ECLI:NL:RBAMS:2022:5199

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
13/144732-22 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot diefstal

Op 1 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Rechtbank Oneşti in Roemenië. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 17 juni 2022 en betreft een strafvonnis voor diefstal, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van 1 jaar moet ondergaan. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de relevantie van het EAB beoordeeld. De verdediging stelde dat het EAB onvoldoende feitelijk onderbouwd was en dat er onduidelijkheid bestond over de omstandigheden van de diefstal. De officier van justitie betoogde echter dat het EAB genoegzaam was en dat de overlevering kon worden toegestaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de vereisten van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsvrouw verworpen en geconcludeerd dat de detentiegarantie van de Roemeense autoriteiten voldoende is om te waarborgen dat de opgeëiste persoon niet zal worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij zij zich baseerde op de informatie uit het EAB en de verstrekte garanties van de Roemeense autoriteiten. De uitspraak is gedaan in het kader van de internationale rechtsbijstand en de samenwerking binnen de Europese Unie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/144732-22 (EAB I)
RK nummer: 22/3186
Datum uitspraak: 1 september 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 17 juni 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 26 januari 2022 door de Rechtbank Oneşti (Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 18 augustus 2022, gelijktijdig met een vordering tot het in behandeling nemen van een ander EAB (hierna: EAB II), met parketnummer 13/144755-22. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Petrescu, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een strafvonnis nr. 241 van 06.04.2021 van de Rechtbank Oneşti, onherroepelijk bij strafbeschikking nr. 662/08.10.221 van het Gerechtshof Bacău, referentie: dossier nr. 4590/270/2019.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog 1 jaar met aftrek van de detentieperiode van 24 uur. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde strafbeschikking.
Deze strafbeschikking betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Uit de aanvullende informatie van 19 juli 2022 blijkt dat de opgeëiste persoon zowel in eerste aanleg als in hoger beroep in persoon aanwezig was. De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond genoemd in artikel 12 OLW niet van toepassing is.

5.Genoegzaamheid

Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de behandeling van de zaak aangehouden moet worden, omdat het EAB onvoldoende feitelijk is onderbouwd. Uit het EAB blijkt niet dat sprake was van diefstal onder verzwarende omstandigheden, namelijk in de nacht, zoals vereist wordt door het Roemeense strafrecht. Onduidelijk is of het feit zich in de nacht heeft afgespeeld. Verder is – naast de strafzaken waarop dit EAB en EAB II betrekking hebben – nog een derde strafzaak in Roemenië aanhangig, waardoor de opgelegde straffen waarnaar in dit EAB en EAB II verwezen wordt nog niet onherroepelijk zijn. Dit betekent dat onduidelijk is of het nu gaat om een overleveringsverzoek ter fine van nadere vervolging of ter executie van de eerder aan de opgeëiste persoon opgelegde straf. Om die reden moet de overlevering primair worden geweigerd. Subsidiair dient de behandeling van de zaak aangehouden te worden om vragen te stellen aan de Roemeense autoriteiten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB genoegzaam is en heeft daarbij verwezen naar de informatie uit het EAB, waarin vermeld staat dat het vonnis onherroepelijk is. Als er nog een derde strafprocedure loopt in Roemenië, geldt dat de overlevering daarvoor niet wordt gevraagd. Op basis van de nu voorliggende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit wordt de overlevering verzocht voor een voor tenuitvoerlegging vatbare rechterlijke uitspraak.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
In het EAB onder e) staat vermeld dat de opgeëiste persoon is veroordeeld voor (zware) diefstal van vier kalveren door twee of meer verenigde personen. De feitsomschrijving is daarbij voldoende duidelijk voor de hiervoor genoemde doeleinden. Of er al dan niet sprake was van verzwarende omstandigheden, is niet aan deze rechtbank om te beoordelen. Van onduidelijkheid met betrekking tot het tijdstip waarop het feit zou zijn begaan is bovendien niet gebleken, reeds omdat in de omschrijving is vermeld dat de kalveren rond 22.00 uur zijn weggenomen, waarna nog een (gedetailleerd beschreven) achtervolging heeft plaatsgevonden.
De rechtbank volgt tot slot de raadsvrouw niet in haar betoog met betrekking tot de derde strafzaak die in Roemenië zou lopen. In dit EAB onder b) staat vermeld dat de strafbeschikking onherroepelijk is en dat er een bevel tot uitvoering van de daarbij opgelegde gevangenisstraf is uitgevaardigd. De rechtbank vertrouwt op de juistheid van deze informatie. Dat mogelijk nog een derde strafzaak in Roemenië aanhangig is, maakt dit niet anders. De rechtbank heeft ook geen aanleiding te veronderstellen dat het specialiteitsbeginsel in Roemenië niet in acht zou worden genomen. De rechtbank ziet dus ook geen aanleiding om hierover nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit en wijst het verzoek van de raadsvrouw af.

