (levens) testament kennelijk nog als wilsbekwaam is aangemerkt doet op zichzelf onvoldoende af aan de bevindingen van de ING-medewerkers.
4.9.
Daarnaast is door eisers niet betwist dat er op de Ondernemersrekening tienduizenden euro’s ten laste van [naam 3] zijn overgemaakt zonder omschrijving en waarvan niet is gebleken dat er een factuur tegenover staat. De overgelegde facturen tellen op tot € 141.772,23 terwijl er door [naam 3] € 207.819,23 (exclusief bovengenoemde ‘giften’ van € 100.000,00) is overgemaakt naar de Ondernemersrekening en de Prive-rekening. Dat is een verschil van bijna € 70.000,00. Ook als waar zou zijn dat afgesproken is, zoals eisers stellen, dat zij het bedrag van € 35.343,34 met omschrijving ‘engeland [ [naam 3] ] ziekenhuis’ voorlopig zouden bewaren en later aan [naam 3] zouden terugbetalen, blijft er nog een onverklaard gat van zo’n € 35.000,00 over. Overigens is dat bewaren ook niet erg geloofwaardig, nu direct na ontvangst van dat bedrag op de Ondernemersrekening een bedrag van € 25.000,00 naar de Jongerenrekening is doorgesluisd. De verklaring van eisers dat ook de Jongerenrekening door hen als een soort betaalrekening werd gebruikt is op zijn minst genomen opmerkelijk te noemen.
4.10.
Eisers erkennen dat voor de periode 13 tot en met 25 september 2022 dubbel is gefactureerd (facturen eindigend op 49 en 50 dd 12 respectievelijk 15 september 2022). Zij stellen dat zij daarom een bedrag van € 16.917,12 zullen terugbetalen in het kader van de eindafrekening. ABN AMRO wijst er echter terecht op dat met deze facturen niet de voor die datum teveel van [naam 3] ontvangen bedragen verklaard worden.
4.11.
Al met al gaat het niet om een kleine incidentele vergissing, maar om grote en diverse teveel ten laste van [naam 3] naar eisers overgemaakte bedragen waarvoor zij niet of nauwelijks goede verklaringen hebben gegeven. Ook wijst niets erop dat eisers voornemens zijn het teveel betaalde terug te betalen. Integendeel, zij zijn het meteen gaan uitgeven.
4.12.
Tenslotte hebben eisers niet goed kunnen uitleggen hoe [naam 3] op de hoogte was van het nummer van de KNAB-rekening , waarop € 36.000,00 is gestort op 10 september 2022 vanaf Bankrekening [naam 3] met omschrijving ‘dankbaar’.
4.13.
Alles bij elkaar genomen had ABN AMRO naar voorlopig oordeel voldoende grond voor opzegging van de bankrelatie en is de opzegging niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
4.14.
Een belangenafweging leidt niet tot een andere conclusie. Eisers hebben evident belang bij deblokkering en voortzetting van de rekeningen bij ABN AMRO, zeker nu de KNAB-rekening sinds 5 oktober 2022 ook is geblokkeerd (zo verklaarden eisers ter zitting). Gelet op de ernst en de veelheid van belastende feiten wegen de belangen van ABN AMRO echter zwaarder. Het risico dat de bankrekeningen van eisers bij ABN AMRO daadwerkelijk zijn gebruikt voor fraude en/of witwaspraktijken – en wellicht daarvoor weer zullen worden gebruikt – is iets wat de bank niet hoeft te accepteren. Er is ook sprake van een concreet reputatierisico voor ABN AMRO. Daarbij komt dat ABN AMRO ter zitting heeft verklaard dat zij [eiseres 1] privé desgevraagd op basis van het Convenant Basisrekening een betaalrekening kan aanbieden (tenzij blijkt dat zij nog elders beschikt over een bankrekening).
4.15.
