ECLI:NL:RBAMS:2022:4911

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2022
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5116
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging aanslag zuiveringsheffing bedrijven 2019 wegens niet voldoen aan kenbaarheidsvereiste NEN-normen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de heffingsambtenaar van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht en een meetbedrijf, eiseres, betreffende de aanslag zuiveringsheffing bedrijven over het belastingjaar 2019. De heffingsambtenaar had op 31 december 2020 een aanslag opgelegd van € 48.901,32, welke door eiseres werd betwist. Eiseres stelde dat de Verordening zuiveringsheffing Amstel Gooi en Vecht 2019 onverbindend was, omdat de NEN-normen, waarop de aanslag was gebaseerd, niet op de juiste wijze waren gepubliceerd. De rechtbank oordeelde dat de NEN-normen niet zodanig waren gepubliceerd dat zij voor iedereen toegankelijk waren, en dat er niet was voldaan aan de kenbaarheidseisen van de Waterschapswet. Hierdoor was de Verordening onverbindend voor zover deze betrekking had op de heffingsmaatstaf. De rechtbank vernietigde de bestreden uitspraak en verminderde de aanslag tot € 111,78. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/5116

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres] ,te Bergen op Zoom, eiseres
( [gemachtigde eiseres] ),
en

de heffingsambtenaar van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, verweerder

(gemachtigde: mr. A.J. van Griethuysen).

Procesverloop

Met een besluit van 31 december 2020 heeft de heffingsambtenaar aan [eiseres] een aanslag
zuiveringsheffing bedrijven over het belastingjaar 2019 opgelegd ter hoogte van
€ 48.901,32 (de aanslag).
Met een uitspraak op bezwaar van 9 september 2021 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
[eiseres] heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 juli 2022. [eiseres] heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en heffingstechnoloog [naam] .

Overwegingen

Achtergrond van deze zaak
1. De aanslag is aan [eiseres] opgelegd op grond van de Verordening zuiveringsheffing Amstel Gooi en Vecht 2019 (de Verordening). [eiseres] is een zogenaamd meetbedrijf voor de zuiveringsheffing bedrijven. Dit betekent dat [eiseres] jaarlijks een meetbeschikking ontvangt en op basis daarvan meting, bemonstering en analyse uitvoert of laat uitvoeren van de vervuilingseenheden die zij afvoert. De vervuilingseenheden gelden als heffingsgrondslag voor de aanslag zuiveringsheffing bedrijven. In Bijlage I bij de Verordening zijn voorschriften voor meting, bemonstering, analyse en berekening van de vervuilingseenheden opgenomen. Hierbij wordt onder andere verwezen naar NEN-norm 6600-1 en NEN- en ISO-norm 5667-3. NEN-norm 6600-1 heeft betrekking op de bemonstering, terwijl NEN- en ISO-norm 5667-3 ziet op de conservering van het genomen monster. De rechtbank zal deze normen hierna aanduiden als ‘de NEN-normen’.

