ECLI:NL:RBAMS:2022:4758
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting wegens onvoldoende bewijs van onmiddellijk in- en uitstappen
Op 18 januari 2022 heeft de heffingsambtenaar van Amsterdam aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit is door de heffingsambtenaar ongegrond verklaard bij besluit van 3 februari 2022. Hierop heeft eiser beroep ingesteld. De zitting vond plaats op 9 augustus 2022, waar eiser aanwezig was en de heffingsambtenaar vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De kern van de zaak was of eiser daadwerkelijk aan het parkeren was of dat er sprake was van onmiddellijk in- en uitstappen. De rechtbank overwoog dat het stilstaan van de auto op een plek waar betaald moet worden, in beginsel als parkeren wordt aangemerkt. De bewijslast voor de uitzondering van onmiddellijk in- en uitstappen ligt bij de eiser. De scanfoto's toonden geen bewijs van in- en uitstappen, en de rechtbank oordeelde dat de stelling van eiser niet voldoende onderbouwd was.
Eiser had ook aangevoerd dat hij handelingen verrichtte om weg te rijden, zoals het kiezen van de juiste versnelling en het instellen van de navigatie. De rechtbank oordeelde dat ook deze handelingen duiden op parkeren, en dat eiser niet had aangetoond dat er sprake was van onmiddellijk in- en uitstappen. Daarom was de naheffingsaanslag terecht opgelegd en was eiser parkeerbelasting verschuldigd. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor vergoeding van het griffierecht.