ECLI:NL:RBAMS:2022:5755

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
7 oktober 2022
Zaaknummer
13/139066-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met detentiegarantie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 september 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg Suceava in Roemenië. De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de overlevering van een opgeëiste persoon die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld. Tijdens de zitting op 18 augustus 2022 werd de vordering behandeld, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om aanvullende informatie over de detentieomstandigheden in Roemenië te verkrijgen. In een tussenuitspraak op 1 september 2022 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en aanvullende vragen gesteld aan de Roemeense autoriteiten over de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon.

Op 20 september 2022 heeft de rechtbank vastgesteld dat de detentiegarantie die door de Roemeense autoriteiten was verstrekt, voldoende was om te concluderen dat er geen reëel gevaar bestond voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Gezien het feit dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden waren, heeft de rechtbank besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. M.C.M. Hamer, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/139066-21
RK nummer: 22/3251
Datum uitspraak: 20 september 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 23 juni 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 september 2021 door de Rechtbank van eerste aanleg Suceava (Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1971,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieplaats 1] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 18 augustus 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 18 augustus 2022. Het verhoor heeft
plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De
opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, advocaat te
Amsterdam, en door een tolk in de Roemeense taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op
grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat
zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en medegedeeld dat uitspraak zal worden gedaan op 1 september 2022.
Tussenuitspraak 1 september 2022
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 1 september 2022 het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst, teneinde aanvullende vragen over de detentieomstandigheden in Roemenië door de officier van justitie te laten voorleggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op
grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat
zij binnen de in het derde lid bedoelde termijn nog geen uitspraak heeft kunnen doen en de rechtbank onderzoek doet naar een reëel gevaar van schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid, OLW.
Zitting 20 september 2022
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 20 september 2022 in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Roemeense taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 1 september 2022

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 1 september 2022 [1] , waarin zij onder meer de grondslag en inhoud van het EAB, de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW en de strafbaarheid van de feiten heeft beoordeeld. De overwegingen van de rechtbank in deze eerdere beslissing dienen hier - voor zover uit het volgende niet anders blijkt - als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW: Detentieomstandigheden

