ECLI:NL:RBAMS:2022:6079

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
13/752386-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Polen

Op 18 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een vrijheidsstraf van drie jaar die aan de opgeëiste persoon is opgelegd door de Regional Court in Krosno, Polen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of er gronden zijn om de overlevering te weigeren, met name op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De raadsman van de opgeëiste persoon stelde dat de overlevering geweigerd moest worden omdat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij het proces dat tot het vonnis leidde. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat de weigeringsgrond niet van toepassing was. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de rechtszitting en dat de weigeringsgrond niet van toepassing was. Daarnaast werd vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook onder Nederlands recht strafbaar zijn. De rechtbank concludeerde dat er geen belemmeringen waren voor de overlevering en heeft deze toegestaan. De uitspraak is gedaan in het openbaar en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752386-21
RK nummer: 22/3870
Datum uitspraak: 18 oktober 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 16 augustus 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op 18 november 2021 door de
Regional Court, II Criminal Division in Krosno, Podkarpackie Province(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1990,
wonende op het adres:
[adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 4 oktober 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Koopman en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgement of the District Court in Krosnovan 10 september 2020, referentienummer
II K 232/20.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 3 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW. De opgeëiste persoon was niet aanwezig bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid. Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteiten van 21 september 2022 volgt ten onrechte dat de opgeëiste persoon het vonnis op 18 september 2020 persoonlijk in ontvangst heeft genomen. De opgeëiste persoon verbleef toen al in Nederland. Nu er geen verzetsgarantie is afgegeven moet de overlevering volgens de raadsman geweigerd worden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW niet van toepassing is. Er is volgens de officier van justitie sprake van de situatie zoals bedoeld in artikel 12, sub a, OLW. Een verzetsgarantie is om die reden niet nodig.
De rechtbank stelt op basis van het EAB, onderdeel d), bezien in samenhang met de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteiten van 21 september 2022 vast dat sprake is van de situatie zoals bedoeld in artikel 12, sub a, OLW. De opgeëiste persoon heeft de dagvaarding in persoon ontvangen op 10 september 2020 en is aldus op de hoogte gebracht van de datum en plaats van de behandeling ter terechtzitting die tot de beslissing heeft geleid. Dit betekent dat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van de voorgenomen terechtzitting en ervan in kennis is gesteld dat een vonnis kan worden gewezen wanneer hij niet ter terechtzitting verschijnt. Om die reden is de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing. De rechtbank verwerpt het verweer.

5.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
T.a.v. feit 1 en 4:
telkens: diefstal
T.a.v. feit 2 en 3:
telkens: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd

5.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [1]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [2]

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Regional Court, II Criminal Division in Krosno, Podkarpackie Province(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. R. Godthelp, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 18 oktober 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie Rb Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
2.Vgl. Rb Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100