ECLI:NL:RBAMS:2022:5188

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
13/135011-22 (EAB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met gelijktijdige tenuitvoerlegging van vrijheidsstraf in Nederland

Op 1 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse burger op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De rechtbank heeft de vordering tot overlevering afgewezen, waarbij zij zich baseerde op de weigeringsgrond van artikel 6a van de Overleveringswet (OLW). De opgeëiste persoon, geboren in Polen, had ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland en de rechtbank oordeelde dat hij niet zijn recht van verblijf zou verliezen door de opgelegde straf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de opgeëiste persoon in Polen was veroordeeld, naar Nederlands recht niet strafbaar zijn, maar besloot desondanks de overlevering te weigeren. Dit was in het belang van de sociale re-integratie van de opgeëiste persoon in Nederland. De rechtbank heeft gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf van 7 maanden en 28 dagen in Nederland bevolen, evenals de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van deze straf. De uitspraak is gedaan in het kader van de internationale rechtsbijstand en de rechtbank heeft de relevante artikelen van de OLW toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/135011-22 (EAB II)
RK nummer: 22/2896
Datum uitspraak: 1 september 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 1 juni 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 mei 2022 door
the Circuit Court of Zielona Góra(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1968,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Tussenuitspraak 14 juli 2022
In de tussenuitspraak van 14 juli 2022 is het procesverloop beschreven van de zitting op 30 juni 2022. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Bij tussenuitspraak van 14 juli 2022 is het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een verklaring van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) op te laten vragen over de verwachting of de opgeëiste persoon al dan niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest.
Zitting 18 augustus 2022
De behandeling van het verzoek tot overlevering is op de openbare zitting van 18 augustus 2022 hervat in de stand waarin het zich bevond op het tijdstip van de heropening en schorsing van 14 juli 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, op 21 augustus 2022 is verstreken. Dat betekent dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor de (schorsing van de) gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 14 juli 2022

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 14 juli 2022 waarin zij (onder 3.) de grondslag en inhoud van het EAB en (onder 4.) de dubbele strafbaarheid heeft beoordeeld. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

Overlevering van een met een Nederlander gelijk te stellen vreemdeling kan ingevolge artikel
6a. eerste en negende lid OLW worden geweigerd wanneer deze is verzocht ten behoeve van
de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de
rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet ingevolge artikel
6a. negende lid, van de OLW zijn voldaan aan twee vereisten, te weten:
1. de opgeëiste persoon heeft ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig verbleven in
Nederland als bedoeld in artikel 8. onder a tot en met e en 1. Vreemdelingenwet 2000;
2. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van
verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel.
Eerste voorwaarde
De rechtbank verwijst ten aanzien van de eerste voorwaarde van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW naar haar tussenuitspraak (onder 5.). De rechtbank is in de tussenuitspraak tot het oordeel gekomen dat de opgeëiste persoon voldoet aan de eerste voorwaarde om gelijk gesteld te worden met een Nederlander. De overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de eerste voorwaarde dient hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Tweede voorwaarde
De rechtbank constateert thans, met de raadsman en de officier van justitie, dat vervolgens ook voldaan is aan de tweede voorwaarde om met een Nederlander te kunnen worden gelijkgesteld.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
Zoals de rechtbank eerder heeft geoordeeld op 18 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:6776), stelt zij ook ten aanzien van dit EAB vast dat de feiten waarvoor de opgeëiste persoon op grond van het in de tussenuitspraak genoemde Poolse vonnis is veroordeeld, naar Nederlands recht niet strafbaar zijn. Zij ziet echter aanleiding om, ondanks het ontbreken van dubbele strafbaarheid, de weigeringsgrond van artikel 7, eerste lid, OLW niet toe te passen ten aanzien van de feiten waarvoor bij het vonnis een vrijheidsstraf is opgelegd en om ook de tenuitvoerlegging van die straf over te nemen. De rechtbank overweegt dat het in het belang van de opgeëiste persoon is om zijn sociale re-integratie in Nederland te laten plaatsvinden, nu vastgesteld is dat hij duurzaam verblijf heeft in Nederland. Een weigering van de overlevering voor het vonnis op grond van artikel 7, eerste lid, OLW betekent immers niet dat de opgeëiste persoon de bij dat vonnis opgelegde straf niet meer zou hoeven te ondergaan. Zolang die vrijheidsstraf naar het recht van Polen voor tenuitvoerlegging vatbaar is, zou bij weigering van de overlevering op grond van artikel 7, eerste lid, OLW de opgeëiste persoon, wanneer hij gebruik maakt van zijn vrije verkeersrechten, rekening moeten houden met de mogelijkheid van overlevering ter tenuitvoerlegging van die straf vanuit een andere lidstaat. Een dergelijke overlevering en de daarop volgende tenuitvoerlegging in Polen zouden de met de tenuitvoerlegging in Nederland nagestreefde sociale re-integratie kunnen doorkruisen. Het oordeel dat het ontbreken van dubbele strafbaarheid in dit geval in de weg zou moeten staan aan overname van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf en dus – gelet op artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW jo. artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS) - aan de tenuitvoerlegging van die straf in Nederland, zou de nagestreefde sociale re-integratie evenzeer kunnen doorkruisen.
De opgelegde sancties zijn naar hun aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, vierde en vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Zij is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In dit geval ziet zij geen aanleiding om van die bevoegdheid af te zien.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevelen tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
Ononderbroken rechtmatig verblijf
Ten slotte overweegt de rechtbank meer in algemene zin ten aanzien van de eerste voorwaarde bij een beroep op een gelijkstelling als volgt.
Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de officier van justitie haar standpunt herhaald dat bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het verblijf van economisch niet actieve unieburgers ten aanzien van het middelenvereiste
een hogernormbedrag geldt dan voor economisch actieve burgers.
Met de officier van justitie ziet de rechtbank aanleiding het in de tussenuitspraak geformuleerde onderscheid in normbedragen voor economisch actieve en economisch niet actieve unieburgers te nuanceren, in die zin dat voor economisch niet actieve unieburgers inderdaad een ander (hoger) normbedrag geldt. De rechtbank verwijst hiervoor naar een uitspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2019:2502).
In dit geval leidt dit niet tot een andere uitkomst. De opgeëiste persoon kreeg vanaf 2020 een duurzaam verblijfsrecht op basis van artikel 17 de Verblijfsrichtlijn, in verband met zijn volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid vanaf dat moment.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is, dient de overlevering te worden geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6a en 7 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court of Zielona Góra(Polen) voor het feit zoals die is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf van 7 maanden en 28 dagen in Nederland.
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Dit bevel is apart opgemaakt.
Aldus gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, ` voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 september 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.