Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[veroordeelde] ,
mr. J.K.T. Schoffelen, [kantooradres advocaat] ,
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 januari 2022 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de afname van haar DNA-profiel, zoals bepaald in artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Het bezwaarschrift werd op 30 september 2021 ingediend, binnen de wettelijke termijn van veertien dagen na de afname van celmateriaal op 15 september 2021. De veroordeelde, geboren in 1991, had eerder een taakstraf opgelegd gekregen voor oplichting en valsheid in geschrifte. De rechtbank heeft de gemachtigde raadsman en de officier van justitie in besloten raadkamer gehoord, waarbij de veroordeelde niet aanwezig was.
De raadsman voerde aan dat de veroordeelde ontkende de feiten te hebben gepleegd en dat het DNA-materiaal geen meerwaarde had voor de opsporing, gezien de aard van de zaak. De officier van justitie betoogde echter dat het bezwaarschrift ongegrond moest worden verklaard, omdat de uitzonderingen voor DNA-afname niet van toepassing waren en er recidivegevaar bestond. De rechtbank oordeelde dat de afname van DNA-profiel verplicht was, tenzij er bijzondere omstandigheden waren die dit zouden rechtvaardigen.
De rechtbank concludeerde dat de aard van het misdrijf en de omstandigheden waaronder het gepleegd was, geen uitzonderingen opleverden. De rechtbank verklaarde het bezwaar ongegrond, omdat het bevel tot DNA-afname voldeed aan de wettelijke eisen en de uitzonderingen niet van toepassing waren. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.