Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Vrijspraak
5.Waardering van het bewijs
‘ [Telegram groep] ’ [in het Arabisch: de heilige strijder, ijveraar, iemand die zich inzet voor de jihad]is tevens sprake van medeplegen.
‘ [gebruikersnaam 1] ’aan medeverdachte [medeverdachte] heeft gevraagd hem IS video’s te sturen en dat [medeverdachte] dat ook heeft gedaan. Ook heeft [medeverdachte] op verzoek van verdachte de link gestuurd van zijn Telegram kanaal
‘ [kanaal verdachte] ’, omdat verdachte dit kanaal wilde volgen. Verdachte heeft zijn gebruikersnaam veranderd in
‘ [gebruikersnaam verd] ’met het doel dat [medeverdachte] hem dan meer executievideo’s zou sturen. Verdachte heeft (bijna) dagelijks gevraagd om beeld- en videomateriaal van IS en heeft dit vervolgens gedeeld in zijn eigen Telegram groep
‘ [Telegram groep] ’. Hij was samen met ‘ [medebeheerder] ’ de beheerder van deze groep. Tot slot heeft verdachte verklaard dat hij niet wist dat het strafbaar was wat hij deed. Hij was nieuwsgierig naar de executievideo’s en hij was vooral op zoek naar spanning. Verdachte heeft deze berichten met anderen gedeeld in zijn Telegram groep
‘ [Telegram groep] ’, omdat de jongens die lid waren van deze groep ook nieuwsgierig waren naar het IS materiaal.
‘ [Telegram groep] ’is gedeeld - bestaat uit verschillende video’s, afbeeldingen en strijdliederen, veelal met uiterst gewelddadige inhoud waarin de gewapende strijd en het martelaarschap worden verheerlijkt, wordt opgeroepen om IS te steunen en om geweld tegen ‘het westen’ en ‘ongelovigen’ te gebruiken. Ook worden in een video instructies gegeven tot het maken van het explosief TNT. Dit gebeurt op een zodanige wijze, dat iemand er daardoor toe gebracht zou kunnen worden deel te nemen aan de gewapende strijd in Syrië of Irak of aanslagen te plegen in ‘het westen’. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat de strekking van het materiaal dat door verdachte in de Telegram groep
‘ [Telegram groep] ’is gedeeld - in samenhang bezien - opruiend van aard is en dat daarin wordt aangezet tot een terroristisch misdrijf. Daarnaast had verdachte ook een grote hoeveelheid opruiend materiaal in voorraad. Op zijn telefoon hebben de verbalisanten ruim zeven duizend video’s aangetroffen, waarvan minstens de helft extreme beelden bevatten. Ook had verdachte ruim twintig duizend afbeeldingen waarvan een groot deel uit IS materiaal bestond. Gelet op het voorgaande - waaronder de bekennende verklaring van verdachte dat hij al het IS materiaal van het kanaal
‘ [kanaal verdachte] ’en het materiaal dat hij rechtstreeks van [medeverdachte] ontving, heeft gedeeld in zijn eigen Telegram groep ‘
[Telegram groep]’ is de rechtbank van oordeel dat hij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. Dat verdachte naar eigen zeggen niet wist dat het strafbaar was wat hij deed en niet iemand wilde aanzetten tot het plegen van aanslagen doet niet af aan de strafbaarheid van de verspreiding van dergelijke opruiende berichten. Voor de strafbaarheid op grond van artikel 132 Wetboek van Strafrecht doet het er immers niet toe doet of de verspreiding enig resultaat heeft gehad.
‘ [Telegram groep] ’.Alle afbeeldingen en video’s die op de tenlastelegging staan zijn opruiend. Het gaat telkens om verheerlijking van de strijd en het martelaarschap. Door het plaatsen van het ten laste gelegde materiaal in de applicatie Telegram heeft verdachte op zijn minst voorwaardelijke opzet gehad op opruiing tot een terroristisch misdrijf.
‘ [Telegram groep] ’kan niet worden vastgesteld of het om een openbare groep gaat. Wel staat vast dat deze groep zes deelnemers telde en dat er naast verdachte zelf ook een medebeheerder ‘ [medebeheerder] ’ was die content kon plaatsen. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de groep
‘ [Telegram groep] ’op zichzelf een publiek vormt en dat de opruiende uitlatingen binnen deze groep in de openbaarheid zijn gebracht, welk standpunt ook gevolgd is in een recente uitspraak van de rechtbank Rotterdam, ECLI:NL:RBROT:2021:11858. In dit verband heeft de officier van justitie ook verwezen naar een andere vergelijkbare zaak, ECLI:NL:RBAMS:2019:3055.
‘ [Telegram groep] ’een besloten groep is en dat deze groep op 7 juli 2020, de dag waarop de telefoon van verdachte in beslag werd genomen, zes deelnemers telde. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij alleen de jongens heeft toegelaten in zijn groep die hij persoonlijk kent. Deze verklaring wordt niet weerlegd door de bewijsmiddelen in het dossier. Zo blijkt niet dat de Telegram groep
‘ [Telegram groep] ’een groeiende groep betreft, dat nieuwe deelnemers welkom zijn of dat de politie eenvoudig toegang heeft kunnen krijgen tot deze groep en/of berichten. De verbalisanten hebben zelfs een deel van bestanden die verdachte in deze groep heeft gedeeld niet kunnen bekijken, omdat deze niet (meer) beschikbaar waren. Ook blijkt niet dat verdachte of anderen de link van zijn groep met andere kanalen heeft gedeeld om meer leden/volgers te kunnen krijgen. Gelet op deze feiten, is de rechtbank van oordeel dat de uitlatingen binnen de Telegram groep
‘ [Telegram groep] ’niet in de openbaarheid zijn gebracht. Het enkele feit dat het opruiende materiaal ter kennis is gekomen van enkele personen, hoeft nog niet te betekenen dat het materiaal ook tot een publiek is gericht en in het openbaar is geuit. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de ten laste gelegde opruiing, zoals ten laste gelegd als feit 2 onder B.
‘ [gebruikersnaam 1] ’en
‘ [gebruikersnaam 2] ’accounts/kanalen heeft beheerd en met deze accounts het kanaal
‘ [kanaal verdachte] ’heeft gevolgd. Uit het dossier blijkt dat verdachte één account heeft gemaakt. Verdachte heeft voor dit account eerst gekozen voor de naam
‘ [gebruikersnaam 1] ’. Hij heeft dit account aangemaakt om het kanaal
‘ [kanaal verdachte] ’te kunnen volgen. Niet is gebleken dat dit account is gebruikt om IS propaganda te delen. Het kanaal ‘
[kanaal verdachte] ’was openbaar en werd alleen beheerd door medeverdachte [medeverdachte] ; dat wil zeggen dat alleen medeverdachte [medeverdachte] de mogelijkheid had om berichten in dit kanaal te plaatsen. Op een gegeven moment heeft verdachte de naam van zijn account veranderd in
‘ [gebruikersnaam 2] ’om meer bestanden van medeverdachte [medeverdachte] te kunnen krijgen. Uit het dossier blijkt verder niet dat verdachte medebeheerder is geweest van het kanaal
‘ [kanaal verdachte] ’of dat hij op een andere manier een actieve bijdrage heeft geleverd aan het delen/plaatsen van de berichten in dit kanaal. Het enkel ontvangen van IS materiaal, het lid zijn van het kanaal
‘ [kanaal verdachte] ’en het beheren van de account met de namen ‘
[gebruikersnaam 1] ’en
‘ [gebruikersnaam 2] ’is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring van opruiing te komen.
