Op 4 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 18 juli 2022 en betreft een vonnis van de regionale rechtbank in Lublin, Polen, dat op 17 mei 2022 is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1990 en gedetineerd in Nederland, heeft afstand gedaan van zijn recht om te worden gehoord. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de relevante feiten onderzocht, waaronder de omstandigheden van het EAB en de weigeringsgronden zoals genoemd in de Overleveringswet (OLW).
De verdediging stelde dat de overlevering moest worden geweigerd op basis van artikel 12 OLW, omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de rechtszaak die tegen hem liep. De officier van justitie betoogde echter dat de overlevering moest worden toegestaan, omdat er geen sprake was van de omstandigheden die een weigering rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen, de informatie uit de aanvullende documenten voldoende was om aan te nemen dat hij op de hoogte was van de procedure en dat de oproeping correct was verzonden.
De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren die de overlevering in de weg stonden en dat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, waarbij zij ook rekening hield met de structurele gebreken in de Poolse rechtsorde, maar geen individueel reëel gevaar voor de opgeëiste persoon kon vaststellen. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.