6.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer voldaan is aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

7.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte detentiegarantie onvoldoende is om het algemene gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon in een Roemeense detentie-instelling weg te nemen. De opgeëiste persoon zal na zijn overlevering worden geplaatst in de zwaarbeveiligde gevangenis Iasi waar sprake is van overbevolking. De raadsvrouw heeft ter onderbouwing verwezen naar verschillende nieuwsartikelen en een rapport uit 2021 van de Roemeense Nationale Ombudsman. In de door de Roemenen afgegeven garantie staat weliswaar vermeld hoeveel vierkante meters de kamers hebben, maar er wordt niet vermeld hoeveel personen in de kamers verblijven. De overlevering moet dan ook worden geweigerd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan nu de detentiegarantie het algemene gevaar voor de opgeëiste persoon wegneemt. Volgens vaste jurisprudentie hoeft niet gekeken te worden naar waar de opgeëiste persoon zijn gehele detentieperiode komt te zitten. De
Bucharest Rahovagevangenis – waar de opgeëiste persoon de eerste 21 dagen wordt geplaatst – levert geen individueel gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling op voor de opgeëiste persoon nu daar 3 vierkante meter is gegarandeerd. Om die reden kan de overlevering al worden toegestaan. Verder geldt dat de afgegeven detentiegarantie verder gaat dan volgens vaste jurisprudentie vereist is. Gegarandeerd wordt immers dat de opgeëiste persoon gedurende zijn gehele detentieperiode zal kunnen beschikken over 3 vierkante meter
individual space.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft in eerdere zaken al geoordeeld dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, waaronder met name de overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). [1]
Het meest recente rapport van
the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(hierna: de CPT) van 14 april 2022, naar aanleiding van een bezoek aan penitentiaire inrichtingen in Roemenië van 10 tot 21 mei 2021 (CPT/Inf (2022)06), brengt geen verandering in het eerder door de rechtbank aangenomen algemene gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling zoals hiervoor genoemd.
In deze zaak heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit een brief verstrekt van
[persoon], General director of the National Administration of Penitentiarie,op 12 juli 2022. In deze brief is onder meer het volgende meegedeeld:

Taking into account your address communicated in the file no. 278/2021/4590/270/2019 dated on 07.07.2022, referring to the request of the Dutch authorities, with regard to the detention conditions from which the person [opgeëiste persoon] (date of birth: [geboortedag] 1980, residing in [plaats] , convicted to a sentence of 1-year imprisonment) is to benefit, in the event of his surrender to the Romanian authorities, we inform you of the following:
ln case the person deprived of liberty will be handed over to the Romanian Authorities at the Henri Coandă Bucharest Airport, he will be initially detained in the Rahova Penitentiary of Bucharest in order to carry out the quarantine period with a duration of 21 days, in a room that it will ensure him a minimum space of 3 sqm. […]
Taking into account the amount of the punishment, most probably he will initially serve the custodial sentence in open regime, At the same time, taking into account the person’s home place, at the beginning, he will serve the custodial sentence in the sentence in the laşi Penitentiary. […]
The national Administration of Penitentiaires cannot anticipate the number of persons deprived of their liberty accommodated in a detention room, because at the level of the system, during the service of the custodial sentence there is a permanent dynamic of the number of inmates, and there may arise situations that cannot be anticipated by the administrations of the detention places or by our institution. The number of persons deprived of their liberty kept in a detention room, for whom guarantees have been formulated, will be optimal for the observance of a minimum individual space of 3 square meters during the entire period of the sentence service including bed and related furniture. […]
Taking into account the perspective of implementing the measures included in - ''The action plan for the period 2020 - 2025, drawn up with a view to the implementation of the pilot judgment in the case of Rezmives and others against Romania, as well as the judgments delivered in the group of cases Bragadireanu against Romania ", as well as the number of detainees currently detained by the National Administration of Penitentiaries, as a result of the criminal policies adopted by the Romanian state, the National Administration of Penitentiaries a minimum individual space of 3 square meters for the entirety of his detention, including his bed and related furniture, but excluding the designated bathroom area.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er, gelet op deze verstrekte garantie, geen reëel gevaar dat de opgeëiste persoon in de uitvaardigende lidstaat zal worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling. Daarmee is het gevaar voor schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten voor de Europese Unie voor de opgeëiste persoon weggenomen. De garantie is specifiek ten aanzien van de opgeëiste persoon afgegeven en daarin is expliciet aangegeven onder welk regime en in welke gevangenis hij hoogstwaarschijnlijk zal worden gedetineerd, ook na de eerste quarantaine periode van 21 dagen. De nieuwsberichten en het Ombudsman-rapport waar de raadsvrouw naar heeft verwezen, doen daaraan niet af. Met de verstrekte garantie is immers gegarandeerd dat de opgeëiste persoon in deze detentie-instellingen de beschikking zal hebben over een individuele celruimte van minimaal 3m2, waarbij de sanitaire voorzieningen niet zijn inbegrepen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om nadere informatie op te vragen. Gelet op het voorgaande staat artikel 11 OLW niet in de weg aan het toestaan van de overlevering van de opgeëiste persoon.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht, 2, 5 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank Oneşti (Roemenië) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 september 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.O.a. rechtbank Amsterdam 5 april 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:1995) en rechtbank Amsterdam 28 april 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:2630)