Op 29 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 13 juli 2022, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren. De opgeëiste persoon, geboren in 1966 en gedetineerd in Nederland, werd beschuldigd van een strafbaar feit dat onder Belgisch recht valt. Tijdens de openbare zitting op 15 september 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en zijn Nederlandse nationaliteit vastgesteld.
De rechtbank heeft de grondslag en inhoud van het EAB beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, valt onder de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW), namelijk moord en doodslag, zware mishandeling. De rechtbank heeft ook de garantie van de Belgische autoriteiten in overweging genomen, die waarborgt dat de opgeëiste persoon na veroordeling in België naar Nederland zal terugkeren om zijn straf daar uit te zitten.
De raadsman van de opgeëiste persoon voerde aan dat er een reëel gevaar bestond voor schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon in België, met name vanwege zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat er geen bewijs was voor een reëel gevaar op onmenselijke behandeling. De rechtbank oordeelde dat er geen zwaarwegende gronden waren om de overlevering te weigeren en dat de Belgische autoriteiten voldoende garanties hadden gegeven. Uiteindelijk besloot de rechtbank de overlevering toe te staan, omdat aan de eisen van de OLW was voldaan en er geen weigeringsgronden waren.