ECLI:NL:RBAMS:2022:5664

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
13/162330-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot een in Polen opgelegde straf

Op 27 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 1 juli 2022 en betreft de tenuitvoerlegging van een in Polen opgelegde straf van 2 jaren en 6 maanden, waarvan nog 1 jaar, 1 maand en 15 dagen resteert. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of er gronden zijn om de overlevering te weigeren, met name op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon niet adequaat was verdedigd in de Poolse procedure, maar de rechtbank oordeelde dat er geen reden was om aan de informatie van de Poolse autoriteiten te twijfelen, die bevestigden dat er een gemachtigd advocaat aanwezig was tijdens de rechtszitting in Polen.

De rechtbank concludeerde dat de overlevering niet in strijd is met de vereisten van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook onder de Nederlandse wetgeving strafbaar is, en dat er geen aanwijzingen zijn dat de opgeëiste persoon in Polen een oneerlijk proces te wachten staat. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, met inachtneming van de relevante wetsbepalingen, waaronder de Opiumwet en de OLW. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/162330-22
RK nummer: 22/3369
Datum uitspraak: 27 september 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 1 juli 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 maart 2022 door de
Circuit Court of Warszawa-Praga in Warsaw(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1979,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 6 september 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Poolse taal. De zaak is op verzoek van de opgeëiste persoon aangehouden, omdat hij op dat moment niet (meer) door een advocaat werd bijgestaan.
De rechtbank heeft de behandeling, met instemming van partijen, in gewijzigde samenstelling hervat op de openbare zitting van 22 september 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Kocabas, advocaat te Zoetermeer en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB en de aanvullende informatie wordt, kort gezegd, melding gemaakt van een
judgementvan de
District Court in Legionowo(Polen) van 31 juli 2018 (referentie: III K 1155/13) en een arrest van de
Circuit Court of Warszawa-Pragaop 21 december 2021.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaren en 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 1 jaar, 1 maand en 15 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
3.1.1
Inleiding
Als een strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis lid 1 Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 van de OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [1]
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft desgevraagd per e-mail van 22 augustus 2022 te kennen gegeven dat de
Circuit Court of Warszawa-Pragaop 21 december 2021 de laatste instantie is geweest die over de schuld van de opgeëiste persoon heeft geoordeeld. Deze instantie heeft in het arrest tevens een lagere straf opgelegd dan in eerste instantie aan de opgeëiste persoon was opgelegd.
Dit betekent dat de rechtbank in deze zaak de procedure in hoger beroep dient te toetsen aan artikel 12 OLW.
In het per e-mail van 22 augustus 2022 door de uitvaardigende justitiële autoriteit toegestuurde formulier dat ziet op onderdeel d) van het EAB en betrekking heeft op het arrest van 21 december 2021, staat vermeld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid en tevens is punt 3.2 omcirkeld:
being aware of the scheduled trial, the person had given a mandate to a legal counsellor, who was either appointed by the person concerned or by the State, to defend him or her at the trial, and was indeed defended by that counsellor at the trial.
3.1.2
Standpunten verdediging en officier van justitie
De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de opgeëiste persoon uitdrukkelijk betwist dat namens hem een gemachtigd advocaat aanwezig is geweest tijdens het proces dat tot het arrest van 21 december 2021 heeft geleid. Volgens de raadsman is het om die reden onduidelijk in hoeverre de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen. Daarom dient het onderzoek ter zitting te worden aangehouden voor het stellen van nadere vragen over dit punt.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is, gelet op de aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten, waaruit blijkt dat tijdens de laatste behandeling van de zaak waarin over de schuld en de straf van de opgeëiste persoon is geoordeeld, een gemachtigd advocaat namens de opgeëiste persoon aanwezig was.
3.1.3
Oordeel van de rechtbank
Weliswaar is de opgeëiste persoon niet in persoon verschenen bij het proces dat tot het arrest van 21 december 2021 heeft geleid, maar – zoals blijkt uit de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte aanvullende informatie – een door hem gemachtigd advocaat heeft namens hem zijn verdediging gevoerd tijdens het proces. Naar het oordeel van de rechtbank is de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW daarom niet aan de orde omdat de omstandigheid als bedoeld in artikel 12 onder b, OLW zich voordoet.
In het licht van het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van deze door de Poolse uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte informatie. Er zijn door de opgeëiste persoon geen concrete aanknopingspunten verstrekt die tot twijfel aan deze informatie kunnen leiden.
Gelet daarop ziet de rechtbank geen reden voor heropening van het onderzoek ter zitting voor het stellen van nadere vragen.

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd

5.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [2]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [3]

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 3, 10 en 11 Opiumwet en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Circuit Court of Warszawa-Praga in Warsaw(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Bouwmeester, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 september 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Unie, 10 augustus 2017 (
2.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
3.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (