ECLI:NL:RBAMS:2022:5669

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
13/006699-22 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mishandeling, belaging, bedreiging en belediging van zijn toenmalige vriendin

Op 7 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 32-jarige man, die werd beschuldigd van mishandeling, belaging, bedreiging en belediging van zijn toenmalige vriendin. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man in februari 2021 zijn vriendin heeft mishandeld en dat hij in de periode van 1 april 2021 tot en met 10 januari 2022 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Dit deed hij door haar te belagen met bedreigende en beledigende berichten via WhatsApp en bankoverschrijvingen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een taakstraf van 160 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met bijzondere voorwaarden waaronder een meldplicht en een contactverbod met het slachtoffer voor de duur van vijf jaar. De rechtbank heeft de mishandeling op 11 februari 2021 niet bewezen verklaard, maar de mishandeling op 21 februari 2021 wel. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het herhalingsgevaar in aanmerking genomen bij het opleggen van de straffen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/006699-22 (Promis)
Datum uitspraak: 7 oktober 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Neij en van wat verdachte en zijn raadsman mr. G. Onnink naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in de periode 1 april 2021 tot en met 10 januari 2022 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
  • Feit 1: belaging van [slachtoffer] ;
  • Feit 2: bedreiging van [slachtoffer] ;
  • Feit 4: belediging van [slachtoffer] .
Daarnaast wordt hij ervan verdacht dat hij [slachtoffer] op 11 en 21 februari 2021 heeft mishandeld (feit 3).
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
Bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Voor de belaging, bedreiging en belediging verwijst de officier van justitie naar de aangifte van [slachtoffer] en de bekennende verklaring van verdachte.
Met betrekking tot de onder 3 ten laste gelegde mishandeling op 21 februari 2021 wijst de officier van justitie op de verklaring van verdachte dat hij aangeefster heeft geslagen en dat de verbalisanten ter plaatste rode plekken in haar gezicht hebben waargenomen. Ook de mishandeling van op 11 februari kan naar het oordeel van de officier van justitie worden bewezen. Zij gaat daarbij uit van de verklaring van [slachtoffer] over dit incident, nu deze wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] en hetgeen de politie naar aanleiding van de melding aantroffen in de woning van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 3 ten laste gelegde mishandelingen. Ten aanzien van de mishandeling op 11 februari 2021 is aangevoerd dat de verklaring van aangeefster dat verdachte haar met een dweilstok heeft geslagen onbetrouwbaar is. Zij heeft bij de politie wisselend verklaard en was onder invloed van lachgas.
Voor de mishandeling op 21 februari 2021 heeft de verdediging beargumenteerd dat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat dat verdachte aangeefster, al dan niet met een stang, heeft geslagen. Aangeefster heeft opnieuw uiteenlopende verklaringen afgelegd en enige objectieve onderbouwing voor het door de verbalisanten waargenomen letsel ontbreekt.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het bestanddeel ‘levensgezel’, omdat verdachte en aangeefster op het moment van de mishandelingen geen relatie hadden.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de onder 1, onder 2 en onder 4 ten laste gelegde belaging, bedreiging en belediging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Partiële vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde
De mishandeling op 11 februari 2021
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de ten laste gelegde mishandeling op
11 februari 2021 niet kan worden bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat het bloed dat in de woning van verdachte is aangetroffen van aangeefster afkomstig is, te minder nu niet blijkt dat de politie ter plaatse letsel bij haar hebben waargenomen.
De mishandeling op 21 februari 2021
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte aangeefster [slachtoffer] op 21 februari 2021 heeft mishandeld. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij [slachtoffer] tijdens de autorit heeft geslagen en de politie ter plaatse heeft rode plekken in haar gezicht gezien. Het is een feit van algemene bekendheid dat een klap op de blote huid vrijwel direct een rode verkleuring veroorzaakt. Gelet daarop schuift de rechtbank de verklaring van verdachte, dat aangeefster dit letsel eerder op de dag moet hebben opgelopen door andere personen, als onaannemelijk ter zijde.
De rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzingen dat verdachte aangeefster met een stang zou hebben geslagen en volgt daarin het verweer van de verdediging. Hij wordt hiervan partieel vrijgesproken.
Voorts spreekt de rechtbank verdachte partieel vrij van het element ‘levensgezel’. Bij de beoordeling of sprake is van een ‘levensgezel’ in de zin van artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) zijn de volgende aspecten van belang: of sprake is van een gemeenschappelijke huidhouding, de duur van de gemeenschappelijke huishouding, of er een relatie is van affectieve aard en of betrokkenen kennelijk uitgaan van een nauwe lotsverbondenheid. Het moet gaan om een relatie die qua hechtheid vergelijkbaar is met die tussen echtgenoten of geregistreerde partners. Het enkele feit dat betrokkenen samenwonen, is niet voldoende (Hoge Raad 14 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1251).
Verdachte en aangeefster [slachtoffer] hadden ten tijde van het bewezenverklaarde een relatie en hebben een aantal maanden min of meer samengewoond. Verder is er geen enkele informatie beschikbaar over de duur en de inhoud van hun gemeenschappelijke huishouding op basis waarvan kan worden aangenomen dat deze vergelijkbaar is met een huwelijk of geregistreerd partnerschap. Daarom kan aangeefster niet worden aangemerkt als ‘levensgezel’ in de zin van artikel 304 Sr.
4.4.2
Het oordeel over het onder 1, onder 2 en onder 4 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 1, onder 2 en onder 4 ten laste gelegde belaging, bedreiging en belediging van [slachtoffer] kan worden bewezen. Verdachte heeft deze feiten ter terechtzitting volledig en ondubbelzinnig bekend.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
Bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1
in de periode van 1 april 2021 tot en met 10 januari 2022 te Amsterdam, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , door
- diverse beledigende en dreigende en persoonlijke tekst en geluids/voice berichten te sturen via (internet)bankieren/bankoverschrijvingen en via whatsapp en de telefoon aan voornoemde [slachtoffer] en haar familie (en welke betrekking had op voornoemde [slachtoffer] ) en
- diverse keren telefonisch contact te zoeken met en langs de woning te gaan van de moeder en de tante en familie van voornoemde [slachtoffer] met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen, te dulden en vrees aan te jagen.
2
in de periode van 1 april 2021 tot en met 10 januari 2022 te Amsterdam, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door
- aan de tante van voornoemde [slachtoffer] (voice)memo's/berichten (in het Berbers) te sturen, betrekking hebbende op voornoemde [slachtoffer] , met de woorden (vertaald);
(blz 253, 255) “Echt waar tante ik ben gewapend ik zweer op de koran tante, ik zweer
bij de machtige Allah als ik haar te pakken krijg dan zal zij niet ontsnappen tante, zij samen met degene met wie zij omgaat, ik zweer bij mijn lieve heer, ik zweer bij de machtoga Allah, zij zal echt niet ontsnappen tante, zij krijgt echt de kogels, ik zweer bij de koran (blijft zweren op de koran), ik ben nu gewapend en ik ga hier niet weg uit Oost tot ik haar te pakken krijg, zij samen met wie zij omgaat, al gaat ze met 10 of 20 om, ik zweer bij de machtige Allah als ik haar de kogels niet geef dan heet ik geen [verdachte] , dan ben ik geen man en de grootste hufter op de wereld, als ze de kogels niet krijgt wanneer ik haar te pakken krijg en ik zweer bij de machtige Allah” en
- via (internet)bankieren/bankoverschrijvingen een of meer berichten te sturen aan
voornoemde [slachtoffer] met de tekst;
(blz 88,256) (dd 28 april 2021) "Woehakelkoran ik heet geen [verdachte] als ik jou geen manieren ga leren a [slachtoffer] , je wordt gezocht mensen zijn betaald ibillah" en
(blz 257) (dd 2 mei 2021) "Ik hoop dat je insha Allah samen met me wilt strijden om
het paradijs te verdienen [slachtoffer] . We kunnen altijd gek doen, maar dood gaan we sws" en
(blz 257) (dd 3 oktober 2021) "Bereid je voor" en/of "Billah je loopt gevaar [slachtoffer] . bel me voor je eigen bestwil oksi moe billah. Ik zeg niets meer, zelf weten" en
(blz 235,257) (dd 3 oktober 2021)"Billah je loopt gevaar [slachtoffer] , BIllah ik ben aan het jagen op je" en/of "Bereid je voor alleen dat zeg ik, billah jij bent me aartsvijand en dat ga ik je laten zien".
3
op 21 februari 2021 in Nederland [slachtoffer] , heeft mishandeld door meermalen te slaan tegen voornoemde [slachtoffer] .
4
In de periode van 1 april 2021 tot en met 10 januari 2022 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer] in haar tegenwoordigheid bij een toegezonden geschrift, heeft beledigd door haar via (internet)bankieren/ bankoverschrijvingen berichten te sturen met de tekst;
-(blz 47) (dd 15 april 2021) “Je bent echt een vieze hoer” en
-(blz 135) (dd 14 mei 2021) “Afgelikte hoertje” en
-(blz 136) (dd 14 mei 2021) “Jij bent een afgelikte kehba van de ene naar de andere lul” en
-(blz 161) (dd 8 juli 2021) “Je bent door iedereen geneukt en misbruikt, KK domme achterlijke kehba dat je bent” en
-(blz 162) (dd 8 juli 2021) “Ontrouwe afgelikte psychische straatwijf” en
-(blz 166) (dd 10 juli 2021) “Je bent echt een goedkope afgelikte kanker gestoorde slet, opkankeren van mij kk psycho hoertje” en
-(blz 167) (dd 10 juli 2021) “Kk goedkope straat sletje” en
-(blz 204) (dd 9 september 2021) Afgelikte kleine mislukte stinkhoertje dat je bent” en
-(blz 207) (dd 9 september 2011) Kanker vieze kehbaaaa tfouuuu echte snol” en
-(blz 209) (dd 9 september 2021) “Vieze kanker kehba, mijn schuld dat ik een hoer als jou wou oprapen van de straat, kanker kattenvanger ballenzuiger, ik walg van je billah” en
-(blz 227) (dd 23 september 2021) “Zulke dooie sletjes als jou [slachtoffer] die liet ik altijd links liggen” en
-(blz 237) (dd 4 oktober 2021) “Thalla a kanker pijpslet, billah je bent een vieze gore kanker slet. Thalla a vieze hoer”.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd, te weten: een meldplicht, meewerken aan diagnostiek, meewerken aan ambulante behandeling en een contactverbod met [slachtoffer] .
Daarnaast vordert de officier van justitie dat aan verdachte een maatregel in de zin van artikel 38v Sr wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] voor de duur van 5 jaren. Voor iedere overtreding dient twee weken hechtenis te worden toegepast.
Tenslotte vordert de officier van justitie dat zowel de bijzondere voorwaarden als het contactverbod ex. 38v Sr dadelijk uitvoerbaar worden verklaard nu er ernstig rekening moet worden gehouden met het feit dat verdachte opnieuw een soortgelijk misdrijf zal begaan en dat met name het slachtoffer daartegen bescherming moet worden geboden.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de door de officier van justitie geëiste taakstraf van 200 uur, voor de helft voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren. Aan deze proeftijd kunnen dan de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals de officier van justitie heeft gevorderd, is niet nodig. De raadsman heeft erop gewezen dat verdachte over stabiele huisvesting, werk, inkomen en familiebanden beschikt en dat hij graag hulp wil.