Wat betreft [eiseres 2] ligt het iets anders, aangezien banken in beginsel niet verplicht zijn aan bedrijven (zoals op grond van art. 4:71f Wft of het Convenant wel aan consumenten) een basisrekening aan te bieden. Eisers hebben zich beroepen op een uitspraak van de Hoge Raad van 5 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1652), waarin het volgende is bepaald. Op banken kan op grond van hun maatschappelijke positie ook ten aanzien van niet-consumenten de verplichting rusten een betaalrekening aan te bieden. Of een dergelijke verplichting in een concreet geval moet worden aangenomen hangt af van de uitkomst van een belangenafweging, waarbij de omstandigheden van het geval in de huidige situatie (ex nunc) moeten worden betrokken. Daarbij weegt zwaar dat het zonder betaalrekening vrijwel onmogelijk is om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en om een bedrijf te exploiteren. Verder is het zo dat banken een gerechtvaardigd belang kunnen hebben om cliënten te weigeren vanwege toezichtrechtelijke eisen of integriteitsrisico’s, en dat dit belang eraan in de weg kan staan een bank te verplichten een betaalrekening aan te bieden. De uitkomst van de belangenafweging kan bijvoorbeeld zijn dat het belang van de bank in de omstandigheden van dit geval niet in de weg staat aan een verplichting tot het aanbieden van een betaalrekening, maar wel aan een verplichting tot het faciliteren van het storten van contant geld.
4.16.
In dit geval weegt het belang van ABN AMRO om eisers als klant te weigeren vanwege toezichtrechtelijke eisen of integriteitsrisico’s, gelet op de ernst van de vermoede feiten, zwaarder dan het belang van [eiseres 2] bij volledige toegang tot het betaalverkeer. Daarbij is van belang dat ABN AMRO heeft verklaard dat eisers wel kunnen verzoeken om noodzakelijke betalingen te verrichten; ABN AMRO beoordeelt vervolgens of de gelden op de rekening waarvan uitbetaling wordt verlangd rechtmatig zijn verkregen en kan vervolgens tot betaling van bepaalde facturen of lonen overgaan.
4.17.
De conclusie is dan ook dat het niet aannemelijk is dat de bodemrechter de opzegging als ongeldig zal beoordelen.
Deblokkeren rekeningen en saldi ter beschikking stellen
4.18.
Uit het voorgaande volgt dat de ernstige verdenkingen van betrokkenheid van eisers bij fraude niet zonder grond zijn. Dergelijke verdenkingen rechtvaardigen het blokkeren van rekeningen en het niet uitbetalen van de saldi, vooralsnog in ieder geval hangende het strafrechtelijk onderzoek. Als ABN AMRO tot uitkering van de saldi zou overgaan, zou zij, gelet op alle feiten en omstandigheden bovendien strafrechtelijke vervolging voor schuldwitwassen riskeren en aansprakelijkstelling door derden in verband met haar bijzondere zorgplicht.
4.19.
ABN AMRO heeft verklaard dat zij de blokkades in stand houdt in afwachting van het strafrechtelijk onderzoek en mogelijke verhaalsacties van benadeelden. Daarbij kunnen eisers wel verzoeken om noodzakelijke betalingen te verrichten; ABN AMRO beoordeelt vervolgens of de gelden op de rekening waarvan uitbetaling wordt verlangd rechtmatig zijn verkregen en kan vervolgens tot betaling van bepaalde facturen of lonen overgaan. De blokkades zijn daarom ook niet disproportioneel.
4.20.
Vorderingen (i) en (ii) zijn dus niet toewijsbaar.
Registratie IR, IVR en EVR
4.21.
Er is ook geen reden om de registraties in het EVR ongedaan te maken. Niet te ontkennen valt dat opname in het (IR en het daaraan gekoppelde) EVR, verstrekkende gevolgen kan hebben. De deelnemende financiële ondernemingen kunnen immers door raadpleging van het EVR vaststellen dat er sprake is van opname in het IR door (een) andere deelnemer(s). Vervolgens kunnen zij nadere informatie omtrent de reden van opname opvragen. Dit kan ertoe leiden dat niet alleen de deelnemer die tot opname in het IR is overgegaan, maar ook andere deelnemers financiële diensten aan de opgenomen persoon zullen weigeren. Gelet hierop dienen hoge eisen te worden gesteld aan de grond(en) voor opname van de gegevens van een persoon in de registers (Gerechtshof Amsterdam 13-06-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2284).
4.22.