Relevante regelgeving

2. Voor de relevante regelgeving verwijst de rechtbank naar de bijlage bij deze uitspraak die deel uitmaakt van de uitspraak.
Standpunten van partijen
3. [eiseres] voert aan dat de Verordening onverbindend is, omdat de NEN-normen waarnaar in Bijlage I bij de Verordening wordt verwezen niet op de voorgeschreven wijze zijn gepubliceerd. Volgens [eiseres] moet de aan haar opgelegde aanslag om deze reden vernietigd worden.
4. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat de Verordening niet onverbindend is en dat de aanslag terecht en tot een juiste hoogte is opgelegd. De heffingsambtenaar heeft hiervoor diverse argumenten naar voren gebracht die de rechtbank verderop in de uitspraak zal weergeven en bespreken.
Het oordeel van de rechtbank
5. In de artikelen 73 en 111 van de Waterschapswet worden eisen gesteld aan de kenbaarheid van de maatstaven waarnaar de zuiveringsheffing wordt geheven. De NEN-normen zijn essentieel voor het vaststellen van de heffingsmaatstaf. Dit betekent dat ook voor wat betreft de NEN-normen aan de kenbaarheidseisen van de artikelen 73 en 111 van de Waterschapswet moet zijn voldaan. Uit een arrest van de Hoge Raad van 7 juni 2019 [1] volgt dat aan de kenbaarheidseisen alleen is voldaan als de normen zodanig zijn gepubliceerd dat zij voor een ieder toegankelijk zijn, zowel in het jaar waarvoor de belasting is geheven als in de daarop volgende jaren, en de authenticiteit van die gepubliceerde normen buiten twijfel is. Uit dit arrest van de Hoge Raad volgt verder dat daar in ieder geval sprake van is als die normen bekend zijn gemaakt door terinzagelegging op de wijze die in artikel 73, derde lid, van de Waterschapswet is bepaald voor bijlagen of als in de belastingverordening wordt verwezen naar een in de Staatscourant gepubliceerde tekst van de NEN-normen en in de belastingverordening de correcte volledige titel van die tekst alsmede het publicatiejaar en nummer van de Staatscourant worden vermeld.
6. De rechtbank moet beoordelen of ten aanzien van de in Bijlage I bij de Verordening genoemde NEN-normen is voldaan aan de kenbaarheidseisen. De rechtbank stelt daarbij voorop dat het legaliteitsbeginsel in het belastingrecht een belangrijke rol speelt. Een belastingplichtige moet zelf aan de hand van de gepubliceerde wet- en regelgeving de omvang van zijn fiscale verplichtingen kunnen vaststellen. Dit betekent dat de hiervoor benodigde gegevens binnen een redelijke termijn en zonder overmatige inspanning te vinden en te raadplegen moeten zijn. [2]
7. Vast staat dat het algemeen bestuur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht op
28 november 2019 hetBesluit terinzagelegging NEN-normen in het Waterschapsblad 2019 heeft vastgesteld
.Dit besluit is op 3 december 2019 bekend gemaakt in het Waterschapsblad 2019, nr. 12634. In het besluit staat dat de normbladen, genoemd in Bijlage I worden gepubliceerd door terinzagelegging op het kantoor van het waterschap. Verder staat vast dat in de Verordening niet is vermeld dat de NEN-normen ter inzage liggen en dat in de Verordening niet wordt verwezen naar een in de Staatscourant gepubliceerde tekst van de NEN-normen. De heffingsambtenaar heeft dit ook erkend.
8. Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat de NEN-normen niet zodanig waren gepubliceerd dat zij voor een ieder toegankelijk waren. Er is dan ook niet voldaan aan de kenbaarheidseisen die volgen uit de artikelen 73 en 111 van de Waterschapswet en uit het arrest van de Hoge Raad van 7 juni 2019. Bekendmaking van een bijlage bij een verordening door middel van terinzagelegging is alleen mogelijk als dit in de verordening zelf is bepaald. Anders is het vinden en naleven van de gebruikte normen lastiger dan de wetgever voor ogen heeft gestaan. In dit geval is in de Verordening niet vermeld dat de NEN-normen ter inzage liggen.
9. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat uit het arrest van de Hoge Raad van 7 juni 2019 volgt dat van geval tot geval moet worden beoordeeld of aan de kenbaarheidseisen wordt voldaan. De heffingsambtenaar vindt dat in dit geval bij de beoordeling moet worden betrokken dat de inhoud van de NEN-normen tot in detail bij [eiseres] bekend is, omdat [eiseres] al jarenlang een meetbeschikking ontvangt en op basis daarvan bemonstering en analyse uitvoert of laat uitvoeren. Verder wijst de heffingsambtenaar erop dat Waternet zowel voorafgaande aan de meetbeschikking - onder andere bij de aanvraag en bij de voorlopige beschikking - als bij de uitvoering van het meten en bemonsteren veel informatie wordt verstrekt over de voorschriften en eisen aan de processtappen om tot de vervuilingseenheden te komen. Volgens de heffingsambtenaar zijn de NEN-normen verder altijd ter inzage geweest en al jaren ongewijzigd. Daarnaast heeft Waternet meermaals een bezoek gebracht aan [eiseres] voor controle van de metingen en bemonstering en het nemen van contra-expertisemonsters, waarbij alle ruimte was om vragen te stellen over de NEN-normen of onduidelijkheden aan de orde stellen. Verder wijst de heffingsambtenaar erop dat er 80 meetbedrijven zijn in het gehele verzorgingsgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht en dat er slechts twee meetbedrijven die zich in een procedure beroepen dat ten aanzien van de NEN-normen niet aan het kenbaarheidsverreiste is voldaan. Hieruit volgt volgens de heffingsambtenaar ook dat de NEN-normen bij de meetbedrijven bekend zijn.
10. Zoals de rechtbank al heeft geoordeeld in haar uitspraak van 16 juni 2021 [3] brengen deze argumenten van de heffingsambtenaar de rechtbank niet tot een ander oordeel. In het arrest van 7 juni 2019 heeft de Hoge Raad overwogen dat, als vaststaat dat de NEN-normen in de Staatscourant zijn gepubliceerd, maar het publicatiejaar en -nummer niet in de belastingverordening zijn vermeld, van geval tot geval moet worden beoordeeld of desalniettemin aan de kenbaarheidseisen is voldaan. De NEN-normen waar het hier om gaat zijn echter niet in de Staatscourant gepubliceerd. De ‘geval tot geval’-beoordeling is daarom hier niet aan de orde. Dat [eiseres] op de hoogte is van de inhoud van de NEN-normen en dat zij bij de verschillende bezoeken niet heeft aangegeven dat de NEN-normen niet kenbaar waren voor haar, is naar het oordeel van de rechtbank niet van belang voor de vraag of is voldaan aan de kenbaarheidseisen van de NEN-normen. Uit het legaliteitsbeginsel volgt immers dat de NEN-normen zodanig bekend moeten zijn gemaakt dat zij voor een ieder toegankelijk zijn. Ook moet de authenticiteit van de op elk moment geldende norm buiten twijfel zijn. Het gaat hierbij om een essentieel vereiste voor de vaststelling van een belastingverplichting, namelijk de publicatie van de toepasselijke normen. Als die publicatie, zoals in dit geval, ontbreekt of ontoereikend is, omdat in de verordening niet is vermeld dat de NEN-normen ter inzage liggen is dat een zodanig fundamenteel materieel gebrek in de regelgeving dat dit tot onverbindendheid van het desbetreffende onderdeel leidt.
11. Nu ten aanzien van de NEN-normen niet aan het kenbaarheidsvereiste is voldaan, is de Verordening onverbindend voor zover bij het bepalen van de heffingsmaatstaf de vervuilingswaarde van de bedrijfsafvalwaterstroom moet worden bepaald op de in Bijlage I voorgeschreven wijze van meten, bemonsteren en analyseren. De vervuilingswaarde van de huishoudelijke afvalwaterstroom wordt niet berekend met behulp van meting, bemonstering en analyse. Gelet op de niet betwiste berekening van [eiseres] leidt dit tot vermindering van de aanslag tot een bedrag van € 111,78.
12. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt de bestreden uitspraak en bepaalt dat de definitieve aanslag zuiveringsheffing bedrijven over het belastingjaar 2019 wordt verminderd tot € 111,78.
13. Omdat het beroep gegrond is, moet de heffingsambtenaar het betaalde griffierecht van € 360,- aan [eiseres] vergoeden.
14. De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar in de door [eiseres] gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.787,-
(1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 269,- en wegingsfactor 1; 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;
- vermindert de definitieve aanslag zuiveringsheffing bedrijven 2019 tot een bedrag van € 111,78;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 360,- aan [eiseres] te vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van [eiseres] tot een bedrag van
€ 1.787,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van
mr.R. Boerlage, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bijlage

Waterschapswet
Artikel 73
1. Besluiten van het waterschapsbestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer zij zijn bekendgemaakt in het waterschapsblad.
2. De uitgifte van het waterschapsblad geschiedt elektronisch op een algemeen toegankelijke wijze. Na de uitgifte blijft het waterschapsblad elektronisch op een algemeen toegankelijke wijze beschikbaar. Indien elektronische uitgifte geheel of gedeeltelijk onmogelijk is, voorziet het waterschapsbestuur in een vervangende uitgave. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden omtrent het bepaalde in de eerste en tweede volzin nadere regels gesteld.
3. In afwijking van het eerste lid kan een besluit als bedoeld in dat lid bepalen dat een bij het besluit behorende bijlage wordt bekendgemaakt door terinzagelegging.
4. Voor het inzien van een overeenkomstig het eerste lid bekendgemaakt besluit worden geen kosten in rekening gebracht.
5. Bij de bekendmaking van een besluit dat aan goedkeuring is onderworpen, wordt tevens de dagtekening vermeld van het besluit waarbij de goedkeuring is verleend of wordt mededeling gedaan van de omstandigheid dat ingevolge artikel 10:31, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht een besluit tot goedkeuring wordt geacht te zijn genomen.
Artikel 111
De belastingverordening vermeldt in de daartoe leidende gevallen de belastingplichtige, het voorwerp van de belasting, het belastbare feit, de heffingsmaatstaf, het tarief, het tijdstip van ingang van de heffing, en hetgeen overigens voor de heffing en de invordering van belang is, alsmede het tijdstip van inwerkingtreding.
Verordening Zuiveringsheffing Amstel, Gooi en Vecht 2019
Artikel 1
Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak inzake het zuiveren van afvalwater, wordt onder de naam zuiveringsheffing een directe belasting geheven ter zake van het direct of indirect afvoeren op een zuiveringtechnisch werk in beheer bij het waterschap.
Artikel 3
Bij deze verordening behoren de volgende bijlagen:
- Bijlage I: voorschriften voor meting, bemonstering, analyse en berekening;
- Bijlage II: tabel afvalwatercoëfficiënten, zoals opgenomen in artikel 122k, lid 3, van de Waterschapswet.
Artikel 9
1. Voor de heffing bedoeld in artikel 1 geldt als grondslag de hoeveelheid en de hoedanigheid van de stoffen die in een kalenderjaar worden afgevoerd.
2. Voor de heffing geldt als heffingsmaatstaf de vervuilingswaarde van de stoffen die in een kalenderjaar worden afgevoerd. De vervuilingswaarde wordt uitgedrukt in vervuilingseenheden.
3. Het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot zuurstofbindende stoffen wordt bepaald op basis van de som van het chemisch zuurstofverbruik en het zuurstofverbruik door omzetting van stikstofverbindingen, zoals voorgeschreven in Bijlage I van deze verordening. Eén vervuilingseenheid vertegenwoordigt met betrekking tot zuurstofbindende stoffen een verbruik in het heffingsjaar van 54,8 kilogram zuurstof.
4. Het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot de stoffen chroom, koper, lood, nikkel, zilver, zink, arseen, kwik, cadmium, chloride, sulfaat en fosfor wordt bepaald op basis van de afgevoerde gewichtshoeveelheden, zoals voorgeschreven in Bijlage I van deze verordening.
Bijlage I. Voorschriften voor meting, bemonstering, analyse en berekening
Paragraaf 3 Bemonstering
3.1
Algemeen, instelling en uitvoering van apparatuur
De bemonstering dient plaats te vinden met behulp van automatische monstername–apparatuur. De bemonstering geschiedt in overeenstemming met NEN 6600–1 (Water–Monsterneming–Deel 1: Afvalwater 2009), met dien verstande dat bemonstering door steekbemonstering niet is toegestaan, tenzij anders is bepaald door de ambtenaar belast met de heffing.
Paragraaf 4 Monsterbehandeling
4.1
Algemeen
De monsterbehandeling geschiedt in overeenstemming met NEN 6600-1 (Water-Monsterneming-Deel 1: Afvalwater 2009), en conform paragraaf 9 van NEN 6600-1 wordt direct na monsterneming geconserveerd volgens NEN-EN-ISO 5667-3.

Voetnoten

2.Zie de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 maart 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2429.