3.1Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van vonnissen terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de processen die tot die beslissingen hebben geleid.
In het EAB staat het volgende vermeld:
The sentenced person was served with the notification of the judicial trial term in a substituted mode, referred to in art. 133 of the code of criminal procedure, to the address for correspondence indicated by the sentenced person. In the notification there was an information on the judicial trial term and place, together with the notification he was served with the instructions on the rights and obligations to which he is entitled in the proceedings among others on the contents of art. 422 of the code of criminal procedure.
Met betrekking tot vonnis 1 berichtten de Poolse autoriteiten op 5 juli 2022:
I confirm that [opgeëiste persoon] indicated his address of residence during the interrogation in the preparatory proceedings: (and so the pretrial one) in the present criminal case of reference symbol of files 1I K 261/21.
I confirm that [opgeëiste persoon] received and signed the instructions on the obligation to inform the Polish authorities, competent for conducting the criminal in proceedings in the present case, on the changes of the address of residence and consequences, of failure to comply with this obligation in the present criminal proceedings conducted against him in the District Court in Myślibórz in the case II K 261/21.
Met betrekking tot vonnis 2 berichtten de Poolse autoriteiten op 1 juli 2022:
I confirm that [opgeëiste persoon]
indicated in personhis address of residence in the preparatory proceedings (and so the pretrial one) in the present criminal case of reference symbol of files II K 121/21.
I confirm that [opgeëiste persoon]
received and signed the instructionson the obligation to inform the Polish authorities, competent for conducting the criminal proceedings in the present case, on the changes of the address of residence and consequences of failure to comply with this obligation in the present criminal proceedings conducted against him in the District Court in Myslibórz in the case II K 121/21.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering op grond van dit artikel dient te worden geweigerd. Het is niet ondubbelzinnig komen vast te staan dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de zittingen. Hij heeft verklaard geen oproeping te hebben ontvangen. Dit, terwijl hij wel zijn adres heeft opgegeven.
Ten aanzien van vonnis 2 komt daar nog bij dat het vonnis volgens het EAB is gewezen op 20 juli 2021, terwijl volgens aanvullende informatie van 1 juli 2022 de zitting in die zaak op 8 juni 2021 heeft plaatsgevonden. Als in Polen een verdachte niet verschijnt op de zitting, wordt meteen uitspraak gedaan, zoals ook te zien is in vonnis 1. De raadsman heeft geconcludeerd dat door de onduidelijkheden rondom de data onvoldoende zeker is dat de opgeëiste persoon op deugdelijke wijze is opgeroepen.
De opgeëiste persoon heeft aangevuld dat hij niet is opgeroepen voor een zitting op 8 juni 2021. Hij zou dan zeker zijn verschenen, want hij beschikte over stukken om zijn onschuld aan te tonen.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de stelling dat in geval van verstek in Polen meteen op de zitting uitspraak wordt gedaan, onjuist is. De ene zaak is ingewikkelder dan de andere en zodoende zal niet altijd op dezelfde dag uitspraak worden gedaan. Verder is gebleken dat de opgeëiste persoon zijn verdediging heeft kunnen voeren. Uit aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon in beide gevallen tijdens verhoor zijn adres heeft opgegeven en heeft getekend voor ontvangst van de mededeling dat hij adreswijzigingen moest doorgeven en dat de zaak ook zonder zijn aanwezigheid zou kunnen worden afgedaan. Dat hij de zittingen uiteindelijk niet heeft bijgewoond, is dan ook te wijten aan de nalatigheid van de opgeëiste persoon, aldus de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van respectievelijk 1 en 5 juli 2022 blijkt dat de opgeëiste persoon in beide zaken tijdens politieverhoren zijn adres heeft opgegeven. Hij is er bij die gelegenheden op gewezen dat hij eventuele adreswijzigingen aan de autoriteiten moest doorgeven, zodat hij bereikbaar zou zijn voor oproepingen. Hij is bovendien gewezen op de consequenties, wanneer hij aan die verplichting niet zou voldoen. De opgeëiste persoon heeft in beide gevallen getekend voor ontvangst van die instructies.
De rechtbank stelt vast dat geen van de gronden als bedoeld in artikel 12 sub a tot en met c zich voor doet zodat de overlevering op grond van artikel 12 kan worden geweigerd. De rechtbank ziet echter gronden om van die weigering af te zien.
Uit het voorgaande volgt immers dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de feiten waarvan hij werd verdacht, alsmede van de omstandigheid dat strafrechtelijke procedures tegen hem liepen en dat hij, als hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij de processen, op zijn minst genomen onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. Gelet op deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding af te zien van haar bevoegdheid de overlevering te weigeren, omdat de overlevering naar haar oordeel geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert.