ECLI:NL:RBAMS:2022:5030

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
26 augustus 2022
Zaaknummer
13/751595-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot de rechtsstaat in Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 juli 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regional Court in Piotrków Trybunalski, Polen. De vordering is ingediend door de officier van justitie en betreft een persoon die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of er een reëel gevaar bestaat voor schending van zijn grondrechten in Polen, gezien de huidige situatie van de rechtsstaat daar. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen individueel gevaar is voor schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon, ondanks de structurele problemen in de Poolse rechtsorde. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden zijn. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon, en is uitgesproken in een openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/7510595-16 (EAB II)
RK nummer: 16/6146
Datum uitspraak: 26 juli 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 23 augustus 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 mei 2016 door de
Regional Court in Piotrków Trybunalski(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1977,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 25 oktober 2016
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 25 oktober 2016. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn toenmalige raadsvrouw, mr. S. Splinter, advocaat te Rotterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de behandeling van de zaak voor onbepaalde tijd aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere informatie op te vragen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Zitting 19 april 2018
De behandeling is voortgezet op de zitting van 19 april 2018. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Malewicz, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal. De behandeling van de zaak is voor onbepaalde tijd aangehouden.
Zitting 19 maart 2019
De behandeling van de vordering is voortgezet op 19 maart 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon was niet aanwezig. Zijn raadsman heeft namens hem het woord gevoerd.
De behandeling van de vordering is voor bepaalde tijd aangehouden tot 9 mei 2019, in afwachting van antwoorden op gestelde vragen over rechterlijke instanties in Polen.
Zitting 9 mei 2019
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 9 mei 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie,
mr. R. Vorrink. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Tussenuitspraak 23 mei 2019
Bij tussenuitspraak van 23 mei 2019 is het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst in afwachting van de antwoorden op de in het licht van het in arrest
LM [1] geformuleerde toetsingskader gestelde vragen.
Zitting 17 augustus 2021
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 17 augustus 2021. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie,
mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon was niet aanwezig. Zijn raadsman heeft namens hem het woord gevoerd.
De behandeling van de zaak is voor onbepaalde tijd aangehouden.
Zitting 12 juli 2022
De behandeling van de vordering is, met instemming van partijen, in gewijzigde samenstelling voortgezet op de openbare zitting van 12 juli 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel, uitgevaardigd door de
District Court in Łódź-Śródmieście in Łódź(Polen) van 8 april 2015 (referentie: IV1 Kp 180/15)
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Pools recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 5, te weten:
Deelneming aan een criminele organisatie;
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon kan op grond van artikel 6, derde lid, OLW worden gelijkgesteld met een Nederlander. De rechtbank heeft vastgesteld dat hij ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000, dat hij in Nederland kan worden vervolgd voor de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen en dat ten aanzien van de opgeëiste persoon de verwachting bestaat dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel.
De overlevering van de opgeëiste persoon kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Regional Court of Piotrków Trybunalski, Criminal Department no. 3heeft op 30 juni 2021 de volgende garantie gegeven:
In response to your correspondence of 29 juni 2021 relating to [opgeëiste persoon], please be advised that under Article 607j §1 of the Criminal Procedure Code, the state which executes the warrant, in this case the Netherlands, can surrender the requested person provided the enforcement of a custodial sentence or detention order takes place in the same state.
In accordance with the above provision, in the present case, the Court in Poland will not initiate the enforcement proceedings with respect to [opgeëiste persoon].
§2 states that in the above case the competent court dealing with the case, immediately after the judicial decision becomes final, issues an order on a surrender to the relevant EU Member State for the purpose of execution of the sentence imposed or other detention order. A copy of the order shall be passed to the relevant judicial authority of the executing state.
Accordingly, pursuant to the above provision, where the requested person, [opgeëiste persoon], is to serve the custodial sentence imposed depends on the authority which makes a surrender decision in the Nederlands with respect to the above named.
In aanvulling daarop is op 16 augustus 2021 door de
Regional Court of Piotrków Trybunalski, Criminal Department no. 3het volgende medegedeeld:
In response to your correspondence of 13 august 2021 relating to [opgeëiste persoon], please be advices that under the provisions of the Criminal Procedure Code – Article 607j §1 Criminal Procedure Code, if the state executing the warrant makes a reservation that the custodial sentence be enforced in that state, then Poland will surrender the convicted person for the above sentence to be enforced in the state executing the warrant, which is the Netherlands in this case.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de hiervoor vermelde garanties voldoende.

6.Artikel 11 OLW: Poolse rechtsstaat

De raadsman heeft de rechtbank verzocht de behandeling van de zaak aan te houden, in afwachting van duidelijkheid over de rechters die de strafzaak van de opgeëiste persoon in Polen zullen behandelen. Zonder die informatie is het niet mogelijk aan te tonen dat in het individuele geval van de opgeëiste persoon een reëel gevaar bestaat op schending van artikel 47 Handvest.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen elementen zijn aangedragen door de raadsman waaruit blijkt dat ten aanzien van de opgeëiste persoon een reëel gevaar bestaat op schending van zijn grondrechten.
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat op schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [2]
In het kader van de tweede stap van die toets is het aan de opgeëiste persoon tegen wie een EAB is uitgevaardigd, om concrete gegevens aan te dragen waaruit blijkt dat de hiervoor bedoelde structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed kunnen hebben op de behandeling van zijn strafzaak.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden. Zelfs al zou er duidelijkheid komen over de vraag welke rechters de zaak van de opgeëiste persoon zouden behandelen, vormt het enkele feit dat dit mogelijk rechters zouden kunnen zijn die benoemd zijn door de Poolse Raad voor de Rechtspraak (zogeheten KRS-rechters) onvoldoende aanleiding om een schending van het grondrecht op een eerlijk proces aan te nemen. [3]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat – noch die doen vermoeden dat – die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld en bestaat er ook geen aanleiding om aanvullende gegevens op te vragen. [4]

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Regional Court in Piotrków Trybunalski(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.Aldus gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 juli 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, C-216/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:586 (
2.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
3.Zie het arrest van het Hof van Justitie EU van 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100, ov. 98.
4.. Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (