Op 4 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, die dateert van 13 januari 2020, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 9 maart 2018 door de Poolse autoriteiten is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1979, is verdacht van strafbare feiten die onder de Poolse wet vallen. Tijdens de openbare zitting op 20 september 2022 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H. Weisfelt, en een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor het overleveringsverzoek is verstreken, wat betekent dat er geen grondslag meer bestaat voor overleveringsdetentie. De identiteit van de opgeëiste persoon is bevestigd, en het EAB vermeldt een beslissing van het District Court in Jelenia Góra. De rechtbank heeft de feiten beoordeeld en vastgesteld dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat voldaan is aan de eisen van de OLW. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen individuele reële gevaren zijn voor een eerlijk proces in Polen, ondanks de structurele gebreken in de Poolse rechtsorde.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan voor de feiten zoals omschreven in het EAB. De uitspraak is gedaan door de voorzitter, mr. M.C.M. Hamer, en de rechters mrs. J.A.A.G. de Vries en A. Pahladsingh, in aanwezigheid van griffier mr. D. Gigengack. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.