Op 8 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Regionale Rechtbank Jelenia Góra in Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 11 april 2022 en betreft een vrijheidsstraf van twee jaar en vier maanden, opgelegd aan de opgeëiste persoon voor feiten die zijn omschreven in het EAB. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de procedure behandeld op een openbare zitting op 25 mei 2022, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk.
De verdediging voerde aan dat de overlevering geweigerd moest worden op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), omdat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de zitting die leidde tot het vonnis in Polen. De officier van justitie betoogde echter dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure en dat zijn verdedigingsrechten niet geschonden waren. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen, er voldoende informatie was die aantoonde dat hij op de hoogte was van de strafrechtelijke procedure en dat hij niet onzorgvuldig was geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid.
De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren die aan de overlevering in de weg stonden. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij zij ook opmerkte dat er geen gewoon rechtsmiddel openstond tegen deze uitspraak. De beslissing is genomen in het kader van de internationale rechtsbijstand en de samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie.