ECLI:NL:RBAMS:2022:5568

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
13/751928-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering en gelijktijdige tenuitvoerlegging van vrijheidsstraf in Nederland op basis van artikel 6a OLW

Op 7 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse onderdaan op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De rechtbank behandelde de vordering van de officier van justitie, die op 13 mei 2022 was ingediend, en die betrekking had op de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1975 in Polen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon sinds 17 januari 2013 in Nederland verblijft en dat hij een duurzaam verblijfsrecht heeft. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en de inhoud van het EAB beoordeeld. Het EAB vermeldde dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij het proces dat tot de veroordeling leidde, maar de Poolse autoriteiten hebben later bevestigd dat hij wel aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering is gevraagd, namelijk het niet betalen van kinderalimentatie, niet strafbaar is volgens Nederlands recht. Desondanks heeft de rechtbank besloten om de overlevering te weigeren op grond van artikel 6a van de Overleveringswet (OLW), omdat de opgeëiste persoon gelijkgesteld kan worden met een Nederlander. De rechtbank oordeelde dat de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland kan plaatsvinden, wat in het belang is van de sociale re-integratie van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen, evenals de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van de straf.

De rechtbank heeft in haar beslissing de relevante artikelen van de OLW genoemd en geconcludeerd dat de weigeringsgrond van artikel 6a van toepassing is. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751928-21
RK nummer: 22/2601
Datum uitspraak: 7 juli 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 13 mei 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 mei 2021 door
the Circuit Court in Łódź(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1975,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres], [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 23 juni 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. W.J.M. van der Putten, advocaat te Goirle, en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgement passed by the District Court in Pabianice(Polen) op 8 maart 2011 (II K 77/11),
valid and enforceableop 16 maart 2011.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. In de verstrekte aanvullende informatie van 17 juni 2022 geven de Poolse autoriteiten echter aan dat de opgeëiste persoon aanwezig was tijdens de zitting van 9 maart 2011 die tot de beslissing heeft geleid. In de verstrekte aanvullende informatie van 20 juni 2022 bevestigen de Poolse autoriteiten de juistheid van de mededeling van 17 juni 2022 en de onjuistheid van de mededeling hieromtrent in het EAB. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de verstrekte aanvullende informatie.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt, met de raadsman en de officier van justitie, vast dat het feit dat in het EAB is omschreven als ‘het niet betalen van kinderalimentatie’, niet ook naar Nederlands recht strafbaar is, nu uit het EAB niet volgt dat door het niet betalen van alimentatie de kinderen in een hulpbehoevende situatie zijn terechtgekomen. De rechtbank verwijst in dit kader naar overweging 6.2 van haar uitspraak van 15 april 2021. [1] De rechtbank zal echter geen gebruik maken van haar bevoegdheid om op grond van het ontbreken van de dubbele strafbaarheid de overlevering te weigeren, omdat het in dit geval de voorkeur verdient de overlevering te weigeren op grond van artikel 6a OLW onder overname van de straf, zoals ook de officier van justitie en de raadsman de rechtbank hebben verzocht te doen. In het navolgende zal dit nader worden toegelicht.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

Overlevering van een met een Nederlander gelijk te stellen vreemdeling kan ingevolge artikel 6a, eerste en negende lid, OLW worden geweigerd indien deze is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
5.1
Gelijkstelling
Standpunten ter zitting
De raadsman van de opgeëiste persoon en de officier van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat is voldaan aan de voorwaarden voor gelijksteling van de opgeëiste persoon met een Nederlander zoals gesteld in artikel 6a, negende lid, OLW.
Oordeel van de rechtbank
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet ingevolge artikel 6a, negende lid, van de OLW zijn voldaan aan twee vereisten, te weten:
ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel.
Eerste voorwaarde
Wat betreft de eerstgenoemde voorwaarde geldt dat volgens vaste jurisprudentie van deze rechtbank een duurzaam verblijfsrecht als burger van de Europese Unie (EU) niet hoeft te worden aangetoond door middel van overlegging van een verblijfsdocument; dit kan ook met het aantonen dat aan de materiële voorwaarden voor een dergelijk verblijfsrecht wordt voldaan.
De opgeëiste persoon staat sinds 17 januari 2013 ingeschreven in de Basisregistratie persoonsgegevens (BRP) en verblijft sindsdien in Nederland als EU-burger. Blijkens de informatie van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van 13 juni 2022 heeft de opgeëiste persoon sinds 3 november 2020 een duurzaam verblijfsrecht. De rechtbank is, met de verdediging en de officier van justitie, van oordeel dat daarmee is aangetoond dat de opgeëiste persoon ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven.
Aan de eerste voorwaarde is dus voldaan.
Tweede voorwaarde
Tot slot moet de rechtbank toetsen of ook is voldaan aan de tweede voorwaarde voor gelijkstelling met een Nederlander. Dat zal moeten gebeuren aan de hand van een verklaring van de IND over de verwachting of de opgeëiste persoon al dan niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel.
Gelet op de inhoud van de brief van de IND van 13 juni 2022 is ook aan deze voorwaarde voldaan. Daarin wordt namelijk de verwachting uitgesproken dat de opgeëiste persoon niet zijn verblijfsrecht verliest ten gevolge van de in Polen aan hem opgelegde straf.
De rechtbank concludeert op grond van het vorenstaande dat de opgeëiste persoon kan worden gelijkgesteld met een Nederlander.
5.2
Strafovername
Op grond van artikel 6a OLW kan de overlevering, indien sprake is van gelijkstelling met een Nederlander, worden geweigerd, als de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van de straf kan worden overgenomen.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
Standpunten ter zitting
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de overlevering te weigeren onder overname van de opgelegde vrijheidsstraf.
Ook de officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgelegde vrijheidsstraf moet worden overgenomen. De omstandigheid dat het feit waarvoor de opgeëiste persoon in Polen is veroordeeld in Nederland niet strafbaar is, staat daaraan niet in de weg. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat een kaderbesluitconforme interpretatie van artikel 7 OLW met zich brengt dat wanneer een straf is opgelegd die niet als dubbel strafbaar kan worden aangemerkt, deze straf wel kan worden overgenomen bij weigering van de overlevering op grond van artikel 6a OLW. [2] Net als in genoemde zaak, is in dit geval de overname van de straf in het belang van de opgeëiste persoon, zodat zijn sociale re-integratie in Nederland kan plaatsvinden. Daarnaast heeft een weigering van de overlevering op grond van artikel 7, eerste lid, OLW tot gevolg dat hij het risico loopt om in een andere lidstaat te worden aangehouden naar aanleiding van de Poolse signalering wanneer hij gebruik maakt van zijn recht op vrij verkeer binnen de EU. Hij zal, bij de huidige stand van zaken, in die andere lidstaat dan geen gelijkstellingsverweer kunnen voeren en mogelijk alsnog worden overgeleverd aan Polen, aldus de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.
De rechtbank heeft in punt 4 vastgesteld dat het feit naar Nederlands recht niet strafbaar is. Zij ziet echter aanleiding om, ondanks het ontbreken van de dubbele strafbaarheid, de weigeringsgrond van artikel 7, eerste lid, OLW niet toe te passen en ook de tenuitvoerlegging van die straf over te nemen. Het feit heeft weliswaar met name aanknopingspunten met de Poolse rechtsorde, want is begaan in Polen, door een Poolse onderdaan tegen kinderen met de Poolse nationaliteit, maar daar staat tegenover dat er ook aanknopingspunten zijn met de Nederlandse rechtsorde, aangezien de opgeëiste persoon kan worden gelijkgesteld met een Nederlander. De rechtbank acht het met de officier van justitie en de raadsman in het belang van de opgeëiste persoon om zijn sociale re-integratie in Nederland te laten plaatsvinden, nu vastgesteld is dat hij duurzaam verblijf heeft in Nederland. Een weigering van de overlevering op grond van artikel 7, eerste lid, OLW betekent immers niet dat de opgeëiste persoon de hem opgelegde straf niet meer zou hoeven te ondergaan. Zolang die vrijheidsstraf naar het recht van Polen voor tenuitvoerlegging vatbaar is, zou - bij weigering van de overlevering op grond van artikel 7, eerste lid, OLW - de opgeëiste persoon, wanneer hij gebruik maakt van zijn vrije verkeersrechten, rekening moeten houden met de mogelijkheid van overlevering ter tenuitvoerlegging van die straf vanuit een andere lidstaat. Een dergelijke overlevering en de daarop volgende tenuitvoerlegging in Polen zouden de met de tenuitvoerlegging in Nederland nagestreefde sociale re-integratie kunnen doorkruisen.
Het oordeel dat het ontbreken van dubbele strafbaarheid in dit geval in de weg zou kunnen staan aan overname van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf en dus – gelet op artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW jo. artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, WETS - aan de tenuitvoerlegging van die straf in Nederland, zou de nagestreefde sociale re-integratie van de opgeëiste persoon evenzeer kunnen doorkruisen.
De opgelegde sanctie is naar haar aard niet onverenigbaar met Nederlands recht ex artikel 6a, vierde lid, OLW. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, vierde en vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Zij is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In dit geval ziet de rechtbank, gelet op het voorgaande, geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevelen.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6a van toepassing is en de rechtbank geen aanleiding ziet om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond, dient de overlevering te worden geweigerd.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6a en 7 OLW.

9.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Łódź(Polen).
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3 bedoelde vrijheidsstraf in Nederland.
HEFT OPde overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon].
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf.
Aldus gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en D. Hein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 7 juli 2022.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.