6.Bewezenverklaring
- een bestand met de bestandsnaam "4_5848187865787272125.mp4" betreffende een videobestand waarin 11 geboeide gevangenen in oranje pakken worden geëxecuteerd door 11 IS strijders waarbij door een van de IS strijders wordt geschreeuwd: "Hiermee sturen we uit de IS provincie Salah Eddine een waarschuwing aan alle kruisvaarders. Onze zwaarden zijn nog in staat de hoofden af te snijden", en
- een bestand met de bestandsnaam "4_5848187865787272127.mp4" betreffende een videobestand waarin twee in het zwart geklede Franssprekende jonge kinderen van een in het zwart geklede IS strijder pistolen ontvangen, waarna voornoemde kinderen twee geboeide gevangenen in oranje pakken executeren waarbij door voornoemde kinderen wordt geroepen: "In naam van Allah” en "Vandaag in Syrië" en "En morgen in Parijs, als Allah het wil” en waarbij te horen is: "Integendeel, dit vergroot ons alleen maar in kracht, standvastigheid en vastberadenheid om u overal aan te vallen",
7.Bewijs
8.Strafbaarheid van de feiten
9.Strafbaarheid van verdachte
10.Motivering van de straf
first offenderen volgens de deskundigen is sprake van een laag tot matig recidiverisico op soortgelijke feiten. In de afgelopen twee jaar heeft verdachte zich moeten houden aan strenge voorwaarden. Hij heeft diverse gesprekken moeten voeren met verschillende instanties en tot op heden krijgt hij begeleiding van een coach. Inmiddels gaat het beter met verdachte; hij is socialer in omgang met anderen, hij is minder onzeker, en hij heeft een goede band met zijn familieleden. Verdachte heeft geen last (meer) van opgekropte gevoelens en/of emoties. Hij wil het verleden achter zich laten en alles aan doen om de juiste stappen richting de toekomst te zetten. Hij wil graag samen met zijn broer een eigen autogarage starten. Hij volgt daarom de opleiding autotechniek en hij haalt goede cijfers op school. Als verdachte ergens mee zit dan bespreekt hij dit met zijn familie. De raadsman ziet daarom geen noodzaak om in het strafrechtelijke kader verdachte te verplichten deel te nemen aan gesprekken met een psycholoog. Mocht de rechtbank hier anders over denken, dan is verdachte wel bereid om zijn medewerking te verlenen.
first offender.
- het psychologisch rapport Pro Justitia, opgemaakt door D. van Luijk, GZ-psycholoog en D. van der Heide, forensisch milieuonderzoeker, op 13 november 2020;
- de (evaluatie) rapportage van JBRA van 20 augustus 2021;
- het aanvullend psychologisch onderzoek Pro Justitia, opgemaakt door D. van Luijk, GZ-psycholoog en D. van der Heide, forensisch milieuonderzoeker, op 19 oktober 2022;
- het rapport van de Raad van 21 oktober 2022.
de Raadtoegelicht dat uit het onderzoek voornamelijk beschermende factoren naar voren komen. In de afgelopen periode heeft verdachte zich gehouden aan alle schorsingsvoorwaarden. Verdachte, maar ook zijn gezin, zijn erg geschrokken van de aanhouding en zij hebben er alles aan gedaan om uit deze situatie te komen. Zo is verdachte niet meer in beeld gekomen bij de politie, en voor zover bij de Raad bekend, zijn er geen signalen dat hij omgaat met geradicaliseerde of antisociale personen die hem negatief beïnvloeden. De Raad is van mening dat verdachte een consequentie moet ervaren voor zijn grensoverschrijdende gedrag in de vorm van een voorwaardelijke werkstraf met de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit. De Raad houdt daarbij rekening met de gevolgen van het strafproces tot nu toe. Het gezin heeft zich zeer meewerkend opgesteld en zij hebben laten zien dat zij de weg weten te vinden naar hulp, indien nodig. De verwachting is dat verdachte in januari 2023 geen onderdeel meer zal uitmaken van de gemeentelijke Top 400 aanpak en de begeleiding vanuit S-Ipi zal in de komende maanden worden afgerond. De Raad adviseert geen aanvullende bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat er geen aanleiding is voor langer durende begeleiding. Tot slot heeft de Raad aangegeven dat zij zich zorgen maken over de gemoedstoestand van verdachte. In beginsel laat de Raad zich niet uit over de juridische formulering van het delict, maar zij staan nu voor een dilemma door de benaming van de tenlastelegging voor wat betreft het terroristische motief en wat een eventuele veroordeling van een terroristisch misdrijf voor (minderjarige) verdachte en zijn toekomst kan betekenen. De Raad is van mening dat geen sprake is van opzettelijk handelen van verdachte en dat hij gezien zijn leeftijd - destijds 14 jaar - en algehele ontwikkeling niet in staat is geweest om de gevolgen te overzien. Een veroordeling voor een terroristisch misdrijf kan aanzienlijke negatieve gevolgen hebben door alleen al een (levenslang) stigma. De Raad heeft daarom benadrukt dat bij de strafmaat (meer) rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zodat hij zich onbedreigd kan ontwikkelen naar volwassenheid.
11.Toepasselijke wettelijke voorschriften
12.Beslissing
vrij.
[verdachte], daarvoor strafbaar.
werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren,met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
deze werkstrafnietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelastop grond van het overtreden van de na te noemen algemene voorwaarde.
1 (één) jaaronder de algemene voorwaarde dat veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
- [--]
- [--]
- [--]
- [--]