Zoals de rechtbank reeds heeft toegelicht in de tussenuitspraak van 1 september 2022, heeft zij in eerdere zaken geoordeeld dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, waaronder met name de overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). [2]
Het meest recente rapport van
the European Committee for the Prevention of Torture and
Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(hierna: CPT) van 14 april 2022, naar
aanleiding van een bezoek aan penitentiaire inrichtingen in Roemenië van 10 tot 21 mei 2021
(CPT/Inf (2022)06) brengt geen verandering in het eerder door de rechtbank aangenomen
algemene gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling zoals hiervoor genoemd.
Het Internationaal Rechtshulp Centrum (hierna: IRC) heeft op 25 juli 2022 per e-mail onder meer het volgende gevraagd aan de uitvaardigende autoriteit:
Could you please provide us with the guarantee that Mr [opgeëiste persoon] will be detained in a cell with at least 3 square meters personal space (excluding sanitary facilities), during the entire execution of the punishment?
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 28 juli 2022 onder meer als volgt geantwoord:
Given the address that you formulated in file 661/4111/314/2019 of 08.04.2022 on the request of the German authorities, regarding the conditions of detention that will benefit [opgeëiste persoon] (born on [geboortedag] 1971, son of [naam 1] en [naam 2] , domiciled in [plaatsnaam] , sentenced to punishment of 2 years), in the event of his surrender to the Romanian authorities, we inform you of the following:
In case the person deprived of liberty will be handed over to the Romanian authorities at Henri Coanda Bucharest Airport, he will be initially detained in the Bucharest Rahova Penitentiary in order to carry out the quarantine period, for a period of 21 days, in a room that will provide a minimum space of 3 sqm.
(…)
Considering the perspective of the implementation of the measures included in the “Action plan for the period 2020 - 2025, elaborated for the execution of the pilot-decision Rezmives and others against Romania, as well as of the decisions pronounced in the group of cases Bragadireanu against Romania”, as well as the number of detainees currently guarded by the National Administration of Penitentiaries, following the criminal policies adopted by the Romanian state, the National Administration of Penitentiaries guarantees a minimum individual space of 3 sqm for the entire execution of the sentence, without including the space for the bathroom.
De rechtbank heeft vervolgens in de tussenuitspraak van 1 september 2022 vastgesteld dat, in het licht van de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) van
5 april 2016 (
Aranyosi & Căldăraru) [3] en 25 juli 2018 (
ML) [4] , voornoemde detentiegarantie niet voldoende is. De rechtbank is daarbij voorbij gegaan aan de omstandigheid dat in de detentiegarantie wordt verwezen naar een verzoek van de Duitse autoriteiten. Gelet op de vraagstelling in de e-mail van het IRC en de brief van de uitvaardigende justitiële autoriteit als reactie daarop is - in onderlinge samenhang bezien - voldoende duidelijk dat de detentiegarantie voor dit EAB is gegeven. De rechtbank heeft echter tevens geconstateerd dat in de tekst van de garantie niet staat omschreven in welke penitentiaire inrichting (en onder welk regime) de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd ten behoeve van het uitzitten van zijn straf, na de beperkte quarantaine periode van 21 dagen. De rechtbank achtte deze informatie wel van belang, nu de opgeëiste persoon in Roemenië onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren.
De rechtbank heeft daarom aanleiding gezien om in de tussenuitspraak de volgende vragen door de officier van justitie aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen:
  • In welke penitentiaire inrichting (en onder welk regime) zal de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid worden gedetineerd na de quarantaine periode van 21 dagen in
  • Kunt u een beschrijving geven van de detentie-omstandigheden in die penitentiaire inrichting?
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 6 september 2022 in de eerste plaats herhaald dat de opgeëiste persoon in de quarantaineperiode van 21 dagen zal worden gedetineerd in
Bucharest Rahova Prison. Vervolgens heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit een antwoord gegeven op voornoemde vragen:
Considering the length of the sentence, he will most probably serve the custodial sentence in the semi-open regime initially. Moreover, considering his place of residence, most probably, for starters, he will serve the punishment in the Botoșani Penitentiary .
(…)
[T]he inmates who serve the sentences in semi-open regime have the possibility to spend their free time outside the detention room, throughout the day. They are introduced in the rooms only to have their meals and half an hour before the evening call. To conclude, except for the time intended for the participation in activities and programmes and the exercise of the rights, this category of inmates can spend their free time outside the detention room, outdoors, basically utilizing the detention room only to rest or for various administrative activities and activities for the maintenance of their personal hygiene.
In the event that the inmate would be assigned to serve the sentence in open regime, most probably he will be transferred to the Iași Penitentiary .
Under the open regime the doors of the rooms are permanently open, except for the timeframes required for them to have their meals served or to carry out certain administrative activities (organization and carrying out of the roll call, other exceptional situations). The inmates have unlimited access to the courtyards used for walks which are provided with specially designed smoking areas.
(…)
[T]he National Administration of Penitentiaries guarantees the provision of an individual minimum space of 3 m2 throughout the period of execution of the penalty, including the bed and the corresponding furniture, not including the space intended for the sanitary group.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat er, gelet op deze garantie van de uitvaardigende justitiële autoriteit, geen reëel gevaar bestaat dat de opgeëiste persoon in de uitvaardigende lidstaat zal worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling. Daarmee is het gevaar voor schending van artikel 4 Handvest voor de opgeëiste persoon weggenomen.
Gelet op het voorgaande staat artikel 11 OLW niet in de weg aan het toestaan van de overlevering van de opgeëiste persoon.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 9, 163 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 2, 5 en 7 van de OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van eerste aanleg Suceava (Roemenië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 20 september 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Amsterdam 1 september 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:5198. Deze uitspraak is aangeboden ter publicatie.
2.Zie onder meer: Rb. Amsterdam 5 april 2016, ECLI:NL:RBAMS:20 16:1995; Rb. Amsterdam 28 april 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2630.
3.HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 & C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 (
4.HvJ EU 25 juli 2018, C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589 (