Opname in het IR en het EVR kan slechts geschieden in overeenstemming met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen 2021 (PIFI). De verwerking van persoonsgegevens is in beginsel rechtmatig op grond van artikel 6 lid 1 aanhef en onder f AVG (noodzakelijk ter behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de bank en van de tot haar branche behorende financiële instellingen), mits ook de in deze bepaling voorgeschreven belangenafweging uitpakt in het voordeel van ABN AMRO en aan de eisen van het PIFI wordt voldaan. Het PIFI is te beschouwen als een regeling die voldoende waarborgen biedt voor een verwerking van persoonsgegevens zoals de AVG die voorschrijft (Gerechtshof Amsterdam 18 januari 2007, ECLI:NL:GHAMS:2007:BA5933). De Autoriteit Persoonsgegevens heeft het PIFI voor 5 jaar (t/m maart 2026) goedgekeurd.
4.23.
Op grond van artikel 5.2.1 PIFI is opname in het EVR slechts geoorloofd indien:
a. a) de gedraging(en) van de te vermelden persoon een bedreiging vormen voor (I) de (financiële) belangen van cliënten en/of de financiële instelling zelf of (II) de continuïteit en/of de integriteit van de financiële sector;
b) in voldoende mate vaststaat dat de desbetreffende persoon betrokken is bij de onder a bedoelde gedraging(en). Dit betekent dat van strafbare feiten in principe aangifte wordt gedaan;
c) het proportionaliteitsbeginsel in acht is genomen.
4.24.
De juistheid van de te verwerken gegevens moet in voldoende mate vaststaan. De Hoge Raad heeft bepaald dat voor de opname van strafrechtelijke persoonsgegevens een veroordeling door de strafrechter niet is vereist. Er moet sprake zijn van zodanig concrete feiten en omstandigheden dat deze een als strafbaar feit te kwalificeren bewezenverklaring – in de zin van artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering – kunnen dragen. De gedragingen dienen dus een zwaardere verdenking op te leveren dan enkel een redelijk vermoeden van schuld (HR 29 mei 2009, LJN BH4720). Uitgangspunt is verder dat het aan de financiële instelling, in dit geval ABN AMRO, is te concretiseren en onderbouwen waarom zij tot registratie is overgegaan.
4.25.
Voorshands wordt geoordeeld dat ABN AMRO daarin is geslaagd. ABN AMRO had meerdere concrete aanwijzingen voor het plegen van fraude door [eiseres 1] . Ook is van het vermoedelijke strafbare feit aangifte gedaan – door zowel ING als de familie van [naam 3] .
4.26.
Ten slotte moet zowel op grond van de AVG als op grond van het PIFI een belangenafweging worden toegepast, waarbij alle bekende feiten en omstandigheden moeten worden betrokken. Bij elke verwerking van persoonsgegevensregistratie moet zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dat betekent dat de inbreuk op de belangen van de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkenen niet onevenredig is in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel (proportionaliteitsbeginsel) en dat het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt in redelijkheid niet op een andere, voor de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkene minder nadelige wijze kan worden verwezenlijkt (subsidiariteitsbeginsel). Zie het arrest van de Hoge Raad van 9 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8097 (Santander).
4.27.
ABN AMRO heeft de belangen voldoende afgewogen in haar brieven van 4, 18 en 25 oktober 2022. Deze belangenafweging valt uit in het nadeel van eisers en de voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om tot een andere conclusie te komen. Eisers kunnen door de registratie worden belemmerd in hun toegang tot het betaalverkeer, maar die belemmering is juist een van de beoogde gevolgen van de registratie. Die dient immers onder meer ter bescherming van de integriteit van de financiële sector. Dat doel kan door ABN AMRO niet op een minder belastende manier worden bereikt dan door de registratie, zodat deze voldoet aan het subsidiariteitsvereiste. Gelet op de ernst van de vermoede feiten is de registratie ook daarom proportioneel.
4.28.
De vordering tot verwijdering van de registratie in IR en EVR zal dus worden afgewezen. Dat betekent dat er zeker geen grond is voor verwijdering van de – minder ingrijpende - de registratie in het IVR.
Proceskosten
4.29.
De gevraagde voorzieningen worden geweigerd en eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ABN AMRO worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.692,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde van ABN AMRO tot op heden begroot op € 1.692,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MAH