In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 17 augustus 2022, wordt het beroep van eiser tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting behandeld. De naheffingsaanslag, opgelegd op 18 september 2015, is door de heffingsambtenaar op 6 juli 2022 vernietigd. Eiser had echter al eerder, op 22 april 2019, de heffingsambtenaar in gebreke gesteld wegens het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaar. Eiser heeft op 19 augustus 2021 beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat dit beroep onredelijk laat is ingediend, meer dan twee jaar na de ingebrekestelling. Hierdoor verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang.
Daarnaast heeft eiser verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat eiser geen recht heeft op deze schadevergoeding, omdat de rechtbank binnen 1,5 jaar na het instellen van het beroep uitspraak heeft gedaan. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en concludeert dat er geen aanleiding is om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten of het griffierecht te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.