In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een opdrachtgever en een aannemer. De opdrachtgever, vertegenwoordigd door zijn advocaat, had een aannemingsovereenkomst gesloten met de aannemer VDA AFBOUW B.V. voor de verbouwing van een hotel. De overeengekomen opleverdatum was 7 december 2019, maar de aannemer heeft deze termijn overschreden. De opdrachtgever heeft de aannemer in gebreke gesteld en uiteindelijk de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden op 16 december 2020, omdat de aannemer niet tijdig had opgeleverd. De opdrachtgever vorderde een boete van € 743.000,00 op basis van de boetebepalingen in de overeenkomst.
De rechtbank oordeelde dat de aannemer tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst door de fatale opleverdatum te overschrijden. De rechtbank verwierp de verweren van de aannemer, waaronder het beroep op matiging van de boete. Echter, de rechtbank erkende dat de coronapandemie een vertragende invloed had op de uitvoering van de werkzaamheden. Dit leidde tot een matiging van de boete tot € 399.000,00, omdat de omstandigheden van de coronapandemie de billijkheid eisten dat de gevolgen over beide partijen verdeeld moesten worden. De rechtbank verklaarde voor recht dat de aannemingsovereenkomst rechtsgeldig partieel was ontbonden en dat de aannemer aansprakelijk was voor de schade van de opdrachtgever. De proceskosten werden toegewezen aan de opdrachtgever.