In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 juli 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regional Court in Wroclaw, Polen. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1985. De rechtbank heeft de zaak behandeld op openbare zittingen op 21 september 2021 en 12 juli 2022, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk in de Poolse taal. Tijdens de behandeling is vastgesteld dat de beslistermijn voor de overlevering was verstreken, maar dat er geen grondslag meer bestond voor de overleveringsdetentie.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen, feiten die onder de lijst van bijlage 1 van de Overleveringswet vallen. De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Circuit Court of Wroclaw is gegeven, waarin werd bevestigd dat de opgeëiste persoon na een eventuele veroordeling in Polen terug naar Nederland kan worden gestuurd om zijn straf uit te zitten.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat er geen individueel reëel gevaar bestaat voor schending van het recht op een eerlijk proces in Polen, ondanks de eerder vastgestelde structurele gebreken in de Poolse rechtsorde. Gezien het feit dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden zijn, heeft de rechtbank besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.