Voorts heeft de raadsman bepleit dat de maatregel ex. 38v Sr in dit geval een te zware sanctie is. Er is geen sprake van een delictpatroon dat de oplegging van deze maatregel rechtvaardigt.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn toenmalige vriendin [slachtoffer] . Nadat zij vervolgens de relatie verbrak, heeft hij haar en haar familie maandenlang via WhatsApp zeer bedreigende en beledigende tekst- en spraakberichten verstuurd. Daarnaast heeft hij in omschrijvingen bij bankoverschrijvingen ernstige bedreigingen en beledigingen geuit. Ook is hij meermalen bij de woning van de moeder en tante van [slachtoffer] langs geweest. Dit zijn heftige feiten waarmee verdachte het slachtoffer en haar familie veel angst heeft aangejaagd. Dat neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk en is daarom van oordeel dat hierop een forse straf dient te volgen. Verder vindt de rechtbank het zorgelijk dat verdachte geen inzicht lijkt te hebben in de verwijtbaarheid van zijn handelen en zijn gedrag bagatelliseert. Daarom zal naast een flinke onvoorwaardelijke straf, ook een kader met bijzondere voorwaarden nodig is om herhaling in de toekomst te voorkomen.
8.3.2.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 23 augustus 2022. Hieruit blijkt dat verdachte de afgelopen jaren niet met politie en justitie in aanraking is gekomen. Wel is hij in 2013 veroordeeld voor belaging.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 1 september 2022, opgesteld door mw. S.M. Onstein. Hieruit blijkt dat de leefomstandigheden van verdachte stabiel zijn en dat hij beschikt over een woning, inkomen en werk. Het delictgedrag lijkt voort te komen uit beperkte handelings- en probleemoplossende vaardigheden, waardoor verdachte niet in staat is te reflecteren op zijn eigen gedrag en de schuld vaak bij het slachtoffer zoekt. Daarom is een ambulante behandeling gericht op delictpreventie van belang om recidive te beperken. Geadviseerd wordt om aan verdachte als bijzondere voorwaarden een meldplicht, meewerken aan een ambulante behandeling bij De Waag, meewerken aan diagnostiek en een contactverbod met [slachtoffer] op te leggen.
Ook is de toezichthouder van verdachte, dhr. D. Mocking, ter terechtzitting gehoord. Hij heeft de inhoud van het rapport bevestigd. Gelet op het feit dat verdachte afgelopen maand opnieuw contact heeft opgezocht met de moeder van aangeefster en in aanraking is gekomen met de politie vanwege een belediging is het advies om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Hierdoor kan het reclasseringstoezicht direct worden voortgezet (zoals dat nu loopt in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis) en kan worden gestart met de behandeling bij De Waag.
8.3.3.
Op te leggen straf
Nu de rechtbank verdachte partieel vrijspreekt van het onder 3 ten laste gelegde, bestaat aanleiding om bij het bepalen van de strafmaat af te wijken van de strafeis van de officier van justitie. Gelet op de ernst van de bedreigingen en beledigingen, maar ook de duur en de intensiteit van de belaging waarbij verdachte ook de familie van [slachtoffer] heeft betrokken, vindt de rechtbank een taakstraf van 160 uur, met aftrek van het voorarrest, op zijn plaats. Daarnaast vindt de rechtbank een stevige stok achter de deur noodzakelijk om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank is van oordeel dat deze voorwaardelijke straf – gelet op de ernst van de feiten en het herhalingsgevaar – een gevangenisstraf dient te zijn.
Ook is het van belang dat verdachte de behandeling krijgt die hij nodig heeft om meer inzicht te krijgen in zijn eigen aandeel in de bewezenverklaarde feiten opdat de kans op recidive wordt verkleind. Daarom zal de rechtbank aan verdachte ook een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden opleggen met een proeftijd van twee jaren met een meldplicht en meewerken aan diagnostiek en ambulante behandeling als bijzondere voorwaarden.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan en het daarom onwenselijk is dat eventueel ingesteld hoger beroep de aanvang van de diagnostiek en behandeling in de weg zal staan, zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
8.3.4.
Op te leggen maatregel: contactverbod ex. 38v Sr
Tenslotte vindt de rechtbank het belangrijk dat het slachtoffer (en haar familie) de komende jaren tegen het (verbaal) agressieve gedrag van verdachte wordt beschermd. Zij is een kwetsbare vrouw en is maandenlang doodsbang geweest voor verdachte. Zij moet nu de rust krijgen om aan haar eigen herstel te werken zonder enige angst dat verdachte opnieuw contact met haar (of haar familie) zal opnemen. Een contactverbod als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk straf biedt daarvoor naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende waarborgen. Te meer nu deze komt te vervallen als de voorwaardelijke straf ten uitvoer wordt gelegd in het geval dat verdachte één van de andere voorwaarden overtreedt. Daarom zal de rechtbank aan verdachte een contactverbod ex. artikel 38v Sr voor de duur van vijf jaar opleggen, met één week hechtenis voor iedere overtreding van dit verbod.
Deze maatregel zal de rechtbank eveneens dadelijk uitvoerbaar verklaren, zodat het slachtoffer ook gedurende een eventuele hoger beroep-procedure beschermd is tegen verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 22b, 22c, 38v, 38w, 57, 266, 285, 285b, 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de onder 3 ten laste gelegde mishandeling op 11 februari 2021 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Onder 1:
belaging.
Onder 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling.
Onder 3:
mishandeling.
Onder 4:
eenvoudige belediging.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een taakstrafvan
160 (honderdzestig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 80 (tachtig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 (vier) maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:

1.Meldplicht bij reclassering

Betrokkene meldt zich volgens de meldplicht afspraken die tijdens het schorsingstoezicht zijn afgesproken, op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam, en blijft zich daarna zo vaak en zolang melden als de reclassering dat nodig vindt. De meldplicht duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.

2.Ambulante behandeling

Betrokkene laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener hem voor de behandeling geeft. De behandeling start wanneer de Waag daar ruimte voor heeft en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.

3.Meewerken aan diagnostiek

Indien het door de toezichthouder noodzakelijk wordt geacht, werkt betrokkene mee aan
verdiepingsdiagnostiek, zodat onderzocht kan worden wat ten grondslag ligt aan het delictgedrag en er een passende behandeling kan worden ingezet.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht
,dadelijk uitvoerbaarzijn.
Legt op de
maatregeldat de veroordeelde voor de duur van
5 (vijf) jarenop
geenenkele
wijze - direct of indirect -
contactzal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
1 (één) weekvoor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde
maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens bepaalde personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel,
dadelijk uitvoerbaaris.
Gelast de teruggave aan verdachte, R. [verdachte] van:
1. STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6139655, zwart, merk: Apple)
1. STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6139653, zilverkleurig, merk: Apple)
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W.H.G. Loyson, voorzitter,
mrs. A.M.F. Huigen en P.B. Spaargaren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 oktober 2022.