ECLI:NL:RBAMS:2022:5070

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
13/116370-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot schending van het recht op een eerlijk proces

Op 28 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld, die was ingediend door de officier van justitie op 12 mei 2022. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1995 en gedetineerd in Nederland, was niet in staat om tijdens de zittingen aanwezig te zijn vanwege personeelsgebrek. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst en hervat op 14 juli 2022, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist was en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld, dat betrekking had op vrijheidsstraffen opgelegd door de District Court in Myślibórz. De verdediging heeft aangevoerd dat de overlevering geweigerd moest worden omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de zittingen. De officier van justitie heeft echter betoogd dat de opgeëiste persoon zijn adres had opgegeven en op de hoogte was van de procedures.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen gronden waren om de overlevering te weigeren op basis van artikel 12 OLW. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de feiten en dat hij nalatig was in het doorgeven van zijn adreswijzigingen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen individueel gevaar van schending van het recht op een eerlijk proces was aangetoond. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen en er geen weigeringsgronden waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/116370-22
RK nummer: 22/2523
Datum uitspraak: 28 juli 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 12 mei 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 april 2022 door
the Regional Court in Szczecin(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 7 juli 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht.
Omdat de opgeëiste persoon vanwege personeelsgebrek niet in de zittingszaal kon worden gebracht, heeft de rechtbank het onderzoek geschorst tot de zitting van 14 juli 2022.
De rechtbank heeft het onderzoek hervat op de openbare zitting van 14 juli 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht, en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van:
the final and binding judgement of the District Court in Myślibórz of the 6th July 2021, reference II K 261/21 (hierna: vonnis 1);
the final and binding judgement of the District Court in Myślibórz of the 20th July 2021, reference II K 121/21 (hierna: vonnis 2).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen voor de duur van:
jaar, opgelegd bij vonnis 1,
9 maanden, opgelegd bij vonnis 2,
door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde vonnissen.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van vonnissen terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de processen die tot die beslissingen hebben geleid.
In het EAB staat het volgende vermeld:
The sentenced person was served with the notification of the judicial trial term in a substituted mode, referred to in art. 133 of the code of criminal procedure, to the address for correspondence indicated by the sentenced person. In the notification there was an information on the judicial trial term and place, together with the notification he was served with the instructions on the rights and obligations to which he is entitled in the proceedings among others on the contents of art. 422 of the code of criminal procedure.
Met betrekking tot vonnis 1 berichtten de Poolse autoriteiten op 5 juli 2022:
I confirm that [opgeëiste persoon] indicated his address of residence during the interrogation in the preparatory proceedings: (and so the pretrial one) in the present criminal case of reference symbol of files 1I K 261/21.
I confirm that [opgeëiste persoon] received and signed the instructions on the obligation to inform the Polish authorities, competent for conducting the criminal in proceedings in the present case, on the changes of the address of residence and consequences, of failure to comply with this obligation in the present criminal proceedings conducted against him in the District Court in Myślibórz in the case II K 261/21.
Met betrekking tot vonnis 2 berichtten de Poolse autoriteiten op 1 juli 2022:
I confirm that [opgeëiste persoon]
indicated in personhis address of residence in the preparatory proceedings (and so the pretrial one) in the present criminal case of reference symbol of files II K 121/21.
I confirm that [opgeëiste persoon]
received and signed the instructionson the obligation to inform the Polish authorities, competent for conducting the criminal proceedings in the present case, on the changes of the address of residence and consequences of failure to comply with this obligation in the present criminal proceedings conducted against him in the District Court in Myslibórz in the case II K 121/21.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering op grond van dit artikel dient te worden geweigerd. Het is niet ondubbelzinnig komen vast te staan dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de zittingen. Hij heeft verklaard geen oproeping te hebben ontvangen. Dit, terwijl hij wel zijn adres heeft opgegeven.
Ten aanzien van vonnis 2 komt daar nog bij dat het vonnis volgens het EAB is gewezen op 20 juli 2021, terwijl volgens aanvullende informatie van 1 juli 2022 de zitting in die zaak op 8 juni 2021 heeft plaatsgevonden. Als in Polen een verdachte niet verschijnt op de zitting, wordt meteen uitspraak gedaan, zoals ook te zien is in vonnis 1. De raadsman heeft geconcludeerd dat door de onduidelijkheden rondom de data onvoldoende zeker is dat de opgeëiste persoon op deugdelijke wijze is opgeroepen.
De opgeëiste persoon heeft aangevuld dat hij niet is opgeroepen voor een zitting op 8 juni 2021. Hij zou dan zeker zijn verschenen, want hij beschikte over stukken om zijn onschuld aan te tonen.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de stelling dat in geval van verstek in Polen meteen op de zitting uitspraak wordt gedaan, onjuist is. De ene zaak is ingewikkelder dan de andere en zodoende zal niet altijd op dezelfde dag uitspraak worden gedaan. Verder is gebleken dat de opgeëiste persoon zijn verdediging heeft kunnen voeren. Uit aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon in beide gevallen tijdens verhoor zijn adres heeft opgegeven en heeft getekend voor ontvangst van de mededeling dat hij adreswijzigingen moest doorgeven en dat de zaak ook zonder zijn aanwezigheid zou kunnen worden afgedaan. Dat hij de zittingen uiteindelijk niet heeft bijgewoond, is dan ook te wijten aan de nalatigheid van de opgeëiste persoon, aldus de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van respectievelijk 1 en 5 juli 2022 blijkt dat de opgeëiste persoon in beide zaken tijdens politieverhoren zijn adres heeft opgegeven. Hij is er bij die gelegenheden op gewezen dat hij eventuele adreswijzigingen aan de autoriteiten moest doorgeven, zodat hij bereikbaar zou zijn voor oproepingen. Hij is bovendien gewezen op de consequenties, wanneer hij aan die verplichting niet zou voldoen. De opgeëiste persoon heeft in beide gevallen getekend voor ontvangst van die instructies.
De rechtbank stelt vast dat geen van de gronden als bedoeld in artikel 12 sub a tot en met c zich voor doet zodat de overlevering op grond van artikel 12 kan worden geweigerd. De rechtbank ziet echter gronden om van die weigering af te zien.
Uit het voorgaande volgt immers dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de feiten waarvan hij werd verdacht, alsmede van de omstandigheid dat strafrechtelijke procedures tegen hem liepen en dat hij, als hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij de processen, op zijn minst genomen onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. Gelet op deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding af te zien van haar bevoegdheid de overlevering te weigeren, omdat de overlevering naar haar oordeel geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert.

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
  • belaging;
  • medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

5.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [1]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [2]

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47, 285b en 350 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van [opgeëiste persoon] aan
the Regional Court in Szczecin(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 juli 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.. Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
2.. Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (